Eens de gevreesde linkerflankaanvaller van Club Brugge, tegenwoordig wat aanmodderend bij de Deense tweedeklasser Hvidrove uit Kopenhagen. Jan Sörensen zou zich graag bewijzen als trainer van blauw-zwart.

“We kennen moeilijke tijden”, zucht hij. “Twee jaar geleden pompte Peter Schmeichel ettelijke miljoenen Deense kronen in de vereniging en vroeg mij om er opnieuw een topclub van te maken. Het bleek een luchtkasteel te zijn. Intussen heeft Schmeichel zich al teruggetrokken, en haalde hij ook het geld weer weg, zodat we onze ambities kunnen opbergen. Hij heeft me aardig te grazen genomen.”

Sörensen vertelt het in haast vlekkeloos Nederlands met een Hollandse tongval. Dat laatste hield hij over aan zijn tijd bij Twente, Feyenoord en Ajax. “Wij zijn niet meer dan een modaal clubje,” gaat hij verder, “dat thuis amper duizend toeschouwers op de tribunes krijgt. Ik weet niet hoe lang ik het hier nog uitzing. Het gaat er hier in Denemarken wat te zacht aan toe, vind ik. Ik lig nog een jaar onder contract, maar de kans dat ik binnenkort elders mijn tenten opsla is heel reëel.

“Ik heb enkele aanbiedingen van Engelse tweedeklassers. Mijn grote voordeel is dat ik vrijgevochten ben. Ik ben aan geen enkel land verknocht en zowel hier in Kopenhagen, als in Engeland, als in de Algarve in Portugal, waar ik mijn spelerscarrière afsloot bij Portimonense, heb ik een huis staan. Mijn oudste kinderen werken en studeren in Engeland, en de kleinste van vijf kan ik makkelijk overal naartoe nemen.

“Ik ben een tijdje in Portugal blijven hangen, deed er wat in immobiliën en leerde er mijn huidige, Engelse vrouw kennen. Ik scheidde van mijn Deense vrouw en begon een nieuw leven. Even had ik genoeg van het voetbal, hoe zalig die tijd ook was. Maar mijn kinderen werden schoolplichtig en omdat ik niet te veel vertrouwen had in het onderwijs in Portugal, verhuisden we naar Engeland en gingen aan de noordkant van Birmingham wonen. Eerst was ik er verkoopsdirecteur van een Amerikaanse softwarefirma, nadien verkocht ik in Europa bowlingbanen voor een Amerikaans bedrijf. Ik had al wat ervaring opgedaan in de commerciële wereld door mijn huizenverkoop in Portugal, en ook de bowlingbusiness floreerde.

“Meer en meer echter begon ik het gras te missen. Toen ik de kans kreeg om trainer te worden van de plaatselijke tweedeklasser Walsall, greep ik ze met beide handen. Fantastisch ! We bereikten de vierde ronde van de FA Cup tegen Manchester United en verloren op Old Trafford met 4-1. In de Ligabeker gingen we er na een fraai parcours uit op het veld van West Ham United. In Denemarken is het allemaal veel minder. Ik ben hier meer een manager naar Engels model : ik breng nieuwe spelers aan en sta ook op het veld.

“Hangt er in België een geurtje aan een trainer die zijn eigen spelers meebrengt ? Hier kan dat. Als ik de club daarmee op een hoger niveau kan brengen, waarom niet ?”

et kan dus best zijn dat het opnieuw Engeland wordt. Maar als Club Brugge een nieuwe trainer nodig heeft, ben ik kandidaat. Dat weten ze heus wel, hoor. Ik zit ook al lang genoeg in het vak om het daar te kunnen maken. Het is niet omdat ik in Engeland en Denemerken tweedeklassers getraind heb, dat ik het niveau niet zou aankunnen. Ik zeg je : hoe hoger je gaat, hoe makkelijker het wordt. Je moet de spelers niet meer leren hoe ze tegen een bal moeten trappen en alles is er veel beter georganiseerd. Hier moet ik nog heel veel zelf doen : ik ben tegelijk clubmanager, commercieel manager en trainer.

“Brugge is altijd mijn club geweest. Naar Belgische normen wilden wij op een vrij agressieve manier ons doel bereiken. Dat lag uiteraard aan de trainer ( Ernst Happel, nvdr), aan het bestuur ook met Michel Van Maele en Antoine Vanhove, maar we hadden er ook de ploeg voor. Het eerste wat ik op maandag nog altijd doe, is naar de uitslag van Brugge zoeken. Aan Brugge heb ik echt mijn hart verloren. Wat een stad ! Soms bekruipt de heimwee me zo fel dat ik mijn wagen spring, naar Brugge rijd en er dan twee dagen anoniem rondloop. Geen mens die mij, met mijn overtollig gewicht, nog herkent.

“Hoewel… Een jaar of twee geleden zat ik rustig in een restaurant te eten. De kelner vroeg mij : ‘U bent toch Jan Sorensen ? U bent er niks op vermagerd !’ Mijn collega-trainers noemen me niet voor niks dikke Jan. Vind je dat ik op Boskamp lijk ? Ja, daar is wel iets van. Ik hou ook wel van een no-nonsense aanpak en kan ook wel aardig uit mijn vel springen. Als speler al kwam ik ook altijd voor mijn mening uit. Dat botste nu en dan wel eens, maar mede daardoor heb ik mijn laatste jaar bij Club wel de aanvoerdersband gedragen. Het was dat verschrikkelijke jaar dat we tegen de degradatie vochten en ons pas op de laatste speeldag konden redden dankzij een 3-2 zege tegen RWDM. Ik scoorde twee keer in die wedstrijd.

“Nadien ben ik vertrokken, met een krop in de keel, maar het klikte van geen kanten met Georg Kessler. Hij kwam nog niet aan de enkels van Ernst Happel. Via Spitz Kohn, die ook nog bij Brugge gewerkt had, kwam ik bij Twente terecht. Ik hielp de club opnieuw naar de hoogste klasse en werd uitgeroepen tot beste speler van de Nederlandse competitie. Later volgden nog Feyenoord en Ajax, maar nergens was het nog zo goed als in Brugge.”

door Stefan Van Loock,

“Als Club Brugge een nieuwe trainer nodig heeft, ben ik kandidaat. Dat weten ze.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content