De dagen van Frederik Vanderbiest, trainer van KV Oostende, staan bol van verrassende ontmoetingen. Met de ontdekker van Mark Cavendish, met de nationale doelman van Gabon, maar ook met Eric en Mia, authentiek zoals de club. Een dag in het spoor van een gelukkig mens.

6:15

Oostnieuwkerke, een deelgemeente van Staden, Staen in ’t West-Vlaams. Het is bijna kwart over zes (in de morgen!) wanneer Frederik Vanderbiest aan zijn auto klaarstaat, boekentas netjes op de achterbank. “Normaal vertrek ik nog een half uurtje vroeger”, lacht de T1, duidelijk een ochtendmens. “Ik ga meestal rond 21.30 uur – nooit later dan 22 uur – slapen. Ik kijk sowieso weinig televisie.”

De radio staat op MNM, er wacht een rit van om en bij de veertig minuten door slapende dorpen en donkere velden, maar Vanderbiest kent de bochtige wegen op zijn duimpje. “Wat wil je, na meer dan vier seizoenen?” In Torhout, op de kruising van de Noordlaan en de Oostendestraat, is de stank niet meer te harden. “Het slachthuis om de hoek. De wind staat slecht.”

De Nederlandstalige Brusselaar is ontspannen, met twaalf punten en een veertiende plaats na de heenronde kan hij best leven. “Voor het seizoen verwachtte iedereen ons op de positie waar Bergen nu staat: allerlaatste. Wij zouden het lelijke eendje worden, bijna niemand had ervaring op het hoogste niveau… Spelers lezen dat ook, hé. Toen ik nog voetbalde, trok ik mij dat niet aan. ‘Ze’ hebben mij 27 keer afgeschreven. Te traag, te dit, te dat… Maar uiteindelijk heb ik meer dan honderd matchen in eerste en bijna driehonderd in tweede klasse gespeeld. (lacht) Kritiek maakte me sterker, ja, maar blijkbaar is dat nu bij de meeste jongens anders.”

Nochtans: in het begin van het seizoen was Vanderbiest een paar keer hard voor zijn spelers. Na het verlies tegen Cercle, bijvoorbeeld, toen hij voor de tv-camera stelde dat hij het beu was dat afspraken op stilstaande fases niet nagekomen worden. Blijkbaar begrijpen mijn spelers het niet en zijn ze hardleers’, klonk het toen. Moet kunnen, vindt hij nog altijd. Om drie redenen. Eén: “We steken enorm veel tijd in zulke fases, komen daar bijna dagelijks op terug.” Twee: “Spelers en analisten mogen hun mening geven, maar een trainer niet. Dat is toch te gek voor woorden?” En drie: “Als speler voelde ik mij het best bij de aanpak van mijn twee Nederlandse coaches – Johan Boskamp en Dennis van Wijk -, die heel direct en confronterend waren. Zeggen waar het op staat, is toch vanzelfsprekend?”

Hij kijkt terug naar de start van het seizoen, toen KV Oostende op de openingsspeeldag in Genk met 3-0 van het veld werd geveegd. “We wisten dat het een moeilijk verhaal zou worden. Geen inschattingsfout, want uiteindelijk was het een mirakel dat we met ons budget (vier miljoen euro) 22 spelers ter beschikking hadden.”

07.00

Sportcomplex De Schorre. De parking is nog verlaten, Vanderbiest parkeert de wagen op zijn vaste plaats, net naast de ingang. “Andere spelers probeerden het hoofd van Nicaise Kudimbana gek te maken. ‘Je moet eens op de plaats van de trainer gaan staan.’ Maar dan zullen ze hier toch wel heel vroeg moeten zijn.” (lacht)

Bijna blindelings vindt de T1 de sleutels voor het hek en de kleedkamers. Zijn routinetaken zijn: de internetverbinding installeren, laptop opstarten, water in het Senseoapparaatje doen, alle niet-genummerde kledingstukken van de technische staf op de juiste plaats leggen, de radio aanknippen…

Het trainerskabinet is klein en primitief. “Mijn twee assistenten, die parttime in dienst zijn, komen pas na de middag, dus hebben we nu voorlopig wat plaats. (lacht) Het is behelpen, maar het lukt. Ik blijf daar vrij rustig onder. Alles mondjesmaat. In Dender en Roeselare, waarmee ik als speler promoveerde, was dat niet anders.”

Terwijl Vanderbiest de trainingen op papier zet, klinken Vlaamse schlagers op de achtergrond. Aan de muur hangt een bord, met daarop vier A4’tjes. Wedstrijdprogramma van de beloften, trainingsschema van de eerste ploeg, individuele trainingszones van elke speler én de matchen van het eerste elftal, met als veelzeggende titel: Doelstelling = 14e plaats. “Voor de start van het seizoen rekenden we op 26 punten om play-off 3 te vermijden.” Onder aan het A4’tje: Iedere 3 wedstrijden = 3 punten. Per reeks van 4 tot 6 punten: 1 dag verlof. Van 7 tot 9 punten: extra dag verlof. Vakantie zit er na de 3 op 9 tegen Anderlecht, Kortrijk en Bergen dus niet in. “Toch wel. Na de 2-0 tegen Bergen kregen de spelers twee dagen vrij. Het waren vrij intensieve weken, waardoor sommigen met kleine kwaaltjes sukkelen. En je mag ook niet té strikt zijn.”

In de kleine bergruimte staat een kopieermachine (“Van thuis meegebracht”), een voorraad shakes en voedingssupplementen, stapels papieren… Ook ernaast, in de kleedkamer die tot verzorgingsruimte werd omgebouwd, is het behelpen: drie massagetafels, waarvan er eentje in de douche staat, een kleine ijskast met water en rijstpapjes, een aantal kasten.

Rond acht uur arriveren Cédric Berthelin, de keeperstrainer/ eerste doelman, en Bart Brackez. “Ik ken Fred al heel lang. In het verleden gaf ik hem, en ook Ivan Perisic, massages.” De Kortemarknaar werkte in het verleden bij T-Mobile, Cofidis, Team Columbia en US Postal, waar hij dijen en kuiten van onder anderen Frank Vandenbroucke, Lance Armstrong, Thor Hushovd en Jan Ullrich kneedde. Sinds dit seizoen is hij verzorger-en-zo-veel-meer bij de kustploeg. Hij zet de mand met het ontbijt in de kleedkamer. “Om zes uur was ik al sandwiches aan het smeren. Vijftig stuks!”, lacht Brackez, ontdekker en mentor van Mark Cavendish, voor wie hij in 2006 een stagecontract bij T-Mobile versierde.

09.00

Iedereen is stipt op tijd. Ook Tom Van Imschoot, met de… trein gekomen. “Tom woont in Zoutleeuw, bijna 180 kilometer van de club. Niet te doen met de wagen. Toen ik in Roeselare begon te voetballen, reed ik elke dag naar Dilbeek, maar na zes maanden ben ik verhuisd. Veel te vermoeiend. Maar voor sommige jongens is het niet vanzelfsprekend om zomaar aan de kust te komen wonen. Schoolgaande kinderen, een vrouw die werkt…”

Beleefde jongens, daar in Oostende. Elke speler passeert in het trainerskabinet, waar ondertussen ook sportief directeur Luc Devroe en teammanager Rik Coucke gearriveerd zijn. Jordan Lukaku krijgt te horen dat hij vrijdag een etentje moet betalen. “Voor de match tegen Anderlecht was hij te laat, waarna ik met een aantal spelers heb overlegd: ‘Laten we Jordan uit de kern of geven we hem een alternatieve straf?’ Maar iedereen wist dat Jordan naar de confrontatie met zijn ex-club uitkeek. Enorm sterk gespeeld. Na die match zei ik tegen Geert Emmerechts(assistent van John van den Brom, nvdr) dat de beste speler van Anderlecht bij ons voetbalde.” (lacht) Maar het kost de jonge Belg wel een etentje…

De spelers nemen een sandwich, maar de ruimte is krap. In de douche hangt een dartbord, twee houten rekken puilen uit van de voetbal- en loopschoenen, de kastjes zijn op naam. Vanderbiest: “Er zijn plannen om de oude jeugdkantine opnieuw in te richten, zodat spelers een eigen ruimte krijgen waar ze buiten de trainingen kunnen samenzitten. Ontbijten doen ze nu nog in de kleedkamer, volgend seizoen kan dat wellicht in het spelershome.”

10.13

Met een “oké boys” sommeert Vanderbiest zijn spelers naar buiten. Hij haalt nog kort de voorbije match tegen Bergen aan, overloopt het programma van de dag en de rest van de week, gooit er nog wat peptalk tussen en verrast met nog eens twee dagen vakantie. “Vrijdag spelen we in Westkapelle een oefenwedstrijd tegen Kortrijk, erna gaan we samen iets eten en zaterdag en zondag krijgt iedereen vrij.” Op het einde vertelt de T1, bijna achteloos, dat hij goed kan begrijpen dat een aantal jongens momenteel wat ongelukkig is. “We zullen dit seizoen nog iedereen nodig hebben, met dertien man kúnnen we het niet redden.”

Wanneer FVDB de duurloop op gang fluit, verduidelijkt hij die boodschap. “Ik heb een aantal spelers, met wie ik al een paar jaar samenwerk, tijdelijk op de bank moeten zetten. Ík heb het daar moeilijk mee, omdat ik ook door hén nu trainer in eerste ben, maar zij hebben het natuurlijk ook moeilijk. Yohan Brouckaert, bijvoorbeeld, scoorde vorig seizoen elf keer en gaf meer dan vijftien assists, maar speelde de voorbije drie wedstrijden amper. Ik begrijp zijn ontgoocheling, maar hij mag die niet te nadrukkelijk uiten. Want volgende week is het misschien iemand anders en dat kan niet. Maar alles is intussen uitgepraat, spons erover. Yohan beseft nu dat hij geen tijd moet steken in zaken die de trainer beslist en waar hij geen vat op heeft.”

De doelmannen trainen apart, de Gabonese tester Didier Ovono wordt door Vanderbiest aandachtig bekeken. Ook de twee oefenterreinen worden aan een inspectie onderworpen. Hobbelig, lang gras… “Het is de bedoeling dat we vanaf volgend seizoen over een groot en afgesloten oefenveld beschikken. En dat het door iemand van de club wordt onderhouden.”

11.45

De T1 moet nog even naar het secretariaat in het Albertparkstadion, waar alle medewerkers een stevige handdruk krijgen. “Nog even iets printen.” Hij toont de statistieken. Trots: “22 gele kaarten, één rode. Weinig, hé?”

Buiten regent het, een mistroostige dag aan de kust, maar hij klaagt niet. De trainer is tevreden met zijn kern, zeker na de inbreng van Marc Coucke, die Franck Berrier, Fernando Canesin, Jonathan Wilmet, Jordan Lukaku, Ádám Vass en Peter Sládek naar Oostende haalde. “We beginnen steeds beter te voetballen en zijn defensiever stabieler geworden. In onze laatste drie wedstrijden gaven we nauwelijks iets weg.”

Na een slechte start, 2 op 21, pakte KV Oostende een puntje bij AA Gent en won het in eigen huis van Charleroi, maar ging het de boot in bij Waasland-Beveren en tegen KV Mechelen. En toch: zijn ploeg toonde veerkracht. “Kijk maar naar die 0-2 op Lierse, waar we bijna móésten winnen. Telkens het echt ‘warm’ begon te worden, stonden we er wel. En: Berrier, Lukaku en Canesin moesten zich aan ons voetbal aanpassen. Want ze kwamen van clubs die elke wedstrijd 60 of 65 procent balbezit hadden. Een groot verschil met hier.

“De belangrijkste les na vijftien wedstrijden is dat we altijd van onze sterkte moeten uitgaan, iets wat we vorig seizoen nochtans altijd deden. Op Cercle en Waasland-Beveren hebben we ons aangepast en niet toevallig waren dat onze twee slechtste matchen. Niet meer doen dus, al zullen we tegen de echte topploegen wel eens op een bec de gaz lopen.”

Zoals tegen Anderlecht, dat op een diefje de score opende, en in Kortrijk, waar de kustploeg de tweede helft domineerde. “Dat heeft zelfs Hein Vanhaezebrouck toegegeven, iets wat hij zélden doet. En toch kregen we in die twee matchen een mentale dreun: ‘Moeten we nóg beter spelen om punten te pakken?’ Want dan zou het pas echt een moeilijk verhaal worden…”

Tegen Bergen, de laatste wedstrijd van de heenronde, stond het water opnieuw aan de lippen, maar nog voor de rust (2-0) was de match gespeeld. “Veel hebben we niet veranderd. Fernando denkt iets aanvallender, terwijl we met Sébastien Siani – de meest regelmatige speler – een controlerende, balvaste middenvelder hebben. Dat heb ik toch wat onderschat, moet ik toegeven. De jongens die voor hem op die positie speelden, deden het verdedigend goed, maar in de omschakeling liep het te stroef. Op die positie moet je, naast een breker, kiezen voor meer voetballend vermogen, want anders wordt Franck Berrier amper in het spel betrokken. Of hij moet de bal op de eigen helft komen ophalen.”

12.30

In het businessgebouw raakt Rik Coucke, de teammanager, in een geanimeerde discussie met Ádám Vass. De Hongaarse nieuwkomer heeft vuilniszakken gekocht, maar hoort dat er in België gesorteerd wordt. “Twee verschillende soorten zakken?” Hij schudt vol onbegrip het hoofd. “Papier en karton moet óók apart?” De teammanager lacht. “Die kunnen in de container op de club…”

Eddy Van Stechelman, hoofd van de catering, serveert het middagmaal. De visfilet met tomatensaus, kip, spirelli, warme boontjes en verse groenten wordt gesmaakt. De spelers ruimen de borden af, sommigen ‘spelen’ met hun gsm, anderen halen een pokerset boven. De fiches worden verdeeld. Game on!

De fotograaf wil een paar beelden in de businessseats, Vanderbiest kijkt naar de pokertafel en ziet dat het goed is. “Vijftien van de 24 spelers die samen kaarten, dat zegt iets over het groepsgevoel. Iedereen doet normaal. Als ik zie wat Berrier de jongste weken brengt, dan heeft dat misschien ook te maken met de familiale sfeer die hier heerst. Deze jongens weten waar ze vandaan komen. Werkers, die blij zijn dat ze in eerste klasse mogen voetballen. Net zoals ík in mijn tijd.

“Vooral voor Lukaku en Canesin – 19 en 21 jaar – was het niet vanzelfsprekend om zich meteen aan te passen. Dat ze door Anderlecht worden uitgeleend, ervaren ze gedeeltelijk als een mislukking. De omkadering is niet te vergelijken, de beleving anders… Dat is hetzelfde als met een Jaguar rijden en plots naar een 2pk’tje moeten overstappen. Vooral Jordan had het daar heel moeilijk mee. De jongste van allemaal, een beetje losbolliger dan de rest, maar op dat vlak is hij enorm geëvolueerd. Met de inbreng van Marc Coucke hebben we kwaliteit aan de kern proberen toe te voegen, zonder dat het familiale gevoel zou verdwijnen of dat we onze waarden – mentaliteit en discipline – verloochenen. Als dat wel zou gebeuren, dan hebben we een probleem.”

13.40

Terug op De Schorre, waar ook de deeltijdse assistenten – David Colpaert en Jordi Lemiengre – zich klaarmaken. Het trio bespreekt de oefeningen, terwijl dokter Chris Goossens de medische rapporten overloopt. “Wilmet, een scheur van meer dan twee centimeter, dat kan toch niet? Hij heeft daarmee drie matchen in een week gespeeld!”, merkt Vanderbiest op.

De kleedkamer is veel te klein voor de technische en medische staf. “Ook op dat vlak is er veel veranderd. Nieuwe dokter, sportief directeur, Patrick Orlans (commercieel directeur), Gianni Boone (‘digital’ marketing manager), Brunhilde Verhenne (pr en events)… En tijdens de winterstop trekken we voor het eerst op oefenkamp naar Marbella, waar we in ideale omstandigheden kunnen trainen. Toch ook weer een grote financiële inspanning… Maar al die vernieuwingen brengen automatisch meer druk voor de trainers en de spelers met zich mee.”

14.40

De sfeer tijdens de tweede training van de dag is ontspannen. Er wordt gelachen en gedold. “Sneller, harder…”, “Gedronken misschien?”, “Tak-tak-tak…” Vanderbiest vuurt de spelers aan en schakelt moeiteloos van Frans naar Nederlands of naar Engels over. De spelers genieten. Corner rechtstreeks in doel proberen te trappen, de bal op de lat van het kleine doeltje mikken of zo dicht mogelijk bij een kegeltje leggen… De ene speler wordt door Vanderbiest geknuffeld, een ander krijgt een lichte tik onder de kont… De trainer lijkt wel een van hen. “Toch minder dan de voorbije seizoenen. Eerste klasse, hé. Plus: ook dat is iets wat je leert. In mijn eerste volledige seizoen de eindronde, het jaar erna meteen kampioen… Ik voel me een stuk zelfverzekerder. Maar vergis je niet: ze hebben misschien niet het gevoel dat ze vandaag diep gegaan zijn, maar volgens de hartslagmeters is er zelfs iets te zwaar getraind.”

Aan de zijlijn kijken Eric en Mia toe, het koppel dat op De Schorre niet meer weg te denken is. De kalklijnen in het stadion en op de oefenvelden trekken (“Minstens drie uur werk, mijnheer!”), truitjes wassen, drogen en klaarleggen voor de training. Van de club kregen ze drie droogkasten en twee wasmachines, waarvan eentje net de geest heeft gegeven. “Nog laten zwieren en dan wegzetten”, klinkt het. “Om het vele werk rond te krijgen hebben we zélf nog wasmachines en droogkasten bij gekocht.”

Ze zijn lovend over ‘hun’ trainer. “Voor zijn komst was het hier een chaos. In de kleedkamers stond een grote mand, waarin iedereen zijn vuil materiaal gooide. Veel te zwaar om op te heffen”, zegt Mia. Eric: “Van Fred moet iedereen zijn kledij in een klein mandje leggen en in ons washok afgeven. Een enorme verbetering.”

Vanderbiest gaat onder de douche, legt zijn kousen, broekje en truitje in een mandje, dat hij zelf naar Eric en Mia brengt. Voorbeeldig. “Ik heb dat zelf moeten invoeren. Als iedereen zijn zin doet, is het in zo’n kleine ruimte niet leefbaar. Want uiteindelijk begint alles in de kleedkamer. Als je daar de afspraken niet kunt naleven, hoe zal dat dan op het veld zijn? Respect voor elkaar verlang ik. Daar heb ik geen boetes voor nodig. Wie te laat is zonder verwittigen, betaalt 25 euro, een bedrag dat bij herhaling telkens wordt verdubbeld. Maar ik denk niet dat ik dit seizoen al drie boetes heb gegeven.”

17.34

Het is tijd om naar huis te rijden. “We nemen de autosnelweg, zoals ik ’s avonds altijd doe.” Vanderbiest overloopt het programma tot Nieuwjaar. Er zijn nog thuiswedstrijden tegen Genk, Cercle Brugge en Lokeren, uitmatchen naar Club Brugge, Oud-Heverlee Leuven en Zulte Waregem. Kort na de winterstop moet zijn ploeg nog naar Sclessin. “Zwaar, ja, maar dan zijn die matchen al achter de rug. Voor het seizoen rekende ik op een punt per wedstrijd, nu zitten we daar nog net onder. Als we nog vijf keer winnen, zijn we wellicht gered.”

Net voorbij de afrit in Beveren moet hij een geeuw onderdrukken. De lange werkdag loopt op zijn einde. “Ik vind het enorm plezant, leuker dan zelf voetballen.” Links, in de verte, ligt het stadion van KSV Roeselare, waar hij in 2001 neerstreek. “Vorig seizoen ging ik er nog geregeld scouten, sindsdien ben ik er niet meer geweest. Als ik eens vrij ben, ga ik kijken naar SV De Ruiter, een eersteprovincialer uit de buurt.”

18.15

Exact twaalf uur na zijn vertrek draait Vanderbiest de auto in de straat. Eindelijk thuis. Hij kijkt naar de oprit en stelt vast: “Mijn vrouw (Isabelle Montmorency, die een boekhoud- en fiscaalkantoor heeft, nvdr) is ook nog niet thuis, zie ik.” Werkmensen, daar in Staen

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content