Sinds zijn hattrick tegen AA Gent kent iedereen zijn naam. Istvan Bakx, de Zeeuwse linkerspits van tweedeklasser KV Kortrijk, zei tien jaar geleden ‘neen’ tegen Club Brugge. Een portret.

Voetbal is zijn leven. Toen hij anderhalf jaar was, moest zijn moeder op het strand al een balletje met hem trappen aan de waterkant, terwijl haar vriendinnen rustig op hun badhanddoek konden blijven liggen. Het jongetje wou lange tijd niks anders dragen dan voetbalpakjes. “Tot mijn twaalfde droeg ik nooit een spijkerbroek.” Voor ons zit een jongen van ondertussen 22 jaar van wie de liefde voor het voetbal puur is gebleven. Tijdens het interview draagt hij een trainingsjack van de Argentijnse nationale ploeg van 1978 uit de retrocollectie van COPA Classic. De gedachte aan zijn eerste voetbaltas met een apart schoenenvak maakt hem blij.

Istvan Bakx groeide op in en rond een warm rijtjeshuis in Vlissingen. Om de hoek ligt de school waar uit veiligheidsoverwegingen alleen met een tennisbal gevoetbald mocht worden en aan de andere kant bevindt zich het pleintje waar hij met etnische vriendjes onvermoeibaar wedstrijdjes speelde. In die straat woont nog altijd de opa die hem destijds een euro per doelpunt voor Zeeland Sport betaalde. De man is inmiddels 75 en leeft voor de carrière van zijn voetballende kleinzoon. De andere opa, die langs vaderszijde, kon naar verluidt zelf aardig voetballen. Hij ging ermee door tot hij 45 was.

Alex Bakx, de vader van Istvan, is een zeeman die de wereld rondvaarde en nu op een sleepboot werkt in de haven van Rotterdam. Judith Bakx-Hovijn, de moeder van Istvan, is huisvrouw. Sofia Bakx, de twee jaar oudere zus, werkt op kantoor bij een havenbedrijf en woont op zichzelf.

De Kuip

Vlissingen ligt in een uithoek van Nederland, betaald voetbal wordt er in de provincie Zeeland niet gespeeld. Istvan was zes toen hij begon bij Zeeland Sport, naar Belgische begrippen een vierdeprovincialer. Hij was heel klein, een ventje van drie keer niks, volgens zijn vader. Maar hij was wel snel en behendig én hij had het spelletje heel goed door. Hij werd zelfs in een categorie hoger dan die van zijn leeftijd opgesteld. “Ik was toen puur links”, vertelt Istvan. “Mijn rechter was mijn chocoladebeen, dat diende gewoon om te lopen. Ik stond op links of op tien, dat vind ik ook wel leuk. Maar toen ik bij de senioren kwam, was ik nog altijd vrij klein en was het van: ga jij maar linksbuiten staan.”

Bij de Zeeuwse selectie onder tien jaar werd hij opgemerkt door Feyenoord, getest en aangetrokken. “Vier keer per week naar Rotterdam, anderhalf uur ver. In het begin reden de busjes nog niet en toen ging ik met vader met de auto of met mijn opa met de trein. Supertof. Een voorwedstrijdje in De Kuip voor 25.000 man en een toernooi tegen Dortmund, voor een kind is dat heel wat. Maar dan begint de school en raak je een beetje over je toeren. Het was te veel op die leeftijd. Mijn moeder maakte na een halfjaar de keus om te stoppen en ik stond er wel achter. Feyenoord zei toen: ‘Als je een beetje het niveau wil behouden, moet je bij RCS gaan.’

“In Nederland kun je in het jeugdvoetbal promoveren en degraderen. De jeugd van Racing Club Souburg speelde hoog. We troffen zelfs eerstedivisieclubs, Fortuna Sittard en zo.”

Via Hans Galjé, toenmalig jeugdcoördinator van Club Brugge, speelde hij in die tijd ook eens een oefenwedstrijdje met Club. “Het was tegen Anderlecht. We wonnen met 3-0. Ik scoorde één keer. Ik weet het nog goed: er stond Fristi op de shirtjes. Ik was een jaar of elf, twaalf. Ik kon naar Club Brugge, maar na die ervaring met Feyenoord deed ik het niet. In kilometers was Brugge minder ver dan Rotterdam, maar toen was de tunnel er nog niet ( onder de Westerschelde, nvdr). Je zat telkens twintig minuten op de boot ( de veerdienst tussen Vlissingen en Breskens, nvdr).”

Op zijn zestiende stond hij in het eerste van RCS, het niveau van de Belgische tweede provinciale afdeling. Het jaar erop vertrok hij naar VV Kloetinge, hoofdklasse amateurs, de derde klasse in België. “Het eerste seizoen daar was ik wat te licht voor het degradatievoetbal dat er gespeeld werd. Na de degradatie speelde ik alles en werden we kampioen. Ik scoorde veertien keer, wat veel is voor mij.”

En toen stond plots eredivisieclub Sparta Rotterdam op de stoep. Istvan Bakx was negentien en had net het diploma van sportopleider én zijn rijbewijs gehaald. “Ik kreeg een auto en een contract van 500 euro per maand. Ik begon goed bij de beloften en in oktober debuteerde ik al bij het eerste. Een halfuur tegen Heerenveen – met Huntelaar – en twintig minuutjes tegen Roda. Daarna volgde een dip en ging het nooit meer zoals ik wou dat het ging. Misschien legde ik mij een beetje te veel druk op, zo van: ‘Ik heb gedebuteerd, als ik wil doorbreken, moet ik nu bij de beloften iets extra’s laten zien.’ Misschien was het het rijden. Bij Kortrijk heb je nog eens lekker een dagje vrij tussendoor, daar had je het bijna nooit. Op een gegeven moment hing ik tussen het eerste en het tweede en was ik veertien dagen aan een stuk naar Rotterdam aan het rijden. Als het allemaal goed gaat, klaag je daar niet over. De jaren ervoor had ik altijd lekker mijn wedstrijden kunnen spelen, maar daar liep ik af en toe wel eens als een zandzak over het veld.”

Jong Sparta werd dat seizoen ongeslagen kampioen. Istvan Bakx kon voor twee jaar bijtekenen, maar kreeg niet de garantie dat hij met de A-kern zou kunnen trainen en tekende niet bij. Hij hervatte zijn studies en ging bij HSV Hoek weer lekker in de buurt voetballen. Die tijd verscheen er in het Nederlandse voetbaltijdschrift Voetbal International trouwens een indrukwekkende lijst van werkloze voetballers waar je als aspirant-profvoetballer niet vrolijk van werd. “Het is wel typerend voor mij dat ik altijd een beetje voor zekerheid heb gekozen. Misschien is dat ook niet altijd een voordeel. Ergens blind voor gaan, kan ook prachtig uitpakken.”

Oranje

Bij Hoek ging het weer beter. “Ik reed er met een vriend naartoe, we maakten plezier en ik vond er een beetje de oude Istvan terug die ik het laatste halfjaar bij Sparta niet meer gezien had.” Hij werd er verkozen tot Speler van het Jaar en speelde in de loop van het seizoen vijf wedstrijden voor het inmiddels opgedoekte Nederlandse amateurelftal. Bakx in Oranje!

FC Zwolle meldde zich, en Fortuna Sittard, en Waasland, maar hij bleef bij Hoek. Tot hij op vakantie in Mallorca werd gebeld door Eddy Mestdagh, hoofdscout van KV Kortrijk. De club, die als derde was geëindigd in de Belgische tweede klasse, boeide hem, en ook aan het korte gesprek met hoofdtrainer Hein Vanhaezebrouck hield hij een goed gevoel over. De uitlooptraining op maandag mocht hij in Vlissingen doen en ook over de financiële voorwaarden van een tweejarig contract raakten ze het snel eens. “Maar toen alles rond was, wou Sparta nog geld zien. Een opleidingsvergoeding. Ze hanteerden de regels, maar anderzijds vond ik het een beetje kinderachtig. Als ik nou hét talent van Nederland was geweest, had ik het wel kunnen begrijpen, maar in totaal speelde ik misschien 50 minuten in het eerste elftal. Ik zat bij de beloften, met een contract van 500 euro; ik reed er altijd naartoe, miste geen training, … Het was een domper, daar is wat gezeur rond geweest, ja. Ik geloof dat het Kortrijk uiteindelijk nog 10 à 12.000 euro extra kostte.”

KV Kortrijk bleek een uitstekende keuze. De ploeg staat op kop in tweede en lonkt na een 5-1-thuiszege tegen AA Gent naar de halve finales van de beker. Istvan Bakx scoorde al elf keer in de competitie en liet zich in de heenwedstrijd van de kwartfinales van de Cofidis Cup tegen AA Gent opmerken met een hattrick. Vooral sinds KVK voor een veldbezetting met drie spitsen opteert (3-4-3 of 4-3-3) komt Bakx steeds beter tot zijn recht. In het begin, toen hij ook nog wat conditionele achterstand weg te werken had, had hij het op de flank in een 3-5-2-opstelling soms lastig.

“Het is aardig meegenomen als je een trainer hebt die aanvallend voetbal speelt. Als je met je kont in de goal hangt en de bal telkens naar voren schiet, is dat toch iets anders. Wij proberen verzorgd te voetballen, over de grond, met een goede omschakeling en met drie snelle jongens voorin.

“Het is een trainer die het heel goed ziet. Sommige dingen waar hij je op wijst, lijken zo simpel, maar zelf zie je dat niet in een-twee-drie. Voor de wedstrijd tegen Gent had hij heel goed uitgelegd hoe we het moesten doen. De ruimtes vielen precies zoals hij het had uitgekiend. Voor ons viel het die avond allemaal op zijn plaats. Soms heb je dat. Het maakt niet uit hoe die bal komt, je controleert hem wel. En soms doe je je best, maar schiet alles van je schoen af. Stroom op je schoenen. Nou, die zitten er ook tussen.”

Hij draagt wel eens een spijkerbroek ondertussen, maar voetbalt nog altijd met een groot naturel. 1,74 meter is ‘het ventje van drie keer niks’ uiteindelijk geworden. Soms wordt hij nog wel eens te gemakkelijk weggezet. “Maar als ik het zie aankomen, kan ik me meestal wel weren. Dan kan ik mijn kont er wel in zetten. Ik ben bij Kortrijk weer wat sterker geworden.

“Het zou eigenlijk wel goed zijn om een iets sterker bovenlichaam te krijgen, maar ik heb echt een hekel aan fitnessen. Ik vind het verschrikkelijk. Bij Sparta ging ik er wel eens aan hangen, maar … die jongens góóiden met gewichten … en toen stond ík daar met ocharme tien kilo … Het is niet dat ik een spriet ben, maar iets sterker zou misschien niet slecht zijn.”

België

Wat doe je als de wereld vergaat? Dan ga je naar België, want daar lopen ze vijf jaar achter. Het is een Belgenmop die ook ten huize van Istvan Bakx nog altijd met genoegen wordt verteld. Maar de realiteit valt best wel mee, vinden de Bakxen na een halfjaar Kortrijk. Istvan leerde bijvoorbeeld al veel van hoofdtrainer Hein Vanhaezebrouck. “Ik had nooit verwacht dat een Belgische trainer tactisch zo onderlegd zou zijn”, zegt hij. “Maar ik denk niet dat ze allemaal zo zijn. Denk je ook niet?”

Zeeuwen heten nuchter te zijn. “Ben ik nuchter? Ik zit natuurlijk ook niet bij Barcelona. Het zou perfect zijn, mocht ik mijn geld met voetbal verdienen. En nu het zo goed gaat met Kortrijk en ik mee kan groeien, zit je dicht bij het vuur natuurlijk. Maar wat komt, kun je niet voorspellen. Ik zie het wel.

“Misschien komt het door dat dipje dat ik bij Sparta meemaakte. Je bent een beetje gaan relativeren, gaan genieten van zoals het nu gaat. En je hoort zo veel, van clubs die zijn komen kijken, maar uiteindelijk is er pas echt interesse als ze bellen. Het is lekker rustig nu. Gelukkig. Het is toch allemaal voor na het seizoen, dus daar hoef ik mij nu niet mee bezig te houden. Ik denk dat je het zo moet benaderen. Je kan dan wel zeggen: ik wil naar de eerste klas, maar als er niemand komt, dan komt er niemand. En ben je op dit moment ook niet beter af bij Kortrijk dan bij een deel van de eersteklassers?” S

door christian vandenabeele beelden: michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content