Zijn optreden in het VT4-programma ‘De Jeugd van Tegenwoordig’ deedJean-Pierre Kindermans nog even terugdenken aan zijn eigen carrière binnen het leger. Een onderdeel daarvan was het coachen van de militaire voetbalploeg.

Het was niet zo lang geleden een klein berichtje in de krant: de Belgische militaire voetbalploeg wordt opgedoekt. Pieter De Crem, minister van Landsverdediging, heette het, was boos omdat de laatste wedstrijd die de militairen speelden, tijdens de Kentish Cup 2007, eindigde op 9-1. Een blamage. De Crem voegde er wel aan toe dat de beslissing om de ploeg op te doeken al genomen was toen hij nog geen minister was.

In zijn kantoortje op de eerste verdieping van het Constant Vanden Stockstadion schudde Jean-Pierre Kindermans even het hoofd. Af en toe vraagt hij zich af wat er van dit land geworden is. Waarom wij zo slecht omspringen met onze tradities. Sinds het verdwijnen van de dienstplicht, ingevoerd in 1913 en door minister Leo Delcroix opgeschort in 1994, is de kwaliteit van de Belgische militaire sport er niet op vooruitgegaan, zeker niet in de ploegsporten. Maar om dan zomaar radicaal te breken met de traditie …

Kindermans zucht. De gewezen navigator bij de luchtmacht werkt sinds zijn legerpensioen in 1993 voor Anderlecht. Een paar dagen na 11 november zitten we in zijn kantoortje. Die beslissing over de militaire ploeg is inmiddels teruggedraaid, hoorde hij. En maar goed ook. Kindermans: “Ik ben het ermee eens dat de militaire dienst is afgeschaft. Maar of je nu resultaten haalt of niet is toch niet belangrijk! Belangrijker is dat je de traditie in stand houdt.”

Omwille van de kostprijs hoef je het ook niet te laten. Het uithangbord voor de militairen is de strijd om de Kentishbeker, een kopie van de bekende Engelse FA Cup. De oorsprong van die beker ligt achter de lijnen van ’14-’18. Om iets te doen te hebben, kwamen soldaten van Engeland, Frankrijk en België tegen mekaar uit in een voetbalcompetitie. Kindermans noemt de cup met een boutade “de voorloper van de Europese beker.” In 1921 werd besloten de competitie een officieel karakter te geven, via een driehoekstoernooi met die drie landen. Toen de Fransen afhaakten, halverwege de jaren 80, nam Nederland hun plaats in. Kindermans: “De vader van Guy Thys, die van Antoine Vanhove, die hebben allemaal nog met de militaire ploeg gespeeld. Ontdekten we op een foto van een banket met soldaten. Dat had klasse, die beker.” Inmiddels is de competitie wel hervormd. Vroeger hingen er verplaatsingen aan vast, nu reiken ze de beker uit na afloop van een toernooi waarin alle wedstrijden binnen de week worden gespeeld.

Respect voor het leger

“Amai wat een vieze papy hebben jullie.”

“Maar neen, thuis is die helemaal niet zo.”

Gesprek op de school van zijn kleinkinderen

Tijdens het interview rinkelt zijn telefoon. Een journalist die, naar aanleiding van de reeks over ‘De Jeugd van Tegenwoordig’ (vanavond/woensdagavond is de laatste aflevering op VT4), wil weten hoe het was. JP, zoals hij zichzelf graag noemt, klinkt kinderlijk enthousiast.

Na afloop van het interludium zegt hij: “Het wás ook leuk. Ik heb mij fantastisch geamuseerd. Me weer gedurende drie weken een jonge officier gevoeld. Ik zou haast zeggen: bijna een leerling.”

Hoe ze bij hem kwamen, was eigenlijk toeval. Elk jaar organiseert Anderlecht een opendeurdag en om die wat aantrekkelijker te maken vraagt hij daar ook mensen van het leger bij. Iemand die wist van de plannen van de zender om een programma te maken over de kadettenschool, vroeg hem of ze zijn nummer mochten doorgeven. Van het ene kwam het andere.

De bedoeling van het programma is om jongeren van vandaag terug te werpen in de tijd en te stoppen in een regime van de jaren 50. Een bijgekleurd regime, want vrouwen kwamen maar in ’77 bij het Belgische leger, terwijl ze, de spanning van de uitzending ter wille, nu ook in de serie zaten. Kindermans mocht in de reeks de baas spelen. “Er gebeurden nog aanpassingen. Fysiek was het in mijn tijd bij de kadettenschool lang niet zoals je in de uitzendingen op tv kon zien. Ik vergelijk die eerder met de opleiding aan de school voor onderofficieren. Daar werd de klemtoon gelegd op het fysieke en op discipline, daar waar ze op de kadettenschool meer de klemtoon legden op het wetenschappelijke.”

Hij zag alle afleveringen inmiddels drie, vier keer en kan er nog altijd even hard om lachen. Soms zit hij ook met een traan bij emotionele momenten, de vieze heeft een klein hartje. Kindermans: “Ik ben blij dat het mooi is gefilmd. Gasten die vooraf stoer deden, zagen af tijdens de fysieke proeven en daardoor ontstond een hecht groepsgevoel. Ik denk dat ongeveer 800 uur is gedraaid, tijdens de zomer in Verviers. Non-stop van ’s morgens vroeg tot ’s avonds, de eerste dagen tot middernacht. Vooraf vroeg ik inzage in de scenario’s, ik zat met twijfels, wou zekerheid dat het leger niet belachelijk werd gemaakt. Omdat het leger me toch een mooie carrière bezorgde.”

Maar die scenario’s lezen, dat kon niet, want er wás geen scenario. Kindermans: “Wat vastlag, was mijn speech bij het begin en de lesuren. De rest was inspelen op situaties. Je kan immers moeilijk ensceneren … Als ik van mijn tak maak en het is niet goed en ze vragen om dat opnieuw te doen, verlies je je geloofwaardigheid. Dus was het toch even bang afwachten wat het resultaat na montage zou zijn.”

Akkoorden van Oostende

“Toen ik mijn legerdienst moest vervullen, voetbalde ik voor Standard. Je moest je om 7 uur in de kazerne melden en om 8.30 uur mocht je weer beschikken. Trainde je die dag één keer, dan kwam je ’s namiddags nog even voor een paar uur terug. ’s Avonds was je thuis. Trainde je twee keer per dag, dan bleef je de hele dag weg uit de kazerne. Ter compensatie moest ik af en toe meer wacht lopen, herinner ik me. Mijn opleiding was in Heverlee, leren rijden met de camion. Anderhalve maand. Maar voor de rest was het leuker dan een gewone legerdienst.”

Thierry Siquet

Op 5 februari1995 zwaaiden de laatste dienstplichtigen af, na een korte diensttijd van acht of zes maanden al naargelang ze in België of Duitsland gekazerneerd waren. Uiteindelijk zou de dienstplicht definitief worden afgeschaft in 2004 via een wetsontwerp ingediend door de voorganger van De Crem, André Flahaut. Maar tot 1993 moesten de meeste mannelijke Belgen onder de wapens. Ook profvoetballers. Tenzij ze Gunter Jacob heetten. Of Bertrand Crasson. Of Ronny Van Geneugden. Die lieten zich medisch afkeuren. Als profvoetballer!

Kindermans: “Jarenlang moest alles worden geregeld via relaties. Een copain die hier of daar een speler kon plaatsen of die een compagniecommandant kende. Bij sommige clubs was dat voor hun spelers-miliciens goed geregeld, bij andere minder. En als coach moest je elke keer vragen of de speler mee mocht trainen.”

Het was kolonel Van Meerbeeck, een gewezen topsporter en jaren actief in het BOIC, die uiteindelijk in de jaren 80, dat amateurisme beu, de boel structureerde en officieel in een akkoord met de voetbalbond de rechten en plichten van de dienstplichtige voetballer vastlegde. Dat akkoord werd in Oostende getekend, in het bijzijn van Alain Courtois, toen nog als pril secretaris-generaal van de KBVB. Kindermans: ” Vanaf dan werd iedereen in een kazerne ondergebracht die zo dicht mogelijk bij zijn club lag. De prioriteit was de training, niet de woonplaats van de voetballer. De militaire ploeg werd ook een echte ‘nationale’ ploeg, waarbij voetballers uit de eerste en de tweede klasse een zekere bescherming genoten. Ze konden vlotter trainen, kregen de juiste uitrusting. Wij hadden zelfs al een contract met Diadora van 25.000 euro, nog voor de voetbalbond met hen in zee ging.”

Kindermans werd in 1988 de trainer. Spelers koos hij in samenspraak met de voetbalbond, die besliste of dienstplichtigen een topsportstatuut kregen. Clubs konden die aanvraag bij Michel Sablon indienen. De meesten speelden in de eerste en de tweede klasse, al was Gilles De Bilde een uitzondering. Die voetbalde nog in eerste provinciale toen hij bij het leger ging.

Brand in het vliegtuig

Samen met Geert (De Vlieger, nvdr) hadden ze ons gelegerd op de Westakkers, de kazerne in Sint-Niklaas. Ik geloof dat we daar tijdens de tien maanden dat mijn legerdienst duurde, twee weken zijn geweest. JP tekende vaak verlofbriefjes … Gelukkig maar, want aanvankelijk was er sprake van een verhuis naar Duitsland, naar Ludwigshafen. De trainingen waren soms hilarisch, met oefeningen waarvan we niet altijd het nut inzagen. Zo moesten we een keer alle vrije trappen verplicht met de buitenkant van de voet nemen. En dan die reizen. Op onze verplaatsing naar Engeland heb ik een heuse doodservaring gehad. In het vliegtuig was er plots een hevige rookontwikkeling. Zelfs JP was ongerust. Sommigen dachten aan brand, maar uiteindelijk bleek de verwarming aan te staan, maar was het water op.”

Hervé Van Overtvelt

Zo’n verplaatsing naar Engeland, dat was er eentje naar Alder-shot, ten zuiden van Londen, waar iedere keer een agressieve thuisploeg – allemaal beroepsmilitairen: de Jassen (de bijnaam van de militaire voetballers) – ons opwachtte met scherpgeslepen studs. Kindermans: “Siquet, zelf toch ook geen doetje, zei me aan de rust: ‘Trainer, ik heb nog nooit zo veel schrik gehad in mijn leven.’ Die Engelsen stonden bij wijze van spreken voor de wedstrijd in de vestiaire nog een sigaret te roken en zich af te vragen wie ze dit keer dood moesten stampen.” Alleen een team met onder meer Gert Verheyen en BenjaminDebusschere kon er onder zijn regime ooit winnen.

Logeren deden ze in de barracks, in bedden van voor WO I. De voeten van Philippe Albert staken er een halve meter uit het bed.

Het laatste bezoek van Kindermans aan Engeland was er eentje met de meest getalenteerde generatie: Schepens, Léonard, Genaux, De Vlieger, De Boeck, Huysmans, Claessens, ze zouden het later allemaal tot Rode Duivel schoppen. Maar ook die generatie bleef steken op 1-1. Voldoende voor winst in de Kentish, maar van die bende een groep maken kostte Kindermans heel wat moeite.

Hij getuigt: “De dag voor de match had ik de gewoonte om twintig minuten alleen op snelheid te trainen. Tijdens een oefening zei ik lachend tegen Gunther Schepens: ‘Hé Gunther, je loopt precies als een oude pee.'”

Nu is Schepens van niemand bang. Hij slingerde Kindermans het volgende naar het hoofd: ‘Als je denkt dat je het beter kan, doe het zelf.’ Ooit bezorgde Schepens Robert Waseige een Franse colère door hem toe te roepen, terwijl hij op een bal zat: Atten-tion, tu vaspéter. Schepens wilde lachend zeggen dat de bal door het gewicht van zijn trainer riskeerde te ontploffen, maar péter betekent in het Frans ook ‘winden laten’ en zo had Waseige het begrepen. Een hele rel.

Kindermans kon ook niet lachen met Schepens’ reactie en stuurde hem boos van training. Schepens bood zijn excuses niet aan en bleef bijgevolg die wedstrijd in burger langs de kant.

En zo had Kindermans slag om slinger problemen, vaak met de Luikse goudhaantjes. Genaux, Léonard, Goossens, dat waren niet de makkelijkste. En dan had hij zich nog ontdaan van Roberto Bisconti, want hij wist: “Als ik die er óók nog bij laat, is het om zeep.”

Walen apart, Vlamingen apart, terwijl hij nochtans nooit toeliet dat twee jongens uit dezelfde taalgroep aan tafel naast mekaar zaten. Tot die ene keer, in Tongerlo, op stage. Waar pannenkoeken en kriekskes niet meer hielpen, maar een nachtelijk bezoek aan de Copacabana wel.

Kindermans: “Ik wist dat ze op maandagnacht altijd uitgingen in Kessel, naar de Copacabana ( tent die in de streek befaamde Happy Mondays organiseerde, nvdr). Hun sortietje was goed voorbereid. Genaux belde me op zondagavond dat ze eerst nog bij de kinesist langs moesten en dat hij dus niet op de afspraak in Brussel kon zijn. Ze zouden rechtstreeks naar Tongerlo komen. Op die manier hadden ze de beschikking over hun wagens …”

Na het avondeten verdween iedereen naar de kamer. Lichten moesten uit om 23 uur. Ondertussen had Kindermans met een krijtje op de grond en op de banden een merkteken aangebracht. Iets over elven hoorde hij getrippel in de gang, even later checkte hij de parking. De wagens waren weg.

’s Anderendaags moest Genaux, als laatste aan de ontbijttafel, alles toegeven. Kindermans: “Ik begin daar van mijn kloten te maken en bedreig hem met het intrekken van al zijn faciliteiten. En dan kwam ineens Glen De Boeck naar voor. Hij zei dat hij er ook bij was. Net als nog anderen. Die avond speelden we tegen Tielen. Ik had 5-0 geëist en kreeg dat ook. En vanaf dan stond er een groep.”

Kakkerlakken

“Ik was op het WK voor militairen in Italië. Leuke tijd. Als je niet op wacht moet staan of door de modder kruipen, is alles leuk. Mooi toernooi, geweldige ploeg. Ik herinner me wel een ongelooflijke schoppartij op dat toernooi. En de drukte van Napels. De hitte. We sliepen in de kazerne, maar mochten af en toe even de stad in. Alleen leek me dat niet meteen de veiligste plaats van Italië. (lacht)”

Ronny Gaspercic

Samen met de Kentishbeker is het WK in Napels een van de hoogtepunten uit Kindermans’ carrière: “Philippe Albert moest zelfs niet onder de wapens, hem heb ik kunnen overtuigen om de plaats van zijn broer in te nemen. Die was wél opgeroepen.”

Hij bouwde zorgvuldig op naar dat toernooi, maar kende toen even tegenslag. Kindermans: “Op een gegeven mo-ment kwam de kolonel naar me toe en zei: ‘Ik heb een vriendenmatch kunnen regelen tegen Turkije. Een oefenmatchke. Pak dat er maar bij, en passant …’ Ik zei nog tegen de kolonel: ‘Allez, hoe kun je dat nu doen? Dat past niet in het schema.’ Hij weer: ‘Ach, vervang een training door een match.'”

Kindermans doet zoals afgesproken. Stevige training ’s ochtends, ’s namiddags wat rust en dan de match. 7-0! Kindermans: “Ah, ja. Na 20 minuten was iedereen steendood.”

’s Anderendaags moest hij op het matje bij de generaal. Dat het een schande was, dat hij het niet waard was om trainer te zijn van de militaire ploeg … Kindermans: “Het pijnlijke is, je moet in het leger altijd vragen of het toegelaten is om te spreken. Ik doe dat, krijg die toestemming, kan mijn uitleg doen, en voeg eraan toe: wij komen met een medaille terug. Hij bekijkt me en zegt: ‘Oké, ik volg u. Maar: geen medaille, geen trainer meer.'”

België werd derde in het toernooi.

Een ander mooi moment was een trip naar Afrika, in het spoor van François-Xavier de Donnéa, ook al zo’n gewezen minister van Landsverdediging. Met drie tussenstops, in Libreville (Gabon), Kinshasa (toen heette Congo nog Zaïre) en Kigali (Rwanda). Heen met de Boeing, terug in een C 130. Toont een foto: ” Luc Nilis naast een olifant, dat is toch mooi. En hier: het busje in panne ergens in de middle of nowhere. Frank Dauwen staat erbij te kijken.”

In Gabon moesten ze logeren in de kazerne. Uit zekerheid ging hij, terwijl de rest onderweg was, toch even vooraf het logement checken. Kindermans: “Ik trok één laken weg. Een hoop kakkerlakken, in alle richtingen dekking zoekend.”

Later trokken ze ook nog met de trein door het oerwoud.

Ook dat was voetballen voor de militaire ploeg. Nostalgie. S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content