Eén juk heeft Adekanmi Olufade al afgeworpen, van het andere, dat van clubhopper, hoopt hij zich bij AA Gent te bevrijden. ‘Want ik heb nog weg af te leggen.’

Dik vijf jaar geleden moet het geweest zijn dat we in Lomé, de hoofdstad van Togo, met Adekanmi Olufade en diens twee vrienden Valère en Stan cola dronken op het strand. Blanke toeristen waren er niet te zien. Het wemelde er alleen van de rusteloze en lusteloze Afrikanen. Sommigen leurend met een handeltje op zoek naar snel gewin, anderen half slapend in het warme zand, een minderheid zich vergapend aan een zelfbenoemde tovenaar die, eens je zijn tentje betrad, tot een angstwekkend hoofd op een plank gereduceerd bleek te zijn. Terwijl le magicien de toekomst voorspelde en geïntrigeerde toeschouwers de truc met het hoofd trachtten te doorgronden, probeerden voyous hen ongemerkt nog iets uit de zakken te rollen. Valère en Stan behoedden ons ervoor gepluimd buiten te gaan, nadat ze ons al een halve week met veel toewijding door de roots van Olufade hadden gegidst. Olufade zelf, toen speler bij Lokeren, was die hele week weggeweest met de nationale ploeg en zat die namiddag op het strand na te genieten. Veel woorden hoefden daar niet bij. Veel woorden kónden er ook niet bij. Stan en Valère waren uitgepraat en Olufade bleek een man van weinig woorden. Niet dat hij nu een spraakwaterval is geworden, maar zelfs op een stille, druilerige namiddag als deze in het oefencomplex van AA Gent wil de conversatie toch aardig lukken.

Je bent veranderd, Adekanmi.

Adekanmi Olufade : “Ja, ik heb inspanningen gedaan om mij socialer op te stellen tegenover iedereen. Tijdens mijn eerste seizoen bij Rijsel verweten ze mij mijn timiditeit, dat ik weinig praatte, niet met de groep uitging. Maar het jaar daarop heb ik mij echt socialer opgesteld. Ik heb nu toch al wat meer ervaring om opener te kunnen zijn en te praten met andere spelers.”

Na de overwinning op Standard gaf Georges Leekens al zijn spelers een vrijgeleide om de stad in te gaan. Ben je mee geweest ?

“Neen, neen. Toch niet. Ik woon in Rijsel, dus ik ben vroeg naar huis, naar mijn Franse vrouw en dochtertje, gegaan. Bovendien ben ik na een wedstrijd meestal zo moe dat ik liever meteen rust. Ik voel me wel nog altijd graag op mijn gemak.”

Was je familie de belangrijkste reden om vanuit de Emiraten, waar je vorig seizoen voetbalde, naar België terug te keren ?

“Ja, toch wel. In Qatar en de Emiraten waren er een paar clubs die mij wilden, maar mijn dochtertje is tweeënhalf en begint in Frankrijk naar school te gaan, dus ik wou dichtbij Rijsel kunnen voetballen. In Frankrijk waren alleen tweedeklassers geïnteresseerd, maar ik wou op mijn niveau blijven, dus heb ik voor Gent gekozen. Ook omdat ik daar mensen vind die mij nog kennen van bij Lokeren ( Georges Leekens, Freddy Heirman, Davy De Beule, nvdr). Ook dat is belangrijk om mijn carrière opnieuw te lanceren.”

Gebroken

Laten we die carrière misschien eens overlopen. Je bent 26 en je hebt al minstens een tiental clubs achter de rug. Tenerife was de eerste in Europa.

“Ik speelde eerst in een opleidingscentrum in Lomé en als kadet ben ik naar de eerste klasse gegaan, bij Dynamique Togolais. Vandaar ben ik naar Spanje vertrokken. Drie maanden zat ik daar thuis niks te doen, te wachten op een grote club die mij zonder dat ik zou hoeven te testen door makelaars was beloofd. Toen die club niet kwam, besloot ik om in conditie te blijven, maar bij een kleiner clubje, Tenerife, te gaan voetballen. Ze speelden in, laat ik zeggen, de vijfde afdeling in Spanje, de Preferente. Na een jaar kwam er niks anders, dus ben ik teruggekeerd naar Togo. Van Togo ben ik dan naar Ivoorkust gegaan.”

Naar FC Satellite, de club die Lokeren sponsort.

“Na zes maanden kon ik eerst voor drie maanden uitgeleend worden aan Nyon in Zwitserland. Maar ik raakte daar in de eerste training al geblesseerd en ik leefde daar in een kamertje van nog geen tien vierkante meter. Mentaal was dat heel zwaar. Ik was gebroken : je komt naar Europa om je carrière voor de tweede keer te lanceren, maar je zit al meteen weer in de problemen. Dus ik heb het seizoen uiteindelijk afgemaakt in Ivoorkust.”

Vandaar ben je dan naar Lokeren gegaan, na Tenerife en Nyon je derde poging in Europa. Vertrek je dan met schrik in de benen ?

“Neen, neen, neen, ik ben iemand die niet loslaat. Ik ga tot het uiterste. Ik ben na het seizoen in Ivoorkust blijven trainen om klaar te zijn om in Lokeren te kunnen beginnen. Gelukkig kende ik hier wel al wat spelers die met mij hadden samengespeeld, zoals Coulibaly, en zaten er veel andere Afrikanen. En een trainer die vertrouwen had in mij. Leekens heeft mij de kans gegeven en ik heb ze kunnen grijpen.”

En je ging naar Rijsel.

“Mijn eerste seizoen daar liep in het begin wel goed, maar na een halfjaar ben ik geblesseerd geraakt aan de schouder en dat heeft mijn elan gebroken. Dat was het moeilijkste moment uit mijn carrière. Mijn schouder was ontwricht in een duel en daarna schoot hij telkens weer uit de kom als ik een tegenstander probeerde af te houden. Nu ik geopereerd ben, ben ik daarvan af. Ondertussen was de trainer in het tweede seizoen bij Rijsel door iemand anders vervangen, iemand die het niet zo zag in mij. Hij haalde zijn spelers en zag mij liever uitgeleend. Daardoor ben ik naar Nice gegaan.”

Emiraten

Waar je wat men noemt ‘de twaalfde speler’ was.

“Ja, meestal wisselspeler, maar ik kon er wel af en toe scoren. Alleen werd ik nerveus van zo vaak op de bank te zitten, dus ben ik teruggegaan naar Rijsel, dat mij nog altijd liever wou uitlenen.”

Aan Charleroi deze keer.

“Omdat ik in Nice niet veel gespeeld had, liep ik in de eerste ronde bij Charleroi nogal veel spierblessures op. Maar eigenlijk werd ik van in Nice al gewaar dat de problemen die ik met die makelaars in Spanje had erger werden. Ik kreeg brieven dat het gerecht mijn zaken zou blokkeren. Ze begonnen mij te bedreigen, quoi. Toen ik vijftien of zestien was, heb ik in Togo een papier getekend met makelaars die mij naar Spanje wilden brengen. Ik wist er niks meer van, ik dacht dat ik daarvan af was, maar zij haalden het telkens weer boven als ik bij een andere club terechtkwam. Ik wil daarover eigenlijk liever niet in detail treden, maar die makelaars vroegen telkens aan mijn club ongelooflijke sommen. Emmerdant, quoi. Het draait altijd om geld. De clubs stelden zich vragen over mij en Rijsel wou mij om die reden liever uitlenen. Op den duur kreeg ik zelf ook een brief van de rechtbank om me vanuit Frankrijk in Spanje te gaan aanmelden. Uiteindelijk heb ik dat contract teruggevonden en toen heb ik op het eind van het seizoen bij Charleroi met een advocaat beslist dat ik Europa moest verlaten, zodat ze geen macht meer hadden over mij. Zo ben ik in Qatar en de Emiraten terechtgekomen.”

Je bent er niet weggedeemsterd.

“Dat heeft met de mentaliteit van de mensen hier te maken. Ze denken dat wie naar ginder gaat dat doet om zijn carrière te beëindigen, maar ik was nog jong en ik ben er honderd procent voor blijven gaan. Maar wat ik in Europa al had verdiend, heb ik daar in twee jaar verdiend. Niet slecht dus. Maar ik heb het niet voor het geld op mijn gemak gedaan, want ook sportief viel het mee. In Qatar had ik een Braziliaanse en een Franse trainer en dat is mijn geluk geweest : zij hebben mij in die twee jaar doen werken zoals in Europa. Hard. Het niveau was niet slecht : elke club telt zes buitenlanders, onder wie veel Zuid-Amerikanen. Ik voelde me op mijn gemak, omdat ik daar met mijn vrouw en dochtertje was. Maar het leven is moeilijker dan in Europa. Je kan daar na het voetbal niet zomaar met de andere spelers omgaan. Iedereen gaat meteen naar huis. Maar omdat ik ook in Europa niet veel wegging, viel het mij nogal mee. In de Emiraten ben ik maar drie maanden gebleven : ik was daar gewoon door mijn club in Qatar uitgeleend om hen van de degradatie te redden. Wat in de laatste twee wedstrijden gelukt is. Ze boden mij daar uiteindelijk nog een contract van twee jaar aan, maar ik keerde liever terug naar Europa, aangezien mijn problemen met die makelaars hier ondertussen opgelost waren en mijn dochtertje naar school begint te gaan.”

Typische counterspits

Je transfer naar Gent werd vanuit Frankrijk geregeld door een zekere Roland.

“Ja, hij heeft Qatar en Gent voor mij gevonden, maar ik heb met hem niks getekend. Dat doe ik niet meer. Die hele zaak van vroeger heeft ervoor gezorgd dat ik bij Rijsel niet heb kunnen slagen. Dat heeft mij parten gespeeld in mijn voetbal en mijn carrière geremd. Drie spelers hebben ze zo gechanteerd. Een van ons is daardoor gestopt met voetballen. Die andere en ik, wij hebben tot het eind gevochten. Goddank ligt het nu allemaal achter de rug. Nu ben ik vrij. Ik heb geen makelaar meer. Ik vertrouw zelfs geen enkele makelaar meer. Je suis ouvert, zolang er maar geen papieren aan te pas komen. Ça c’est fini, quoi.

Laten we het ook even over je sportieve kwaliteiten hebben. Je bent nog altijd snel. Tegen Standard toonde je op een gegeven moment zelfs dat je niet alleen snel bent, maar ook dat je in een sprintduel kan vérsnellen.

“( lacht) Ah, maar dat blijft mijn belangrijkste kwaliteit. Deels zal dat wel naturel zijn, maar deels ook door in Lomé veel op het strand te lopen. Als je van het strand dan ineens op gras mag lopen, ga je veel sneller. En ik heb mijn gestalte mee natuurlijk.”

Wat je wel nog mist is, ondanks de fraaie assist die je op Lierse gaf, overzicht. Tegen Standard bijvoorbeeld wachtte je te lang om Patrice Noukeu aan te spelen.

“Als je zo snel bent, is het moeilijk om nog het overzicht te behouden. Ik dribbel soms liever alvorens een pass te geven. Als het dan al eens wat te laat is : jammer.”

Georges Leekens vindt je nog dezelfde spits als bij Lokeren, waardoor je je zou kunnen afvragen of je een speler bent die kan evolueren.

“Je kan niet alles hebben : of je bent snel of je bent een technische speler. Ik ben liever snel. Voor een aanvaller lijkt mij dat beter. Het is voor mij altijd een troef gebleken. Ik ben er om een verdediging te breken, ze af te matten als ik aan de bal ben en mijn eigen ploeg door mijn snelheid voorin de kans te geven onder druk uit te komen.”

Dat maakt dat je een typische counterspits bent.

“Ja. We beschikken bij Gent over een stevige ploeg. Individueel zijn we niet zo sterk, maar collectief wel. Met mijn snelheid daarbij moeten we heel goed op de counter kunnen spelen. Foley is niet zo snel als ik en ik niet zo goed met het hoofd als hij. Dus we vullen elkaar heel goed aan.”

Een beetje zoals je met Adebayor gewend bent in de nationale ploeg.

“Inderdaad. Adebayor is heel groot en ook goed met hoofd. Zijn moeder en mijn moeder komen uit hetzelfde dorp. Hij, Oyawolé, die nog bij Gent heeft gespeeld, en ik, zijn samen opgegroeid. Maar Togo is een moeilijk land om te voetballen. Ze laten een nationale coach nooit zijn werk doen. Altijd wil er iemand zijn speler naar voren duwen. Ze geven mensen de tijd niet. C’est l’Afrique, quoi.”

Met een vaudeville op de Afrika Cup en het WK en hevige discussies in alle Togolese media tot gevolg. Wordt Togo nog wel au sérieux genomen ?

“Toch wel. Dankzij onze deelname aan het WK is Togo un pays à battre geworden. Al onze tegenstanders maken zich nu klaar om ons te verslaan en iedereen kent ons. Ik heb al wat ervaring nu en ik durf bij de nationale ploeg zeggen dat ik ermee stop als er problemen zijn. Ik kan mijn carrière in Europa niet op het spel zetten door problemen ginder. Dat weten ze ondertussen. Nu ga ik nog omdat we een akkoord hebben gesloten met elkaar : ik ga niet naar de nationale ploeg om op de bank te zitten. Anders blijf ik liever bij mijn club. Dat is voor iedereen duidelijk.”

Hoe zie je verder je carrière evolueren ?

“Dit moet mijn seizoen worden. Il faut que je casse la barraque. Ik heb, als God het wil, nog tien jaar te spelen. Ik heb nog weg af te leggen. Ik voel me weer fris in mijn hoofd, ik ken geen fysieke problemen meer, dus er is geen reden waarom het niet zou lukken. Positief voor mij is dat ik bij een goede club zit met een trainer die ik ken, waardoor ik snel in de groep ben kunnen integreren. In alles wat Leekens zegt, hoor je : de groep. Dat is zijn kracht. Hij doet echt moeite om een speler te leren kennen, hij brengt spelers samen en legt hen geen druk op. Daarom heb ik hem zo graag. Ik heb één week een specifieke fysieke training gevolgd en nu gaat het heel goed. Met de ploeg binnen de eerste vijf eindigen en zelf een goal of vijftien maken, dat zou super zijn. Ik wil nog altijd graag bij een echte topclub raken en eens wat langer bij een ploeg blijven dan telkens een jaar zoals tot nu toe vaak het geval was. C’est ambétant, quoi. Ook voor mijn familie. Maar ik had dus voordien geen andere keuze. Nu wel.”

Het ga je goed, Adekanmi.

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content