Mensen die zich jarenlang – vaak belangeloos – ingespannen hebben voor een voetbalclub en nu, op hun oude dag, in de zetel of aan de keukentafel nog eens durven wegdromen naar de tijd van toen, in het Vlaamse land lijken ze ontelbaar. En dat zijn ze waarschijnlijk ook. Roger Donvil is een van hen. In 1976 posteerde hij zich als voorzitter voor dertien jaar aan het roer van Dilbeek Sport, momenteel een vierdeklasser. Nu, op zijn 75ste, heeft Donvil het niet moeilijk om te stellen dat de huidige gang van zaken niet meer voor hem is weggelegd. “Ik zou niet meer meekunnen.” Het professionalisme heeft het amateurisme in een hoekje gedrumd, en bijgevolg ook de vriendschappen, zegt hij. “Als je vroeger aan één persoon vroeg om ’s anderendaags met iets te komen helpen, stond er de volgende dag vijf man. Dat heb je nu niet meer. Het bestuur, dat is nog steeds een groep vrienden. Maar het is toch anders.”

Amper vier à vijf keer per seizoen gaat Donvil nog naar een match kijken. “Ik kan dat eigenlijk niet meer aan”, zegt hij zachtjes, bijna verlegen. “De zenuwen.” Veel volk staat er sowieso niet langs de zijlijn van de Dilbeekse grasmat. “Dit is een slaapgemeente zonder voetbalpubliek”, slaat de ex-voorzitter de nagel op de kop. In fel contrast met plattelandsdorpen en -gemeenten, die een vaak sappige voetbaltraditie met zich meedragen, ontkwam en ontkomt Dilbeek in de schaduw van het grote Brussel niet aan de urbane invloeden van de hoofdstad. Hier staat geen aftandse tribune waar je de ziel van de club kan ademen, lopen geen hordes fanatieke supporters gehuld in de clubkleuren, vallen niet om elk hoekje amusante anekdotes te rapen.

De mooiste herinneringen van Donvil – die naar eigen zeggen altijd oog had voor de jongeren – gaan over de jeugdtoernooien die elk jaar rond Pinksteren werden georganiseerd. Die sterven ondertussen een stille dood, constateert hij koeltjes. “Nu trekken ouders er in die periode met hun kroost op uit om te gaan skiën. Dat had je vroeger niet. Het wordt steeds moeilijker om jongeren nog bijeen te krijgen. Ja, één dag eens, hooguit.

“Jammer, want die toernooitjes waren een verrijking. Je kwam er in contact met andere culturen.” Tientallen buitenlandse spelertjes hebben in de loop der jaren in huize Donvil gelogeerd tijdens de toernooien. “Neem nu die Duitse jongetjes van Mönchengladbach. Een discipline, niet te geloven. Om zeven uur ’s ochtends waren die al uit de veren. Toen mijn vrouw en ik gingen uitzoeken van waar het vreemde geluid kwam dat ons uit onze slaap had gewekt, vonden we hen op het muurtje. Voor dag en dauw waren ze hun voetbalschoenen al aan het poetsen. En de Russische voetballertjes, die waren nóg méér gedrild.

“De Franse jongetjes ( lacht), dat was het andere uiterste. à la Française, weet je wel. Het loopt allemaal wel los … Prachtig toch allemaal ?” S

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content