‘Die titel heeft alles slecht gemaakt voor Lierse’

© reporters

Vrijdag trekt Lierse naar Standard voor een wedstrijd om des keizers baard. Twintig jaar geleden vierde geel-zwart op Sclessin onverwacht de landstitel. Dat zo’n kleine club nu nog kampioen zou worden, kan niet meer. Een terugblik op Belgiës laatste voetbalsprookje.

Erevoorzitter Neel De Ceulaer weet nog wanneer Lierse zijn zinnen op Erik Gerets als trainer zette. Op het gala van de Gouden Schoen in Knokke in januari 1994 vroeg Liersevoorzitter Freddy Van Laer hem om Gerets aan te klampen. ‘Vraag hem of hij geen goesting heeft om trainer van de Lierse te worden.’ Van Laer vond Gerets de ideale man om de jonge garde waar Lierse toen mee uitpakte extra gedrevenheid te geven. Gerets, die aanvoelde dat de ambitie en de mogelijkheden bij FC Liégeois, waar hij toen aan de slag was, verminderden, zag dat wel zitten. Hij noemde een aantal spelers met wie hij wilde werken. De Ceulaer: ‘Als Gerets een naam noemde, ging ik vervolgens informeren of het haalbaar was.’

De toenmalige algemeen manager van Lierse had nog een voltijdse job bij Exxon Mobile in de Antwerpse haven. Hij mocht vroeger naar huis, al om drie uur, en was van vier uur tot tien ’s avonds op Lierse. De toekomstige kampioenenploeg had naast technische staf en spelers maar één man vast in dienst: secretaris Benny Van Dijck, vandaag met 33 jaar onafgebroken dienst de langst zittende werknemer van geel-zwart.

Ives Serneels, nu bondscoach van de Red Flames, stond bij de voorstelling van Gerets plots naast de nieuwe trainer in het toilet. Plassend zei Gerets: ‘Jij ziet me er een uit die niet zo graag in het bos loopt.’ Serneels schrok. ‘Dat klopte. Ik was altijd de laatste bij een bosloop. Die man had zijn huiswerk gemaakt. En dan die nabesprekingen. Keihard, heel direct. Daar schrokken we van.’

Eerste acht

Voor het seizoen 1996/97 spreekt Gerets, die voordien even in beeld was om trainer van Standard te worden maar zijn woord tegenover Lierse niet wilde breken, zijn ambitie uit: ‘Tussen de vijfde en de achtste plaats, en als het kan nog iets beter.’ Gerets heeft als enige een kampioenenpremie in zijn contract laten opnemen. De Ceulaer: ‘Van Laer zei: als hij dat wil, dan zetten we dat er gewoon in, hé.’

Het is, na vele jaren besturen met de knip op de geldbeugel, het eerste seizoen dat Lierse schuldenvrij is.

Dat jaar is er maar één uitgesproken titelkandidaat: regerend kampioen Club Brugge. Excelsior Mouscron, dat met Nieuwjaar eerste zou staan, was net uit tweede klasse gepromoveerd en zou helemaal ineenzakken nadat trainer Georges Leekens in januari voor de Rode Duivels koos. Lierse was vijfde geëindigd en zag een Europees ticket door de neus geboord omdat op de laatste speeldag RWDM een punt pakte op Anderlecht en daardoor als vierde Europa in mocht.

De eerste aanwinst die al in mei voorgesteld wordt, is doelman Stanley Menzo die van PSV komt en met Ajax als meevoetballende doelman twee Europabekers had gewonnen (EC2 in 1987, EC3 in 1992).

Wanneer Gerets de naam Menzo laat vallen, zucht het bestuur: ‘Die gaat toch nooit willen komen.’ Dat denkt ook Freddy Van Laer, die wel tegen De Ceulaer zegt: ‘Als Erik iets vraagt, moet je toch eens gaan kijken.’ De Ceulaer rijdt in zijn eentje naar Nederland en hoort tot zijn verbazing dat Menzo wél wil komen. Het bestuur schrikt als ze de voorwaarden van de doelman zien. Niet omdat die te hoog zijn, maar omdat ze zo redelijk zijn.

Menzo zegt: ‘De trainer zocht iemand die op het veld vertaalde wat hij langs de kant wilde overbrengen. Dat is me op het lijf geschreven. Ik kan heel goed coachen.’

Menzo brengt duidelijkheid, zegt Serneels: ‘Hij wilde geen alibiverdedigers. Hij zei: ‘Als ik niet roep, moeten jullie gaan. Roep ik, en ik heb de bal niet, is het mijn fout.’ Was de bal op training te plat, trapte hij hem kwaad over de omheining en mocht iemand hem gaan halen en oppompen. Wij stonden nog maar aan het begin van onze loopbaan, drie jaar eerder waren we kampioen geworden met de reserven, maar we stonden open voor raadgevingen. Dat was heel belangrijk, dat we allemaal beter wilden worden.’

Dichter bij huis

Achterin heeft Gerets zijn zinnen gezet op een nieuwe libero als vervanger voor Eddy Snelders die naar Germinal Ekeren gaat: international Eric Van Meir, die bij Charleroi op het middenveld speelt, voelt de ambities van zijn club slinken en ziet het zonder drijfveer niet zitten om dagelijks van Antwerpen naar Charleroi te rijden. ‘Ik wilde dichter bij huis voetballen. En zeg nu zelf: wie wilde er nu niet met Erik Gerets als trainer werken?’ Van Meir aardt snel in een groep waar iedereen goed met elkaar opschiet: ‘Een mix van jeugdspelers en mannen die op revanche belust waren.’ Ook hij schrikt van de aanpak van Gerets. Een week voor de Intertotowedstrijd tegen Karlsruher SC werkt Lierse een oefenmatch tegen Turnhout af, dat net als de Duitsers in blauw en wit speelt. ‘Ik zeg op het veld lachend tegen Nico Van Kerckhoven: ‘Amai, die van Turnhout zijn in één week flink verbeterd.’ Na veertig minuten krijg ik mijn tweede gele kaart. Een kwartier heeft Gerets me roepend en tierend in aanwezigheid van de hele groep op mijn flikker gegeven: ‘Je denkt dat je een meerwaarde bent, maar dat ben je niet!’ Zoiets maakte je bij Charleroi niet mee. Even vroeg ik me af of ik wel een goeie keuze had gemaakt, maar een dag later bedacht ik dat hij gelijk had. Als international moest ik meer brengen. Ik was iemand die af en toe een schop onder zijn kont nodig had. Die kreeg ik van Gerets.’

Gerets’ nabesprekingen doen de spelers sidderen en beven, maar ze raken eraan gewend dat ze één na één eerst compleet onder de grond worden gestopt en vervolgens weer omhoog getrokken. Serneels: ‘Hij bracht ons zelfkritiek bij, maar ook zelfvertrouwen.’ Van Meir: ‘De coach had een vaste volgorde: hij begon altijd met Menzo, dan kwam ik en als laatste was Karel Snoeckx aan de beurt. Die hoopte altijd dat de trainer uitgeraasd was wanneer hij bij hem belandde. Tot Gerets op een dag de volgorde omkeerde en met Snoeckx begon… Die wist niet wat hem overkwam!’

Ambiorix

In de voorbereiding lijkt het fout te lopen wanneer mister 50 procent van de ploeg, de Noor Kjetil Rekdal, op de terugweg van de match in Karlsruhe op de spelersbus zegt: ‘Ik ben hier weg.’ Serneels weet meteen hoe laat het is. Hij kent Kjetil: ‘Als die dat zei, méénde hij dat.’ De Ceulaer had die zomer al een razende Rekdal aan de lijn gehad, die naar Rennes wilde, woedend de telefoon op de haak gooide, maar uiteindelijk toch weer op training verscheen. De Ceulaer: ‘Het eerste jaar van Rekdal bij ons was een ramp. Van Laer schamperde: wat heb je nu weer gehaald? Achteraf bleek Kjetil klierkoorts te hebben. Het was een topvoetballer, maar ook iemand die te veel opeiste. Hij was de baas. Allemaal gaven ze meteen de bal aan Kjetil. Toen hij weg was, zijn er een aantal open gebloeid zoals we dat niet verwachtten. Dat is een goeie les voor mij geweest: je moet niet altijd je beste voetballer willen houden. Het is niet altijd slecht als je een speler die té aanwezig is, laat gaan.’ Van Meir: ‘Kjetils vertrek werkte bevrijdend voor een aantal spelers. Met hem erbij waren we waarschijnlijk geen kampioen geworden. Zonder Gerets ook niet.’

Lierse start de competitie aarzelend, met vijf gelijke spelen in de eerste zeven matchen. Zijn thuiswedstrijden werkt het af voor 6000 of 7000 man, tenzij KV Mechelen of de topploegen op bezoek komen.

Op het veld start Gerets met een 3-5-2 die soms overgaat in een 3-4-3. Wanneer Ives Serneels jaren later op de trainersschool zijn eindwerk over dat systeem verdedigt, vragen de docenten, gewend aan 4-3-3, waar hij mee bezig is. Serneels repliceert droog: ‘We zijn met dat systeem wel Belgisch kampioen geworden.’

De belangrijkste factor voor het Lierse succes vindt Van Meir de groepsvorming. Bijna elke week trekt het grootste deel van de selectie naar Leuven, naar café Ambiorix op de Oude Markt. ‘Aan de toog leer je elkaar echt kennen. Automatismen op het veld volstaan niet. Pas als je iemand graag hebt, doe je alles voor hem. Er waren er een paar die niet meegingen. Erik was razend op hen.’

Gerets, zegt Van Meir, heeft uit al die spelers die het elders niet gemaakt hadden, uitgehaald wat erin zat: ‘Hij vroeg aan spelers nooit wat ze niet konden. En hij zag wat ze wel konden. Zo’n Philip Haagdoren had een geweldige traptechniek. Daar werden we sterk door op stilstaande fases.’ Zelf werd van Meir Lierses topschutter. Een verdediger die zestien keer scoorde… ‘Omdat ik wist dat de anderen mijn positie overnamen wanneer ik ging.’

De trainer blijft keihard. In het begin van het seizoen vervangt hij eens Van Kerckhoven na twintig minuten omdat die voortdurend weggleed. Hij had de juiste schoenen niet aan. Sloef is vanaf dat moment zijn bijnaam.

Wat was de sterkte van Lierse? Serneels: ‘We hadden de beste keeper en onze beste spits stond vlak voor hem, op de libero. We waren heel complementair, het gevaar kwam van alle kanten. Iedereen kon scoren. En Gerets prikkelde ons voortdurend.’

Een streng profregime heerst er overigens niet op het altijd gemoedelijke Lisp. Serneels moet lachen wanneer hij aan de culinaire gewoontes denkt: ‘Voor mijn verjaardag wilde ik iets speciaals doen. Mijn moeder bakte graag pannenkoeken. Dus trok ik ’s anderdaags met 150 pannenkoeken naar de club. Die waren allemaal op.’ Voor de wedstrijd aten ze kip met curry en rijst, en als nagerecht stond er een heel bord met eclairs. ‘Nico at om vier uur altijd twee, drie van die pateekes op, terwijl we om acht uur speelden.’

Na de thuismatchen haasten de spelers zich zo snel mogelijk naar de socioclub, waar vrienden en familie wachten en de meesten geregeld tot zes uur ’s ochtends blijven hangen.

Uittocht

In de winterstop speelt Lierse in Duitsland een oefenwedstrijd. Op de terugweg stopt de bus bij een wegrestaurant. De Ceulaer gaat langs bij de jonge spelers en merkt dat de meesten nog geen idee hebben wat ze het volgende seizoen gaan doen. Terug thuis dringt hij bij het bestuur aan om de contracten open te breken, want er zijn er veel einde contract. ‘Ik zei tegen Freddy: we moeten die nu vastleggen, anders zijn ze weg. Maar het bestuur vond dat veel te vroeg: als we ze nu een contract geven, zijn ze veel te duur, op het eind van het seizoen gaan ze blij zijn dat ze nog een nieuw contract krijgen.’ De uittocht komt op gang. De Ceulaer in een interview in januari 1997: ‘De ene dag vertelt iemand hoe goed hij zich voelt, ’s anderdaags sla je de krant open en lees je dat diezelfde speler denkt om te vertrekken.’

Op 1 januari staat Lierse derde, na het verrassende Excelsior en Club Brugge. In een interview zucht voorzitter Van Laer: ‘Soms heb ik spijt dat ik niet gewoon een supporter ben die kan kankeren op het bestuur.’ Begin februari brengt Gerets hen op de hoogte dat hij voor Club Brugge heeft getekend. De Ceulaer is niet verrast: ‘Erik was een trainer voor een topploeg en wij waren dat niet. Wij waren een provincieploeg. Van de titel was toen nog geen sprake.’

De uittocht op het Lisp gaat voort. Bob Peeters is kort na Nieuwjaar de eerste, Gerets de tweede. Een paar weken voor de titel springt Gerets uit zijn vel. Menzo gaat even op en neer naar Bordeaux om er te tekenen. De Ceulaer: ‘Van Laer had gezegd: ‘Ga maar.’ Gerets had gezegd: ‘Ga niet.’ Menzo ging wel. Het waren twee sterke persoonlijkheden, die goed beseften dat ze elkaar nodig hadden.’

Serneels herinnert zich nog die bespreking waarop Gerets binnenskamers zegt: ‘Jongens, wij kunnen kampioen spelen, maar hou het stil.’ ‘We stonden toen nog een paar punten achter. Ik dacht: wat zegt die nu?’ Bij Serneels was al een lichtje gaan branden toen Lierse kort voor Nieuwjaar twee keer in korte tijd kandidaat-kampioen Club Brugge klopte (voor beker en competitie) en Franky Van der Elst na afloop opmerkte dat Lierse verdiend gewonnen had en beter was. Het bewustwordingsmoment voor Van Meir is de 4-5-uitzege bij Gent op speeldag 29, waar Lierse in de slotminuut de 4-4 moet toestaan maar in blessuretijd toch de winning goal maakt. Kampioenengeluk. ‘We stonden toen allemaal in een kring voor onze supporters en hoorden dat Club op Lommel verloren had. Het was de eerste keer dat we aan kop kwamen dat seizoen.’

Echt geloven in de titel doen de Liersespelers pas wanneer ze op de voorlaatste speeldag voor 14.000 man een achterstand tegen Genk omzetten in 5-2 winst en ze horen dat Club verliest op Antwerp en dat de Brugse spelers ruziënd van het veld stapten. ‘Toen zeiden we tegen elkaar: dit geven we niet meer af’, zegt Serneels.

Kapotte auto

Op Standard zien de Liersespelers een geel-zwarte muur van supporters. Dat de match gearrangeerd is, gelooft Van Meir nog altijd niet: ‘Wij kwamen het veld op met een mentaliteit dat niets ons nog kon overkomen. We barstten van zelfvertrouwen en Standard was uitgeblust. Die gunden ons ook de titel.’ Het beeld dat hem bijblijft van de terugreis, is wanneer de autobus in Luik langs de Maas stopt naast een BMW van een Liersesupporter die een ongeluk heeft gehad. ‘Die man riep: ‘Dit is de mooiste dag van mijn leven!’ Terwijl zijn auto kapot naast hem stond.’

Jeugdcoördinator Marcel Vets mist het kampioenenfeest omdat zijn veertigjarig huwelijksjubileum gepland stond. Vets: ‘Wie had, toen die datum vastgelegd werd, gedacht dat Lierse kampioen zou worden, en dan nog uitgerekend die dag?’

Een paar dagen na de titel wordt een eenzame wandelaar gespot langs het Albertkanaal. Gerets heeft in een onoplettend moment beloofd dat hij, als Lierse kampioen wordt, in drie dagen te voet naar huis zou trekken, in Rekem. Na twee dagen stopt hij in de buurt van Tongeren, helemaal kapot.

Eén week leeft Lier in een roes. Maar de kater volgt gauw. Weg zijn Erik Gerets (Club), Bob Peeters (Roda JC), Dirk Huysmans (Standard), Stanley Menzo (Bordeaux), Bart De Roover (NAC), Karel Snoeckx (Lokeren), Zefilho (Standard), Denis Kljoejev (Schalke) en Andrzej Rudy (Ajax).

De Ceulaer: ‘Van Laer zei na de promotie spontaan: ‘Het kan de laatste keer in honderd jaar zijn dat zo’n kleine club dit nog eens meemaakt.’ Een provincieploeg met niet eens 10.000 toeschouwers gemiddeld die kampioen wordt en aan de top blijft, dat is niet haalbaar. We konden amper honderd eters zetten in de socioclub achter de goal. Toen we kampioen werden, dachten we: nu zijn we gestart. Na het feest moesten we terug van nul beginnen. Gelukkig wonnen we vervolgens met die nieuwe ploeg van Famagusta, waardoor we konden deelnemen aan de Champions League. Met die centen hebben we een nieuwe tribune betaald. Gaan we er tegen Famagusta uit, dan was het helemaal een ramp geweest.’

‘In feite heeft die titel alles slecht gemaakt voor Lierse’, zegt Van Meir. ‘Wij waren helemaal niet klaar voor die titel. Toen besefte ik dat niet. Had ik geweten dat het alleen maar slechter zou worden, was ik ook vertrokken. Wat in de plaats van de vertrekkers kwam, was niet altijd goed genoeg. We speelden wel Champions League, maar als je tegen tegenstanders speelt die te goed zijn, is dat frustrerend.’

Precies tien jaar na de titel degradeert Lierse naar tweede. In september 2007 redt de Egyptische zakenman Maged Samy de club van het failliet. Vorige week speelde Lierse thuis in PO2 tegen Union voor een tweeduizendtal oudere toeschouwers. De meesten zullen nog eens weemoedig teruggedacht hebben aan het feest dat ze twintig jaar eerder beleefden.

door Geert Foutré – foto’s Reporters

‘Ik was iemand die af en toe een schop onder mijn kont nodig had. Gerets gaf me die.’ – Eric Van Meir

‘Op wedstrijddagen at Van Kerckhoven om vier uur altijd twee, drie eclairs als dessert, terwijl we om acht uur speelden.’ – Ives Serneels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content