‘Die club is van ons’

© belgaimage

Er is de nostalgie van de gouden jaren tachtig die tot het hart spreekt, maar er is ook de pijn die datzelfde hart leed na het faillissement. ‘We koesteren ons verleden, maar het dal daarna was zo diep… De club is daardoor nog meer onder onze huid gekropen.’

Hij strijkt met zijn handen over zijn borst, over de geel-rode strepen waar TeVe Blad in grote letters staat geschreven. Supporter Leon Joosten lacht er zó’n brede lach bij, dat zijn ogen erdoor worden bijeen geknepen. Hier aan de rand van het hoofdveld van het AFAS Stadion Achter de Kazerne, omringd door de geur van friet zo vlak voor de aftrap, worden herinneringen levend. Het shirt dat hij draagt, was namelijk van Piet den Boer. ‘1988. KV-Anderlecht, hier, op dit veld, drie dagen na Straatsburg‘, zegt Joosten, zijn woorden in hoog tempo en in onvervalst Mechels uitgesproken. ‘De spelers stonden nog zat op het veld na de winst van de Europacup II en we wonnen hier met 3-0 van Anderlecht. Een van de beste wedstrijden die we ooit hebben gespeeld. En die sfeer in het stadion… Die was ongelooflijk. Aad de Mos en al die mannen uit die tijd deden op de bank gewoon mee met de wave. Een kwartier voor tijd werd Piet den Boer gewisseld. Hij gooide dit truike in het volk. En ik ving het.’ Weer die brede lach. ‘Ik zal je eerlijk zeggen: het is misschien twee keer gewassen sindsdien. Al 29 jaar heb ik het. Net als deze sjaal overigens.’

Drie dagen daarvoor had Den Boer in de finale nog voor de enige treffer gezorgd tegen Ajax. Zijn shirt is sinds die goal mythisch, zijn bestaan evenzo. De foto van de Nederlander hangt levensgroot in de ruimte onder de eerste vernieuwde tribune aan de lange zijde van het stadion, tussen grootheden als Lei Clijsters en Michel Preud’homme. Of zoals ze hier zeggen: tussen de ándere grootheden. Want Clijsters en Preud’homme mogen dan wereldspelers zijn geworden, Piet den Boer is in Mechelen een held.

Eigenwijze Hollander

Het is een doordeweekse avond als de oud-spits door en rond een haast verlaten stadion gaat. Den Boer stijgt enkele trappen op en af, loopt gangen in en weer uit. De spaarzame blikken gaan immer zijn kant op, stilzwijgend of gevolgd door een opmerking. Links en rechts schudt hij wat handen, voelt een klopje op de schouder en lacht om de vraag of hij er de weg nog wel kent. Veel is er echter niet veranderd in die dertig jaar. Bovendien: Den Boer is met Geert Deferm en Koen Sanders de enige speler van de gouden lichting die nog betrokken is bij de club.

In Resto Martinique gaat hij op de foto met enkele supporters. Op zijn initiatief werd dit restaurant onlangs geopend in het AFAS Stadion, nadat het – na het tragische overlijden van eigenaar Jean-Pierre Jacobs in 2014 – vorig jaar zijn deuren sloot op de Korenmarkt. Het pand in het centrum van de stad is inmiddels verkocht, maar de gordijnen zijn er nog immer dichtgetrokken, een kartonnen plaat met tape beplakt het kapotte raam op de eerste verdieping. Daarmee kwam er een einde aan bar/restaurant Martinique waar de selectie uit de gouden jaren tachtig zo veel mooie tijden beleefde. Daar werden overwinningen gevierd, zeldzame nederlagen weggedronken, een vriendengroep gevormd. Daar werd een succesploeg gesmeed. ‘Na de Europacupfinale…’, zegt Den Boer. ‘We kwamen terug met de bus in Mechelen en daar was het één groot feest natuurlijk. Het was halfvier toen we klaar waren met feesten in het stadion. We hadden allemaal een Peugeotje, zo’n witte. Toen kon rijden en drinken nog samengaan, denk ik. En we reden achter elkaar aan over de Markt naar de Martinique. Op het moment dat we daar aankwamen, deed Jean-Pierre net de deuren dicht. We riepen: ‘Hey Jean-Pierre, maar we zijn er hè?!’ En hij deed terug open. We hebben daar tot zeven uur ’s ochtends gefeest.’

Resto Martinique in het stadion heeft enkel de naam overgenomen. Voor de rest is alles anders. Het is geen bar, enkel restaurant. En foto’s uit de geschiedenis sieren de wand, maar niet uit de jaren tachtig. ‘Een keuze van de club, die ik respecteer’, zegt Den Boer, zijn wenkbrauwen opgetrokken, een grijns krult om zijn mond. Te veel wil hij er niet over kwijt. ‘Ik zeg niet: Piet den Boer moet hier hangen. Nee, het gaat niet om Piet den Boer, maar de Martinique staat symbool voor de mooiste sportieve periode van de club. Dan denk ik: waar zijn Michel Preud’homme, Lei Clijsters, Aad de Mos, Eli Ohana, Erwin Koeman? Ik zou dingen wat anders doen, maar dan ben ik misschien de eigenwijze Hollander. Voilà…’

Laatbloeiertje

En nu is hij het dan toch kwijt. Den Boer bleef altijd wonen in het land waar hij als twintiger in de spits furore maakte. De woordjes ‘keitof’ en ‘amai’ spreekt hij uit met Nederlandse tongval, al is zijn ‘g’ inmiddels wat zachter geworden dan ze in Rotterdam gewoon zijn. Hij komt er nog graag, in de stad waar hij opgroeide in een arbeidersgezin, met de liefde voor Feyenoord. ‘Ik heb nog altijd spijt dat ik niet voor die club heb gespeeld. Ik speelde ooit een testwedstrijd. Dát was voor mij al een droom; ik had dat rood-witte shirt aan gehad. Ik scoorde zeven keer en kreeg een contract aangeboden. Toen kwam mijn manager bij me: ‘Ik heb ook een Belgische club.’ Ik ben met voorzitter John Cordier gaan praten. Hij vertelde waar hij binnen vijf jaar wilde staan met KV Mechelen. Die man had zo’n mooi plan en ik was een laatbloeiertje. Ik was 24; bij Feyenoord zou ik gelijk voor de leeuwen worden gegooid. Ik dacht: ik kan ook opbouwen, ooit kom ik dan wel weer bij Feyenoord terecht.’

Dat gebeurde nooit. Drie keer was er nog contact, telkens kwam Den Boer er niet uit met zijn droomclub. In plaats daarvan speelde hij acht jaar bij KV Mechelen. ‘Volksclub, midden in de stad. Een werkclub ook. Dat sprak me aan, zo was ik het gewend thuis en in Rotterdam. Ik kom uit een nest dat niks had. Mijn vader heeft jarenlang keihard gewerkt in de haven. Die man heeft bovendien een zware tijd gehad in de oorlog. Ik heb zijn verhaal gelezen, daar kreeg ik zo’n kippenvel van. Hij heeft in een lijkenput gelegen en is daar uitgekropen. En dan is Piet, hun enig kind, ineens een voetballer geworden. Puur op enthousiasme en wilskracht.’

Na een aantal jaren haalde Cordier Aad de Mos binnen. ‘Net als enkele jongens die stuk voor stuk wereldspelers zijn geworden, behalve ik dan. En wij samen… Wij waren een unieke combinatie van vriendschap, prestaties leveren en weinig geld verdienen. Wij kregen voor de finale van de Europacup II 500.000 Belgische frank. Dat is 12.500 euro. Bruto hè. Van wat ik overhield, kocht ik een stereo-installatie. En die is ondertussen versleten. Maar dat was wél de kracht van het elftal. Wij gingen op stap samen, deden leuke dingen, deelden mooie momenten.’

Na een jaar bij Girondins de Bordeaux en SM Caen vestigde Den Boer zich in Geel, als de man die KV Mechelen de Europacup II bezorgde. ‘Ik heb er veel aan te danken. Want stel hè, dat ik die bal die van links kwam tien centimeter naar links had gekopt… Dan had ik niet gescoord, waren we tweede geworden en was ik allang vergeten. Zo werkt het gewoon.’

Koortsuitslag

De basis van de successen schrijft hij toe aan De Mos. ‘Die was zó vooruitstrevend in zijn trainingsmethodiek. Hij kwam van Ajax en nam de Ajaxschool mee naar hier. Totaal vernieuwend in Mechelen, totaal vernieuwend in België ook. Van rondjes lopen gingen we positiespel doen. En Aad… Die was verschrikkelijk streng. Je móést een prof zijn, op tijd komen, we moesten ons wegen. En hij controleerde álles. Ik heb weleens met hem gebotst, hoor. Ja, zeker. Hij heeft mij flink gekloot. En Johnny Bosman bijvoorbeeld, die speelde alleen goed als hij onder stress stond en koortsuitslag had. Nou, Aad zorgde er wel voor dat hij koortsuitslag had. Hij kon exact inschatten wie hij het bloed onder de nagels vandaan moest halen om hem goed te laten spelen. Echt, we hebben hier zo veel aan Aad de Mos te danken. Van Aad de Mos moet hier een foto hangen. Niet van Piet den Boer hè, wél van Aad de Mos.’

KV Mechelen is inderdaad geen club die zijn historie uitbundig uitdraagt. Het was op initiatief van het supportersorgaan dat het Malinwa Archief een plek kreeg en nog gaat krijgen. Zo kwamen die levensgrote foto’s op de muren onder de lange zijde van de vernieuwde tribune daar te hangen. Zo zullen de onafgewerkte muren onder de tribune achter het doel óók een stukje historie krijgen. Want van de gehele bij elkaar gespeelde collectie was aanvankelijk nauwelijks iets te zien Achter de Kazerne.

Op de nog originele hoofdtribune staan in de kantoren en in het spelershome enkele trofeeën en in de kantine ertegenover hangt in een hoek een fotolijst met zwart-witfoto’s: herinneringen uit de gouden jaren. De beker van België in 1987, de winst van Europacup II een jaar later en het kampioenschap van de eerste klasse in 1989. Maar de man die KV Mechelen die bezorgde is afwezig: Aad de Mos vind je niet terug binnen deze muren.

Camionnetjes

Daarvoor is het dal in 2002 misschien wel te diep geweest. Het faillissement en de vrees dat de club nooit meer Achter de Kazernezou schitteren. Samen met clubiconen Mark Uytterhoeven en Fi Vanhoof was Den Boer een van de dragende krachten achter de geldinzamelactie ‘Red KV Mechelen’. De actie ontketende een stroom aan reacties. Er werd opgeroepen duizend euro te storten naar de club, met name de oudere supporters hoefde dat maar één keer gezegd te worden. De jongeren organiseerden allerhande activiteiten.

Leon Joosten gaat de spelersgang in de hoofdtribune door en links het spelershome in, Marleen Van Gucht en Danny Kerkhove in zijn kielzog. Ze nemen plaats in de ruimte die al vijftig jaar hetzelfde is. Een barretje links, banken rechts en enkele tafels met stoeltjes in de rest van de ruimte. Tientallen selecties kwamen hier samen om zich daarna onder de fans te begeven; dat kan bij KV Mechelen anno 2017 nog altijd.

Het drietal is supporter sinds hun jeugdjaren. De herinneringen gaan terug naar de jaren tachtig, alle drie maakten ze die mee en toch: al gauw komt die zwarte periode ter sprake. 2002, het jaar van het einde en de wederopstanding. ‘Met camionnetjes gingen we naar uitwedstrijden, daar was het koffer open en spullen verkopen. Voor de club. Voor zijn bestaan’, zegt Kerkhove. ‘Overal te velde werden er acties opgestart. Prachtig was dat. Oh, als ik daar nu aan terugdenk… kippenvel’, blikt Van Gucht terug.

‘Op Gent. We wisten dat het onze laatste wedstrijd kon zijn. Wel, dan krijg je zo’n hartje hoor’, aldus Joosten, hij maakt een rondje met zijn vingers. Kerkhove: ‘Tot anderhalf uur na de wedstrijd hebben we daar staan zingen. In een leeg stadion. De spelers kwamen tot drie keer terug. Op de radio schakelde het liveverslag steeds naar Gent: ‘We gaan weer terug naar Gent want daar zijn de supporters nog altijd aan het zingen.’ Dat radiofragment heb ik thuis. Soms, in een emotionele bui, wil ik daar nog weleens naar luisteren.’

Onder de huid

Dat de club zou stoppen te bestaan… Er valt een zeldzame stilte. Dan: ‘Eigenlijk hebben we ons daar nooit aan overgegeven. Aan dat gevoel. Dat zou zó’n pijn gedaan hebben’, zegt Kerkhove, zijn medesupporters knikken. ‘Onze troost waren de woorden: ‘Zover zal het niet komen’.’ Van Gucht: ‘En uiteindelijk bleek dat ook zo te zijn. De club zakte in elkaar en onmiddellijk was er die veerkracht van de eigen supporters. Dat KV Mechelen zou wegvallen, was gewoon geen optie.’ Kerkhove: ‘Maar als die spelers van toen niet akkoord waren gegaan met het voorstel van de curator, dan was alles voor niks geweest. Daar zijn wij ons als supporters heel goed van bewust.’

Schulden werden betaald, de club bleef bestaan. Weliswaar zakte het af naar de derde klasse, maar de gang naar de plek Achter de Kazernewas gered. Bovendien: in de statuten werd vastgelegd dat 33 procent van het bestuur wordt ingevuld door mensen van het supportersorgaan. Er zijn weinig clubs waar de inspraak van hun fans zo groot is. Niet gek ook, het is onder meer dankzij hen dat KV Mechelen nog bestaat. ‘Het dal was zo diep; we waren bijna onze club kwijt’, zegt Kerkhove, ‘en dat hebben we zélf kunnen voorkomen. Dat heeft iets bij de mensen gecreëerd. De club is nog dieper onder onze huid gekropen. Die tijd van de vereffening maakt waar de club nu voor staat: ‘Die club is van ons’.’

Bidprentje

In 2012 kreeg KV Mechelen het stadion voor 99 jaar in erfpacht van de stad Mechelen. Daarmee behield het zijn plek in het centrum van de stad, omzoomd door smalle straatjes en arbeiderswoningen, en vanuit de nok van het stadion uitkijkend over het tegenovergelegen kerkhof en de voorbijrazende trein in de verte. Dit is een volksclub zoals ze hoort te zijn: het beton van de hoofdtribune dat grauw en verweerd werd en met zijn karakteristieke rondingen de sfeer van de jaren vijftig rondom zich werpt. Dat de chaos brengt van een parkeerdrukte vlak voor een wedstrijd, en haar fans tot in de vroege uurtjes ziet samendrommen rondom of in het stadion, of in plukjes naar huis ziet lopen of fietsen. En waar het groen van mos langzaam omhoog kruipt op het gele hout van de keet bij de hoofdingang.

Inmiddels werden wel twee tribunes onderworpen aan vernieuwing. De oude staantribunes daarop verdwenen, op last van de supporters verrezen nieuwe, met daarboven een tribune met stoeltjes in – uiteraard – geel-rood, fel en nog onaangetast.

Op de staantribunes tegenover de hoofdtribune staat Hans De Decker. ‘Dit was onze plek, hier precies’, zegt hij. ‘We’ zijn hij en zijn opa. Als zesjarig ventje nam hij hem mee naar KV Mechelen. ‘En hier, op deze plek sta ik nog elke wedstrijd. Samen met mijn vrouw. Zodra onze vier zonen over de omheining konden kijken, gingen ze mee. Het groen wordt uit huis gebannen. Zelfs de tandenborstel mag niet groen zijn. En in onze tuin staat de baar waar ik met mijn opa altijd aan stond. Bij de afbraak van de oude staantribune hebben we met de supporters een bidprentje gemaakt. Iedereen is een stuk beton komen halen als aandenken. Kilo’s werden afgevoerd in camionettes. Om maar die nostalgie bij te houden.’

En die oude, vertrouwde tribune daar bij de ingang? Die bleef vooralsnog. Het hart roept dat dat zo moet blijven, maar het hart heeft óók pijn geleden. De euforie van diepe opluchting gaat hier dieper dan die van het sentiment. En zo kreeg het verstand een passende plek binnen de club. ‘Binnen twee, drie jaar willen we ook die kant vernieuwen’, aldus voorzitter Johan Timmermans, supporter sinds zijn kinderjaren (zie kader). ‘Maar wel op een manier waarop we de traditie van de club behouden.’ Want iedereen weet: de geur van friet zal zo vlak voor een duel anders ruiken als hier Achter de Kazerneeen hypermodern stadion zou staan. Dit is KV Mechelen. De club waar de nostalgie zo veel harder roept dan de wens om vernieuwing.

door Mayke Wijnen – foto’s Belgaimage

‘Wij kregen voor de finale van de Europacup II 12.500 euro. Bruto hè. Van wat ik overhield, kocht ik een stereo-installatie. En die is ondertussen versleten. – Piet den Boer

‘Aad de Mos kon exact inschatten wie hij het bloed onder de nagels vandaan moest halen om hem goed te laten spelen.’ – Piet den Boer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content