Vanuit het kermiscircuit naar de nationale titel. En Geert Omloop kijkt al reikhalzend uit naar volgend seizoen. ‘De voorjaarswedstrijden in de kampioenentrui rijden moet een ongelooflijke kick geven.’

Het lijkt wel of hij een andere renner geworden is, maar dat is niet zo, beweert Geert Omloop. “Ik val gewoon meer op nu.” Op zijn 29ste kroonde de koning van de kermiskoersen zich in Vilvoorde tot Belgisch kampioen. Een kleine kampioen, schreven de dagbladen en zo dacht ook het merendeel van de wielerliefhebbers erover. Ondertussen hebben velen hun mening herzien, want dankzij ereplaatsen in onder meer de Ronde van Midden-Zeeland (1.2) en de Grote Prijs Jef Scherens in Leuven (1.3) en een overwinning in de Tistaertprijs, de eerste 1.3-wedstrijd in België na het BK, klom Omloop naar een plaats in de top-100 van de UCI-ranglijst.

De zesde Belg is de renner van Palmans-Collstrop momenteel op de waardeladder van de internationale wielerunie. Maar dat betekent niet dat Omloop daarmee loopt te pronken. Zelfoverschatting is de Olenaar compleet vreemd : “Ik weet wat ik kan en wat ik niet kan.”

‘Ik voelde me in Vilvoorde de sterkste’, verklaarde Jurgen Van Goolen enkele weken geleden in dit blad. Wat vind je van die uitspraak ?

Geert Omloop : “Misschien had hij gelijk. ( Bedenkt zich.) Hoewel hij mij toch niet kon lossen. Laat ons dus maar stellen dat we even sterk waren. Bovendien wist ik dat ik in de spurt iedereen kon verslaan die in de kopgroep zat. Het kwam er voor mij op aan om telkens mee te springen. Uiteindelijk toonde ik me vooral slimmer dan Jurgen, denk ik. Maar dat kan je omschrijven als ‘niet meer dan normaal’. Hij mist gewoon ervaring en beschikt over een impulsieve rijstijl.”

Het parcours van het BK kreeg nogal wat kritiek. Een Vlaamse krant kopte ‘Vilvoorde kreeg de kampioen die het verdiende. ‘

“Ik weet ook dat ze niet meteen de meest selectieve omloop kozen. Maar als Museeuw of Van Petegem wint, zal daar geen haan naar kraaien. Dan schrijven de kranten wellicht dat het een mooi kampioenschap was. Vorig jaar kregen we een biljartvlak parcours voorgeschoteld, nog vlakker dan dit seizoen. Toen won Tom Steels en maakte niemand zich achteraf enige bedenking. Nu mocht Geert Omloop de driekleur omgorden en spraken ze van een kermiskoers. Daar zal ik mee moeten leren leven, omdat ik nu eenmaal uit dat circuit kom.”

Vlak na de aankomst van het BK zei je zelf : ‘Ik bén een kermiscoureur.’

“Het merendeel van mijn overwinningen haal ik uit het kermiscircuit. Dat kan ik niet ontkennen. Maar gaan beweren dat ik louter en alleen een kermiscoureur ben, klopt niet. Ik rijd 85 à 90 wedstrijden per jaar en daar zitten zowat 25 kermiskoersen tussen. In die andere wedstrijden eindig ik ook soms vooraan. Anders kan je niet in de top-100 van de wereld gerangschikt staan.”

Zowaar een uitspraak die we niet verwachten van een renner die bekendstaat om zijn bescheidenheid.

“De mensen in mijn omgeving wijzen me er soms op dat ik te bescheiden ben. Maar ik vind niet dat het iets met bescheidenheid te maken heeft, wel met zelfkennis. Ik weet wat ik kan en wat ik niet kan. In sommige voorjaarswedstrijden zou ik kunnen scoren, maar dan moet echt alles meezitten. Tot nu toe was dat niet het geval, kampte ik altijd met materiaalpech of viel ik ziek in een belangrijke periode.”

Heeft die Belgische titel veel voor jou veranderd ?

“Absoluut. Je komt op een wedstrijd en je kan geen vijf minuten rustig met iemand babbelen, want altijd klampt er iemand je aan. Vroeger had ik misschien honderd supporters, maar nu roepen ze allemaal op mij. Die trui bezorgt me tijdens de koers soms echt kippenvelmomenten. Bovendien vind ik dat de mensen nu alles wat ik voordien presteerde meer waarderen dan vroeger. Je hoort ze zeggen : ‘Hij heeft ooit dié wedstrijd al gewonnen, werd dáár al een keer derde.’ Voor mijn titel bleven die resultaten vaak onbesproken.”

Is je zelfvertrouwen ook toegenomen na het BK ?

“De aanmoedigingen die je als Belgisch kampioen krijgt als je demarreert of de forcing voert, geven je af en toe vleugels. Maar meer zelfvertrouwen, durf ik niet onmiddellijk te beweren. Je hebt wel meer verantwoordelijkheid. Als ik me niet super voelde, kon ik me al eens wegsteken, de koers laten maken door een ander om uiteindelijk nog vooraan te finishen. Dat kan nu niet meer.”

Ervaar je ook meer druk met die trui om de schouders ?

“Vooral de eerste koersen na het kampioenschap ging ik met een klein hartje naar de wedstrijd. Dan vroeg ik me af hoe de mensen zouden reageren. Omdat het zo positief bleek, ebde die druk weg en zag ik die trui meer als een extra stimulans om mij te tonen. Maar ik ben niet blind voor mijn gebreken. Naar de Tour moeten ze mij nooit sturen, dat besef ik. Ik ben geen klimmer en ik weet dat ik al eens door het ijs zal zakken. Maar op sommige dagen kan ik wel snel met de fiets rijden.”

Je vertelde al wat er in en om de wedstrijd veranderde voor jou na het BK. Financieel wordt een renner ook nooit slechter van een nationale titel.

“Mijn contract voor volgend seizoen werd een beetje aangepast, maar als ik stop met koersen, zal ik nog altijd moeten werken. In criteriums maakt die trui een wezenlijk verschil. Maar ja, vroeger werden wij beschouwd als het aanvulsel van de grote renners en ook navenant betaald. Ze zien me nu nog niet als een écht grote, maar wel als een publiekstrekker. Het gaat nog altijd niet om astronomische bedragen, hoor. Ik kan ook geen palmares voorleggen van zes Giroritten en vier Tourritten. Diegenen die daar wel toe in staat zijn, hebben het recht om meer startgeld te eisen. Daar maak ik geenszins een probleem van.”

Je zei net : ‘In criteriums maakt die trui een wezenlijk verschil.’ Desondanks ging je niet in op het aanbod van een aantal lucratieve Franse criteriums.

“Ik deed dat met het oog op het najaar. Ik wilde niet uitgeblust zijn op het moment dat de belangrijkere wedstrijden op het programma stonden. Financieel heb ik veel laten liggen, maar je moet keuzes maken. Of je haalt het onderste uit de kan, met het risico van in september op je gat te zitten.”

Liggen je ambities voor volgend seizoen hoger nu je met die tricolore trui rondrijdt ?

“Ik kijk er toch wel naar uit om de voorjaarswedstrijden, genre Omloop het Volk en Kuurne-Brussel-Kuurne, in de kampioenentrui te rijden. Dat moet een ongelooflijke kick geven. Heb je dan goede benen, dan moet je rendement gewoon met vijf of tien procent stijgen. Waar dat toe leidt, valt af te wachten.”

Ondanks enkele aanbiedingen, ook van hoger aangeschreven teams, verlengde je je contract bij Palmans-Collstrop met een seizoen. Waarom ?

“Ik beleef zodanig veel plezier aan het koersen, dat ik me niet kan voorstellen dat dat bij een andere ploeg ook zo zou zijn. Waarom zou ik kiezen voor een team dat absoluut de Giro of de Ronde van Zwitserland wil rijden ? Aan die wedstrijden neem ik liever niet deel. Kan Palmans-Collstrop starten in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix : zoveel te beter. Kan dat niet, dan proberen we ons te tonen in de Omloop het Vok, Harelbeke en Waregem. Bovendien geniet ik nu een zekere vrijheid, waardoor ik mijn eigen weg kan uitstippelen. Ik bracht de geïnteresseerde ploegleiders onmiddellijk op de hoogte van mijn plannen : Ik heb een bedrag in mijn hoofd en als Hilaire me dat wil betalen, dan blijf ik bij Palmans-Collstrop, ongeacht wat jullie bieden.”

Zie je het niet als een gebrek aan ambitie dat je nooit voor een groter team gekozen hebt ?

“Nee, want op mijn drie-, vierentwintigste heb ik die kans nooit gekregen. Jammer, want wie weet waar ik had kunnen staan als ik bij bijvoorbeeld Lotto had mogen koersen. Anderzijds zie je ook dat sommigen die mogelijkheid wel krijgen, maar na een jaar moeten ze een stapje terugzetten en worden ze zelfs nooit meer prof.”

Als gevolg van je studies marketing kon je tot je eenentwintigste slechts drie keer per week trainen. Denk je soms niet : misschien had ik wel verder gestaan, als…

“( Pikt in.) Ik heb er in elk geval geen spijt van. De studententijd beschouw ik nog altijd als de plezantste periode uit mijn leven. Je had echt geen zorgen. Wielrennen vormde voor mij nooit een prioriteit en dat vind ik eerder een voordeel dan een nadeel. In het andere geval ben je het koersen misschien al beu op je vijfentwintigste, nu beleef ik er nog elke dag plezier aan. Bovendien vond ik het risico te groot om alles op de koers te zetten. Als je morgen valt en daarbij een complexe breuk oploopt, kan je carrière plots voorbij zijn. Waar sta je dan als je niets achter de hand hebt ?”

De wielermicrobe zat bij jullie in de familie.

“Klopt. Mijn vader was prof en ook mijn neef. Zo begon ik ook te koersen, door naar Wim te gaan kijken. Hij won elk jaar zowat vijfentwintig wedstrijden bij de nieuwelingen en de junioren. Ik dacht : dat is precies een gemakkelijke hobby. Achteraf bleek dat iets minder ( lacht). Ik heb weliswaar eerst gevoetbald, maar dat vond ik dan niet je van het. Voetbal is geen individuele sport, je bent altijd afhankelijk van je ploeggenoten. Ken je als voetballer een superdag maar willen de anderen niet mee, dan kan je nog niet winnen. Rijd ik nu slecht, dan weet ik dat het aan mezelf ligt.”

Hoe voelt het om als meest succesvolle wielrenner van de familie door het leven te gaan ?

“Meest succesvolle ? God ja, omdat ik nu Belgisch kampioen geworden ben. Maar Wim won ook ooit een rit in de Ronde van Nederland en hij behaalde ooit dertien overwinningen op één seizoen, terwijl ik vorig jaar toch bleef steken op negen. Hij beschikte over tien keer meer talent dan ik, maar kreeg eerst af te rekenen met klierkoorts en op het einde met hartritmestoornissen. Ik moet toegeven dat ik er toen ook wel even bij stilstond, dat koersen niet het belangrijkste is in het leven. Zeker niet voor een kermiscoureur ( lacht luid).”

Nu je er toch weer over begint : welke specifieke kwaliteiten heb je nodig om in kermiskoersen hoge ogen te gooien ?

“Je moet vooral met een goede ingesteldheid aan de start verschijnen, met de wil om te presteren. Veel beroepsrenners moéten er van hun ploegleiding naartoe en denken : verdorie, weer een kermiskoers. Ik rijd altijd met de bedoeling om te presteren. Daarnaast moet je ook heel attent zijn, voortdurend vooraan fietsen. Je weet in een kermiskoers immers nooit wanneer de goede ontsnapping vertrekt. Soms gebeurt dat in de laatste ronde, soms al na vijfhonderd meter. Je zou dus in principe met elke ontsnapping moeten meespringen.”

Hoe zou je jezelf typeren als renner ?

“Vroeger was ik een echte aanvaller. De laatste jaren ben ik uitgelezener geworden – leper, als je het zo wil noemen. Je kan niet naïef blijven en tevreden blijven met een ereplaats. Maar als ik me goed voel, zal ik me zelden inhouden. Dan gá ik elke keer mee en dan probeer ik ook zelf de koers te maken. Als het erop aankomt, kan ik behoorlijk snel finishen. Tegen McEwen of tegen Petacchi moet ik het niet proberen op te nemen in de sprint, maar de categorie daar net onder zou het wel eens moeilijk kunnen krijgen.”

Wat vind je ervan dat ze jou de ‘Koning van de kermiskoersen’ noemen ?

“Ik vind dat absoluut niet erg. Ik ben liever de koning van de kermiskoersen dan een geloste renner in een internationale wedstrijd. Daarbij komt nog dat ik bijzonder graag kermiskoersen rijd, ik ga er altijd met veel motivatie naartoe. En met het geloof dat ik er kan winnen.”

Je zei het daarstraks al : ‘Als ik stop met koersen, zal ik nog altijd moeten werken.’ Heb je al een idee van wat je wil doen na je carrière ?

“Ik zie wel iets in een job als vertegenwoordiger, maar dan wel in de fietsenbranche om die voeling met de sport niet te verliezen. Het ploegleiderschap zegt me niet onmiddellijk iets, maar ja : schrijf maar op : vertegenwoordiger in de fietsenbranche.

door Roel Van den broeck

‘Ik ben liever de koning van de kermiskoersen dan een geloste renner in een internationale wedstrijd.”Naar de Tour moeten ze mij nooit sturen, maar soms kan ik wel snel met de fiets rijden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content