Als we Yaya Touré en zijn makelaar mogen geloven,

zit de hele Europese top achter de Ivoriaanse

middenvelder van Barcelona aan. En zeggen dat het ooit allemaal begon in Beveren. ‘In België ben ik

profvoetballer geworden.’

Een introverte jongen, ga je moeilijk iets uitkrijgen”, had Edy De Bolle gewaarschuwd. “Persschuw”, was daar door Herman Helleputte weinig hoopgevend aan toegevoegd. Er blijkt niets van te kloppen: Yaya Touré is een en al hartelijkheid bij de begroeting in de zonnige lobby van Hotel Majestic, hartje Barcelona.

Geconfronteerd met de woorden van zijn trainers destijds bij Beveren, kan hij hen geen ongelijk geven. Natuurlijk was hij timide. “In het begin wel, zoals de meeste Afrikanen wanneer ze voor het eerst naar Europa komen. De jaren hier hebben me ondertussen veranderd.”

Negentien was hij toen hij samen met een halve school landgenoten door Jean-Marc Guillou in Beveren werd geplaatst, recht vanuit Ivoorkust. Nog altijd maar vijfentwintig zit hij al bij zoniet de grootste, dan zeker de populairste club ter wereld. “Elke Afrikaan die naar Europa komt, wil slagen. Maar dat ik altijd heb geweten dat ik ooit hier zou staan, is niet zo”, zegt hij eerlijk. “Het is een proces in stappen geweest.”

Niet de minst belangrijke rol in dat proces was weggelegd voor Dmitri Seljuk, de makelaar aan wiens zijde Touré Hotel Majestic komt binnengestapt. Seljuk heeft de ontmoeting geregeld.

“Wanneer kom je?”, had hij over de telefoon gevraagd.

Euh, wanneer zou het Yaya passen?”

Maar de klant lijkt wel koning voor de Oekraïner en zijn wil is Yaya’s wet. Dus als ik hem zeg wanneer ik in Barcelona zal zijn, zorgt hij er gewoon voor dat Yaya zijn opwachting maakt. En zo komt het dat de verdedigende middenvelder van FC Barcelona tussen een competitiewedstrijd en een midweeks bekerduel door aanschuift voor een uiterst zeldzaam interview.

Afzien in Oekraïne

“Een goede leerschool”, zegt Touré, terugdenkend aan zijn Belgische jaren. “Stel dat ik van Afrika direct naar Spanje of Frankrijk was gegaan, ik zou het veel moeilijker hebben gehad. Wij moesten ons aanpassen aan het Europese voetbal. België heeft ons de tijd gegeven om het leven van een profvoetballer te leren leiden. Herman en Edy hebben ons daar uitstekend in begeleid.”

Omdat het geld nodig had, transfereerde Beveren hem na tweeenhalf jaar naar Oekraïne. “Er waren clubs die me wilden huren, zoals PSG, maar Beveren dacht alleen aan zichzelf. Ik was ontgoocheld.”

Bij Metalurh Donetsk, de club waarvan Seljuk vicevoorzitter was, brak een moeilijke tijd aan voor Touré. “Er is veel mentale sterkte en volharding nodig geweest om het daar vol te houden. Voetballen in Oekraïne behoort niet tot de dromen van een voetballer, en zeker niet van een Afrikaan. Het is er koud, de mensen spreken alleen Russisch en zijn erg gesloten. Maar het is me nadien wel van pas gekomen: dat anderhalf jaar heeft me mentaal gevormd.”

Zijn trainer bij Metalurh was Slavoljub Muslin, de Franse Serviër die enkele maanden later in Lokeren opdook. “Hij zei: kom bij mij spelen, ik ken je. Als het wat meezat, zou ik na een jaar alweer weg kunnen, zei hij. Zo is het ook gegaan.”

Olympiakos was de volgende halte, bij Trond Sollied in Athene. “Ik wilde niet direct de stap naar Frankrijk zetten, maar eerst via Griekenland of Nederland gaan. Olympiakos speelde Champions League, de mensen zijn er gek van voetbal, wat het allemaal heel interessant maakte voor mij. Bovendien werd Trond Sollied, die ik kende van in België, er trainer. Op zijn aandringen heb ik de stap gezet. Toen hij nog bij Club Brugge zat en ik bij Beveren, wilde hij me al. Door een financieel geschil is dat niet doorgegaan, geloof ik. Brugge wilde een eerste schijf betalen en later een tweede, maar omdat Beveren in grote geldnood zat, wilde het alles in één keer en daar is het op stukgelopen.”

Sollied in Griekenland werd een openbaring. Aan tactische richtlijnen hadden Touré en zijn Ivoriaanse vrienden van nature een broertje dood. Zichzelf en het publiek vermaken, op iets anders waren ze niet uit in het prille begin. “We liepen waar we maar wilden. Dat was best moeilijk voor Herman en Edy.”

Inmiddels beseft hij dat alleen tactische discipline het Afrikaanse voetbal naar een hoger niveau kan tillen. “Egypte is niet voor niks Afrikaans kampioen geworden. Een erg gedisciplineerd voetballende ploeg, meer dan de andere landen. Daarom ook hadden wij met Beveren altijd problemen tegen Club Brugge. Trond Sollied troefde ons telkens tactisch af. Ik heb veel van hem opgestoken bij Olympiakos. Hij leerde me 4-3-3 te spelen, precies hetzelfde systeem als Barcelona speelt. Het is dankzij Sollied dat ik hier weinig problemen heb gekend.”

Vergist in Bölöni

Volgende etappe: Monaco, ondanks op dat moment al de interesse van grote clubs als Real Madrid en Valencia, maar ook Manchester United en Chelsea, zegt hij. “Natuurlijk was de verleiding groot en wilde ik absoluut vooruit, maar stap voor stap. Vooruitgang boek je niet in één klap, wel geleidelijk aan. Door goed na te denken over elke stap en zo de juiste keuzes te maken. Het kwam te vroeg, ik moest eerst nog langs Frankrijk of Italië.”

Bij Monaco zat er meteen ruis op zijn relatie met de trainer, Laszlo Bölöni. “Ik kende hem niet. Een moeilijke mens, quoi. Ik was een transfer van de club, niet van hem. Er was gewoon geen communicatie tussen ons. Ik had pas het WK in Duitsland achter de rug en speelde niet, zogezegd omdat hij me liet rusten. Ach, allemaal verhaaltjes. Van ploegmaats vernam ik dat hij mij niet moest, ik liet hem koud. Ik dacht dat hij me beter zou maken, maar dat was een vergissing. Hij is maar een paar maanden gebleven.”

Dat Bölöni inmiddels behoorlijk succesvol is in België, weet hij wel. “Ik denk dat hij een goede trainer is”, zegt hij dan. “Hij is toch kampioen geworden … waar was het ook alweer, in Roemenië?” (Fout gokje: het was met Sporting Clube in Portugal.) Waarna hij een Afrikaans spreekwoord parafraseert, dat zoveel wil zeggen als: de verkeerde man op de verkeerde plek.

Het lag natuurlijk ook niet allemaal aan Bölöni, beseft hij nu. Zijn eigen impulsiviteit speelde hem toen nog parten. ” Ooh, oui!”, lacht hij. “Ik was jong en assez chaud, nogal opvliegend. Mijn negatieve karaktertje, zeg maar. Mede daardoor ben ik in aanvaring gekomen met Bölöni. Ik riep heel impulsief dingen in de pers. Typisch Afrikaans: als we ons beledigd of gekwetst voelen, reageren we onmiddellijk en vaak op de verkeerde manier. Mais bon, met de jaren heb ik dat in goede banen leren leiden.”

Guillou wist het al: met Yaya Touré is het zwart of wit. En volgens Helleputte kon hij het niet wegsteken als hij er geen zin in had. “Het was echt zwaar toen in België, hoor. Koud vooral, nul graden, min twee soms zelfs! Ohlalala! Soms wist ik niet eens meer wat ik deed en vertrok dan maar naar de douche. Dat doe ik niet meer: ik ben een echte professional nu.”

Plezier in Barcelona

Een jaar verstreek en opnieuw zocht hij meteen andere oorden op. “Ik had langer in Monaco kunnen blijven, maar als je opnieuw aanbiedingen krijgt van clubs als Barcelona, Inter, Manchester United of Chelsea, is het niet verstandig dat allemaal weer naast je neer te leggen. Een voetballer moet zich nieuwe doelen blijven stellen.”

Bij Barcelona verwierf hij meteen een basisstek. Met Frank Rijkaard stond er weer iemand bij wie hij warmte voelde. “Samen met Sollied is hij de trainer die mij het meest heeft beïnvloed. Ik vind ze erg op elkaar gelijken, hun kijk op voetbal is min of meer dezelfde. Met dat verschil dat Sollied niet altijd de spelers heeft gekregen die hij nodig had, maar je voelde dat er een idee achter zat.”

Hij speelde het seizoen uit met een slepende rugblessure. Pas daarna liet hij zich opereren. Rijkaard ging en met JosepGuardiola kwam een man van het huis aan het trainersroer. “Een speciaal geval”, aldus Touré. “Zijn voetbal is anders, dus ik moest me aanpassen. Bovendien bracht hij twee, drie spelers mee met wie hij bij de B-ploeg had gewerkt. Een van hen zette hij op mijn positie. Logisch, want ik wist nog niet hoe hij wilde dat ik zou spelen. Er was ook weinig tijd om erop te werken, want we moesten direct voorronde Champions League spelen. Dus hij speelde op zeker en stelde die ander op. Dat was doordacht: zo zag ik wat hij verlangde.”

Barcelona is bezig aan een ijzersterk seizoen en Yaya Touré staat er weer helemaal. Vijfentwintig nog maar. Tien jaar nog te gaan, maar hoeveel hoger kan ambitie nog reiken eens je in deze prachtige club zit?

“Het liefst zou ik mijn carrière hier beëindigen”, zegt hij. “Het voetbal van Barcelona is het mooiste. Het is het voetbal dat Jean-Marc ons heeft geleerd, un foot de passes. Bij Beveren, met Edy, deden we niets anders. Ik hou niet van fysiek spel en veel duels. Ik ben groot en kan me aanpassen, zoals ik deed in Oekraïne, maar het meest hou ik van technisch voetbal. Daarom zit ik bij Barcelona. Inter, Milan en Chelsea zijn ook van een hoog niveau, maar zij spelen met veel realisme, minder met spektakel. Barcelona is het pure voetbal, een en al plezier. Als je de bal hebt, vóél je de tegenstander afzien. En bij jezelf voel je alleen maar plezier. Daarom zeg ik dat ik hier wil eindigen. Niets is onmogelijk in het leven.”

Is er iets hoger dan Barcelona?

Hij zwijgt. “Ik denk het niet. Misschien Real Madrid, maar niet op dit moment. Het huidige Barcelona is sterker.”

Armoede in Afrika

In Beveren dacht hij nog slechts aan plezier maken op het veld en het publiek vermaken. Daar is inmiddels de drang om prijzen te winnen bij gekomen. “Want later, wanneer je bent gestopt met voetballen, zullen je kinderen je vragen: papa, wat heb jij eigenlijk gewonnen? Maar het belangrijkste blijft de manier waarop men zijn doelen probeert te bereiken. Voetbal is plezier, dus dat is ook het gevoel dat je de mensen moet geven. Voetbal is broederlijkheid, het verenigt mensen en lost problemen op.”

Yaya Touré komt nu helemaal op dreef. Hij gelooft het echt. “Mijn land, Ivoorkust, gaat gebukt onder zware politieke problemen. Er is een burgeroorlog geweest, maar het voetbal heeft de mensen weer met elkaar verzoend. We hebben twee keer deelgenomen aan de Afrika Cup. We wonnen hem niet, maar raakten wel ver. Dat heeft de mensen weer samengebracht. De verschillende etnische bevolkingsgroepen voerden oorlog met elkaar, maar in de nationale ploeg speelden ze samen. Voetbal verenigt mensen en draagt positieve gedachten uit. Wie ziek is en zijn idolen bezig ziet, put daaruit de kracht om te vechten voor genezing. Het voetbal is iets moois.”

Hij gaat door. “Afrika kent veel armoede. Ouders moeten elke dag vechten om hun kinderen te eten te geven. In Europa is het vanzelfsprekend voor een kind om een bal te hebben. In Afrika kost dat stukken van mensen. Wie slaagt in het voetbal, wordt gerespecteerd. Voetbal staat voor vrijheid, voor joie de vivre.”

Hij is van plan een opleidingscentrum op te starten in zijn thuisland. “Zoals Jean-Marc heeft gedaan. Om talenten dezelfde kans te geven als wij om naar Europa te komen en met wereldsterren samen te spelen. Wanneer ik in Afrika ben, zijn mensen buitengewoon blij mij terug te zien. Ze overstelpen me met vragen en wanneer ik weer wegga, zeggen ze: op een dag vertrek ik ook, zoals jij hebt gedaan!”

Vaak keert hij niet terug naar Ivoorkust, tenzij voor interlands. Te veel handen klampen hem dan aan voor hulp en hij kan niet iedereen helpen. “Het is moeilijk. Maar als ik ga, help ik. Je kunt niet zomaar thuiskomen en het maar wat aankijken. Alleen daarom is het mentaal erg zwaar om terug te keren. Je ziet je familie, vrienden, broers, de kinderen in de straat – en je ziet dat ze niets hebben. Ik heb alles, een geluk dat later ook mijn kinderen geluk zullen hebben. Daarom voel ik me verplicht iets terug te doen.” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content