© belgaimage

Ik heb het opgezocht wegens te moeilijk: desoxyribonucleïnezuur. Het is het woord dat momenteel het Belgische voetbal beheerst. Het komt voor in elk interview van een clubleider, trainer of verantwoordelijke. Allen zijn ze getuige van een identiteitsgevoel binnen hun club dat bepaald wordt door het DNA. Na de regionale identiteiten, de religieuze-, de seksuele- en de politieke-, krijgen we nu ook voetbalidentiteiten. Meer nog, ze zijn niet nieuw, ze zijn er al altijd geweest. Het is pas nu dat die alles bepalende identiteit van onze clubs plots begint op te rispen. En die oprispingen smaken veelal (desoxyribonucleïne)zuur.

Meestal gebruikt men DNA als excuus om een totaal onbegrijpelijke tegendraadse beslissing aan de supporters uit te leggen en zo zet men de supporter weer op het foute been met een Dwaas Nietszeggend Alibi. De gewone man gaat op den duur denken dat DNA een synoniem is van iets dat op korte tijd kan veranderen.

Een nieuwe trainer doet er best aan even langs de genetische bank te gaan om de vereiste chromosomen in te slikken. Zo kan hij zonder schroom beamen wat er naast hem gezegd wordt: ‘Zijn manier van spelen past bij het DNA van de club’.

Nieuwe spelers zullen ook steevast dezelfde vraag krijgen: ‘Pas je bij het DNA van je nieuwe club?’. Voor nieuwe buitenlandse spelers zal DNA dan staan voor ‘do not answer’ of ‘does not apply’.

Dus laat het woord voor wat het is, zet voor de wedstrijd een song op die de oudste supporters nog kunnen meezingen, toon het authentieke clubtruitje (vervang de strepen niet door blokken, kies geen pink als neutrale kleur als mauve of wit kan) en speel bij een gewonnen toss de bal naar de cornervlag van de tegenstrever met een verre hoge cross, als het vroeger ook zo was.

Ik dank de volgers bij voorbaat.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content