‘DIE JUVENTUS VERDEDIGERS ZIJN MOORDENAARS’

© BELGAIMAGE

Nu de finale van de Champions League gespeeld is, zit het seizoen er helemaal op. Stefano Denswil blikt terug op de prestaties van Club Brugge. De Nederlander heeft het over de lessen van het kampioenenbal, zijn metamorfose en de toekomst.

Het is de dag na zijn 24e verjaardag wanneer Stefano Denswil de kleine persruimte van het Jan Breydelstadion binnenwandelt. Zijn tred is vastberaden, de handdruk stevig. Hij voelt zich ‘uitstekend’ en heeft daar alle reden toe. De eerste maanden in Brugge, in het voorjaar van 2015, waren nochtans moeilijk. Aarzelende tussenkomsten, inspeelpasses die in de verkeerde voeten belandden, een voetballer die in de eerste plaats met zichzelf leek te worstelen. Hij belandde op de bank, liep in zijn tweede seizoen een blessure aan de mediale band van de knie op, maar krabbelde in play-off 1 helemaal recht en was in zijn derde seizoen één van de sterkhouders achterin.

Incontournable, de stabiele factor in het centrum van de verdediging. ‘Ik ben nochtans geen twijfelaar, maar die eerste maanden was het niet best. Ik was kritisch voor mezelf. Misschien té, dat kan, maar als het niet wil lukken…’

Het kantelpunt? Michel Preud’homme. Denswil: ‘Ik wist wat ik kon, maar als je zelfs in een mindere periode nog altijd het vertrouwen van de trainer, de staf en van iedereen rond het team – ook van de voorzitter, Bart Verhaeghe, en Vincent Mannaert – krijgt, durf je meer. Ik ben naar Brugge gekomen om me verder te ontwikkelen, zij hebben mij de power en het vertrouwen gegeven om daarin te slagen.’

Vorig seizoen, waarin hij met een gele schorsing één keer aan de kant stond, speelde geen enkele veldspeler méér in de reguliere competitie (2610 minuten in 29 volledige wedstrijden) en ook in play-off 1 miste de linksvoetige verdediger geen minuut. ‘Een verdediger wissel je sowieso niet snel, maar het geeft wel aan dat ik het aardig heb gedaan’, klinkt het bescheiden.

Concurrenten kwamen en vertrokken. Oscar Duarte verkaste naar Espanyol, Brandon Mechele werd uitgeleend aan STVV, terwijl Benoît Poulain en Björn Engels streden voor een plaatsje naast de Nederlander, de onbetwiste nummer 1 in het centrum van de verdediging en in een Vlaamse krant omschreven als ‘een charismatische mix van talent en killersmentaliteit’. Daar kan hij mee leven. ‘Als het moet, kan ik iemand ook hard aanpakken of ros ik de bal gewoon naar voren. Dat heb ik hier geleerd. In Nederland moet je een voetballende oplossing zoeken, hier moet het niet altijd mooi zijn. In Engeland wordt er zelfs geapplaudisseerd als je een bal uit het stadion schiet. Als ik de ruimte krijg, probeer ik mee in te schuiven, maar een bal wegtrappen en de anderen de kans geven om aan te sluiten, is ook goed verdedigen.’

Stap vooruit

Voelde jij je gekrenkt of mislukt toen je bij Ajax werd doorgestuurd?

Stefano Denswil: ‘Neen. Als ik straks, of binnen één of twee jaar met een transfer kan vertrekken, wil dat zeggen dat ik het goed heb gedaan. Soms vertrek je door de achterdeur, zoals bij Ajax, soms door de voordeur. Ajax blijft wel mijn kluppie. Ik heb er veertien jaar gespeeld, vanaf de F1’tjes, en ben er opgegroeid met trainers die nog altijd in mijn hart zitten. Met bepaalde mensen is er misschien wel iets gebroken, maar de club is groter dan die paar mensen.’

Ben jij iemand die verhaal bij de trainer haalt als je niet speelt?

Denswil: ‘Als ik het gevoel heb dat een concurrent tien wedstrijden op rij slecht speelt en toch blijft staan, dan wel. Dan wil ik weleens horen wat ík verkeerd doe. Als je niet ‘brutaal’ bent, red je het niet. Zeker niet in de Ajaxopleiding.

‘Ik kom nog af en toe in de ArenA – samen met mijn buurjongen een wedstrijdje bekijken – maar op een bepaald moment heb ik voor mijn geluk gekozen. België was het begin van een mooi verhaal, ook al werd ik al heel snel afgeschreven. Twee jaar later is de perceptie totaal anders, zo snel kan het in het voetbal gaan. Zwart of wit. Als je wint, heb je goed gespeeld. Bij verlies, ben je de klos. We leven nu eenmaal in een wereld waarin alles wordt uitvergroot of erger gemaakt dan het is.’

Je beschouwde Club Brugge niet als een stap terug, in tegenstelling tot veel van je landgenoten?

Denswil: ‘Totaal niet. Er wordt in Nederland wat meewarig gedaan over de Belgische competitie, maar zo zag ik dat niet. Kijk hoeveel Belgische clubs er na Nieuwjaar nog in de Europa League speelden. Zonder het rechtstreekse duel tussen AA Gent en Racing Genk zaten er misschien zelfs drie ploegen in de kwartfinale. Bij Ajax zat ik op de bank en hier speel ik elke week, dus heb ik een stap vooruit gezet. Ik wist ongeveer wat me te wachten stond, maar het was toch moeilijker dan ik verwachtte. Heel fysiek voetbal en supertactisch. Hoe de teams zich hier aan de tegenstander aanpassen, daar moet je klaar voor zijn. Go Ahead Eagles, de allerlaatste in de Eredivisie, speelt op Ajax met drie aanvallers. Hier zie je soms elf spelers op de eigen helft staan en moet je negentig minuten handbal spelen. Ik heb in Brugge veel bijgeleerd. Elke training 100 procent zijn, nablijven om nog vrije trappen te nemen…’

Als je naar televisie kijkt, houd je dan de centrale verdedigers in de gaten?

Denswil: ‘Dat doe ik, ja. Ik zie bijna elke dag wedstrijden, ook die van de Belgische tweede klasse. Toen ik nog in Nederland voetbalde, was dat niet anders. Het gebeurde dat ik in de stad soms jongens tegenkwam die in de Jupiler League (de Nederlandse tweede klasse, nvdr) speelden. Zij kenden mij, maar ik hen niet. Door die wedstrijden te bekijken, kon ik hen tenminste al goeiedag zeggen.’ (lacht)

Zijn de drie centrale verdedigers van Juventus – Leonardo Bonucci, Andrea Barzagli en Giorgio Chiellini – voorbeelden?

Denswil: ‘Het zijn echte moordenaars! Ik ben ook een Barçafan, maar ik begrijp niet waarom sommigen zeggen dat Juventus alleen maar verdedigt. Het gaat uiteindelijk om wedstrijden winnen, toch? Wat ben je met mooi voetbal als je niet wint? Duels, slidings… Als het erop aankomt, dan weten ze wel wat ze moeten doen.’

Zie jij in jezelf zo’n ‘moordenaar’?

Denswil: ‘Ik houd er wel van. Ik ben ook niet de snelste verdediger, maar als je je hersenen gebruikt om te anticiperen of bepaalde situaties te herkennen, dan heb je minder snelheid nodig. Denk ik. Ik vind het prachtig om die drie bezig te zien. De man of de bal, ze mogen je nooit samen passeren. Daar hamerde Jaap Stam in de Ajaxopleiding ook op. Een status opbouwen, zodat tegenstanders al bang zijn als ze in de buurt komen.’

Wat heeft de Champions League je over jouw niveau geleerd?

Denswil: ‘Die wedstrijden waren voor iedereen een goede les. We werden allemaal met de voeten op de grond gezet, waardoor we beseften dat we nóg meer moesten doen. We hadden thuis een paar goede momenten in de wedstrijden tegen Porto en Leicester, maar het was uiteindelijk niet goed genoeg en bij momenten vernederend. 0 op 18, zelfs geen Europa League meer.’

Speel je liever tegen grote en sterke spitsen of tegen kleine en vinnige mannetjes, zoals Jamie Vardy?

Denswil: ‘Die Jamie Vardy, die wellicht twee keer in mij past, was echt een irritante tegenstander. Heel snel, voortdurend in je rug proberen weg te lopen en een harde werker. Een lastige spits, zoals ook Jelle Vossen dat is. Die rent zo hard dat hij van zijn tong een stropdas maakt, maar plots liggen er twee ballen in doel. Ik heb een voorkeur voor grote tegenstanders, met wie je lekker in duel kan gaan. Als ik op training José (Izquierdo, nvdr) een duw wilde geven, dan dook hij onder mijn schouder.’ (lacht)

Keuzes maken

Hoe verklaar jij het wisselvallige seizoen van Club?

Denswil: ‘Het is een cliché, maar het seizoen na de titel brengt blijkbaar altijd extra druk mee. We hebben allemaal naar een reden gezocht en je kan achteraf van alles roepen, maar in sommige wedstrijden liep het gewoon niet. José kan wedstrijden beslissen, maar als hij van ons geen bruikbare ballen krijgt… Het leek alsof we elkaar niet meer konden vinden. Soms lukt het, soms niet. Vorig seizoen, in de kampioenenmatch tegen Anderlecht, gingen onze eerste drie ballen op doel allemaal binnen. Hoe kan dat?

‘De laatste competitiewedstrijd, thuis tegen STVV, was pijnlijk en tekenend voor het seizoen. 2-2, na twee te vermijden tegengoals. Daardoor verspeelden we niet alleen een zeker Europees ticket, maar begonnen we ook niet als leider aan de play-offs. Een ander gevoel, zeker als je in de eerste vier wedstrijden naar Gent, Zulte Waregem en Anderlecht moet. Speel je die matchen thuis en win je, dan ben je misschien vertrokken. En, niet vergeten: in de eerste drie matchen kregen we ook telkens een strafschop tegen. Ik bedoel maar: als het eenmaal tegenzit…’

De trainer greep ook drastisch in. Björn Engels en Ricardo van Rhijn verdwenen uit de ploeg, na zijn gele schorsing zat Timmy Simons in Charleroi op de bank en werd Ludovic Butelle ook geslachtofferd.

Denswil: ‘Dat zijn keuzes die een trainer soms moet maken. Maar toen Benoît in Charleroi tijdens de opwarming geblesseerd uitviel en Björn toch moest spelen, was hij wel top. Ik heb het ook meegemaakt. Als je een kans krijgt, dan moet je er staan. Dat is onze kracht. Spelers wíllen invallen en redeneren niet: ‘Wat heb ik aan tien minuutjes?’ Zulke jongens hebben we niet. En plots begonnen we weer beter te voetballen. Hans Vanaken werd in de kranten al weken afgeschreven, maar na twee goede matchen plots bewierookt. Je kan blijven naar verklaringen zoeken, maar die zijn er niet altijd.’

Vorig jaar, in oktober, tekende je bij tot 2020. Waarom?

Denswil: ‘Omdat ik me hier goed voel en dankbaar ben voor de kansen die ik heb gekregen.’

Je kon vorige zomer toch naar AS Monaco?

Denswil: ‘Er was belangstelling, ja. Als je die ploeg nu ziet spelen… Maar als ik geen reden zie om te vertrekken, waarom zou ik dat dan doen?’

Nochtans gaf Vincent Mannaert tijdens de winterstop al aan dat je deze zomer wellicht zal vertrekken.

Denswil: ‘Dat heb ik ook gelezen. Als je het goed doet, dan is er belangstelling, maar ik wil ook gelukkig zijn. Geld is niet mijn grootste drijfveer, anders was ik op het einde van vorig seizoen al vertrokken om elders drie of vier keer meer te verdienen. Het houdt me ook niet bezig. Ik lees ook geregeld dingetjes, zoals de zogezegde interesse van Everton een paar maanden geleden, maar uiteindelijk zit ik hier nog altijd. Het is niet zo dat ik elke dag met mijn zaakwaarnemers – Winnie Haatrecht en mijn broer – bel. Ze weten dat ik het niet wil horen, daar houd ik niet van. Soms krijg ik sms’jes om te vragen of ik interesse heb om voor die of die club te spelen. Sorry hoor, kijk op Google wie mijn zaakwaarnemer is en neem met hem contact op. Ik wil voetballen.’

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Geld is niet mijn grootste drijfveer, anders was ik op het einde van vorig seizoen al vertrokken om elders drie of vier keer meer te verdienen.’ Stefano Denswil

‘Jamie Vardy, die wellicht twee keer in mij past, was echt een irritante tegenstander.’ Stefano Denswil

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content