Van de junioren naar de eerste ploeg : het lijkt een kleine stap, maar voor de vele talenten in België is het een reuzensprong. Geen wonder dat velen de afstand niet kunnen overbruggen. Welke inspanningen leveren onze eersteklassers om de nieuwe Kompany, Fellaini of Bailly aan hun kern toe te voegen ?

Het deuntje dat bij de jeugdverantwoordelijken van de achttien eersteklassers te horen is, klinkt soms als een vrolijke wals maar vaker als een klaagzang. Het refrein gaat telkens over de zogenaamde postformatie, de nascholing van jeugdspelers die uit de U19 komen. De massa spelers die niet meteen rijp zijn voor de A-kern heeft geen eigen competitie en komt dus terecht in een invallerscompetitie, afgewerkt op schemerige modderveldjes en bevolkt door misnoegde afvallers van de A-kern, revaliderende vedetten en buitenlandse testspelers. Alle clubs schreeuwen om een oplossing. Sommigen pleiten voor een aparte competitie U21, anderen willen de invallersteams in lagere afdelingen, bijvoorbeeld in de derde klasse, laten meespelen. Zolang er maar een strikte beperking is op leeftijd, buitenlanders en testspelers. Momenteel wordt er bij de KBVB druk gedebatteerd over die mogelijkheden, maar wat betreft de goede afloop ervan zijn de meningen zeer verdeeld.

Niet alleen de KBVB schiet volgens de jeugdverantwoordelijken tekort, ook de overheid mag eens uit haar pijp komen. Heel wat clubs zitten verlegen om subsidies. Vooral de Vlaamse dan, want het Waalse gewest blijkt heel wat toeschietelijker. Maar meer nog dan om subsidies klinkt bij de clubs de vraag naar een aanpassing – of minstens een versoepeling – van het onderwijssysteem, zodat talentvolle jongeren overdag gemakkelijker kunnen meetrainen met de A-kern.

Verder verwacht men dat er van hogerhand ook iets gedaan wordt aan de opleidingsvergoedingen. Dat zou paal en perk moeten stellen aan clubs die proberen elkaar vliegen af te vangen en de jonge talentjes in eigen rangen onder te brengen. Degelijke afspraken tussen de clubs zijn meer dan welkom als je ziet dat de overgrote meerderheid van de jongeren drie, vier of soms zelfs meer clubs doorlopen heeft. In opdracht van de KBVB maakte Double Pass, een spin-off van de VUB, een screening van de jeugdwerking bij de Belgische clubs. In dat project, Dexia Foot Pass, werden jeugdspelers pas aan een club ’toegewezen’ als ze vijf jaar bij die club vertoefd hadden en er vervolgens doorbraken. Op basis van hun bevindingen deelden ze kwaliteitslabels uit. Daaruit bleek dat er nog heel wat te verbeteren valt.

De clubs moeten immers ook in eigen boezem kijken en gelukkig doet een aantal dat. Het talent is er, dus moet men er ook voor durven uitkomen en het een kans geven. Geloof en geduld, daar draait het om. Elke club weet dat, maar de goede bedoelingen worden nogal eens geslachtofferd op het altaar van puntengewin, dat zo broodnodig is in de strijd tegen de degradatie. Afgaande op de ambities spelen er twaalf ploegen voor Europees voetbal, maar wat speelkansen voor de jeugd betreft, lijken er wel twaalf tegen de degradatie te knokken. Toch hebben de meeste clubs ondertussen begrepen dat een goede verankering van de jeugd in de club en een permanent overleg tussen de jeugdverantwoordelijken en de rest van het sportieve bestuur een conditio sine qua non is om jonge talenten te laten doorstromen naar het eerste elftal.

Ten slotte komen we uit bij de mensen die dagelijks met de jeugd bezig zijn, de verantwoordelijken, de trainers, de begeleiders. Zij willen niet liever dan dat hun gekoesterde talenten het waarmaken bij de grote jongens. Maar afgaande op sommige reacties houdt een pak trainers zich nog bezig met wedstrijdjes winnen in plaats van talenten tot ontbolstering te laten komen. Velen zien nochtans in dat vandaag de dag individuele begeleiding en specifieke trainingen de voornaamste behoeften zijn om van een talentrijke jongen een complete prof te maken. Een eigen jeugdtalent laten doorstromen betekent een financiële, sportieve en promotionele opsteker. Een rondvraag bij de eersteklassers leert hoe zij aan de weg naar de A-kern timmeren.

Anderlecht

Als je in vijf jaar tijd kan uitpakken met talenten als Vincent Kompany, Anthony Vanden Borre, Mark De Man en Olivier Deschacht, dan lijk je goed bezig. “Maar verbetering is altijd mogelijk”, zegt JeanKindermans, technisch verantwoordelijke voor de jeugdopleiding. “Bij Anderlecht als jeugdspeler doorbreken is moeilijker dan waar ook in België. Degenen die daarin slagen, schoppen het meestal ook vlug tot international.” In Neerpede wordt structureel gewerkt. De beste spelers tussen zestien en achttien jaar vormen een elitegroep en worden van nabij gevolgd door de technische staf van de eerste ploeg. Zij werken als semiprofs, inclusief dagtrainingen en individuele trainingen. Als grote club krijgt Anderlecht ook geregeld de kans om deel te nemen aan prestigieuze jeugdtoernooien zoals dat van Viareggio. Bijleren is belangrijker dan winnen. Kindermans : “Er wordt getraind in cyclussen van zes weken waarin telkens een ander tactisch systeem wordt gehanteerd, ongeacht de tegenstander of het klassement.”

Om de kloof tussen jeugd en eerste elftal te overbruggen stalt Anderlecht momenteel een aantal jonge spelers bij andere clubs om daar ervaring op te doen. Dat er dringend werk gemaakt moet worden van degelijke postformatie, staat voor Kindermans als een paal boven water : “De meeste spelers zijn op hun achttiende niet rijp voor de eerste ploeg. Daarom is een aparte competitie nodig voor ploegen met hoofdzakelijk spelers onder de 21 en beperkingen qua buitenlanders en testspelers. Een intrede van die ploegen in de derde klasse zou kunnen, maar dan mag men die beperkingen zeker niet laten vallen. Ik betwijfel echter of in België überhaupt de wil aanwezig is om daar werk van te maken.”

Bergen

Bij een liftploeg is het voortdurend alle hens aan dek en dat maakt het niet eenvoudig om jonge spelers een kans te geven. De voorbije zeven seizoenen, sinds de promotie uit derde in 2000, verhuisde Bergen vier keer van afdeling. Ofwel wordt een titel geambieerd, ofwel knokt men tegen de degradatie. Coördinator van het jeugdcentrum van Bergen is Pat Simon. Gevraagd naar de reden van de gebrekkige doorstroming geeft hij een duidelijk antwoord : “We moeten eerst een stabiele positie veroveren in de eerste klasse. Dan kunnen we jongeren gaan inpassen. Onder de huidige omstandigheden is dat niet te doen.” Bergen heeft nochtans heel wat prille twintigers in de kern, maar minstens de helft daarvan komt uit de jeugdploegen van andere clubs : Laurent Gomez en Gilles Colin van Standard, Alessandro Cordaro van La Louvière of Charly Konstantinidis van Charleroi. Er schort dus ook wat aan de opleiding. Wat moet er beter ? Simon : “Zeker de postformatie. Daarnaast moeten we bij de jeugd meer focussen op het individu dan op het ploegbelang. Het begrip ‘kampioenitis’, het ten koste van alles willen winnen, zou uit het woordenboek geschrapt moeten worden.”

Beveren

De periode onder technisch directeur Jean-Marc Guillou moet voor de Beverse jeugd geen fijne tijd geweest zijn. Jongeren die aan de poort van het eerste elftal klopten, vonden die poort steevast gesloten. Op de Freethiel speelden de Ivorianen. Punt. Het resultaat daarvan was dat de aanwerving van jeugdspelers danig achteruitging. Het laatste jaar komt daar weer verbetering in. Hoofd opleidingen Luc Audenaerdt : “Binnen de sportieve cel wordt nu nauw overlegd tussen de hoofdtrainer, de jeugdverantwoordelijken en de scouts. Op die manier moet de doorstroming weer op gang komen. Onder Guillou was die procedure niet in orde. Maar ook dan is het geen sinecure om volwaardige eersteklassers af te leveren.” Audenaerdt pleit voor een coördinatie van sportieve cellen in de verschillende clubs. Ook van de opleidingsvergoedingen moet volgens hem eens deftig werk gemaakt worden. Audenaerdt : “Sommige ploegen laten spelers al contracten tekenen vóór hun zestiende – wat eigenlijk niet mag – en lokken ze op die manier weg bij andere clubs. Op hoger niveau moeten dringend mensen opstaan met daden in plaats van woorden. Nu heeft de KBVB initiatieven en de overheid heeft weer andere initiatieven, maar het is nauwelijks op elkaar afgestemd. Op die manier is het dweilen met de kraan open. Er is nochtans talent in België. Waarom zouden er anders zoveel kleine Belgjes bij PSV zitten. We moeten ze in België proberen te houden.”

Brussels

FC Brussels is een jeugdige club in meerdere betekenissen. De fusieclub ontstond pas in 2002 en heeft de jongste kern van alle eersteklassers. Volgens Jacques Colson, technisch directeur van de jeugd, is Brussels een van de weinige clubs waar jongeren een reële kans maken om door te breken. In de huidige kern zit een tiental spelers die rechtstreeks uit de eigen jeugd komen. Daarnaast spelen er her en der nog ex-hoofdstedelingen die tijdens de zwanenzang van RWDM als jeugdspelers over heel het land uitzwermden : Tosin Dosunmu, Sébastien Dufoor, Frederik Vanderbiest, om er maar een paar te noemen. Het gevaar dat jeugdspelers te vroeg vertrekken, blijft echter ook nu bestaan, want volgens Colson zijn veel managers slechte raadgevers.

Een goede jeugdwerking uitbouwen met minder dan 300.000 euro per jaar is niet eenvoudig. Gelukkig springt de gemeente Molenbeek bij wat infrastructuur en personeel betreft. En er is goed nieuws. Colson : “De komende vier jaar zullen we kunnen genieten van een jaarlijkse subsidie van één miljoen euro van het gewest om de accommodaties te verbeteren. Daarmee zouden we in België de top drie moeten halen wat betreft de kwaliteit van de opleiding en de ploegresultaten, én tegelijk onze sociale rol in de hoofdstad blijven vervullen.”

Cercle Brugge

In het van eerste- en tweedeklasseclubs verzadigde West-Vlaanderen houdt de jeugdopleiding van Cercle goed stand. Ondanks een verblijf van zes jaar in tweede zijn er spelers doorgebroken die probleemloos meekunnen in de Jupiler League. Jeugdcoördinator SvenJaecques is optimistisch voor de toekomst : “We hebben een zeer sterke lichting U16 en U19. De komende jaren gaan er daar zeker van doorstromen. Met beperkte middelen zijn we er ook in geslaagd om een uitgebreide sportieve staf op poten te zetten en hebben we twee techniektrainers en een looptrainster aangeworven. En dat terwijl toch iedereen buiten RonnyDesmedt, het hoofd van de opleidingen, nog een job buiten het voetbal heeft.”

Jaecques ziet eveneens een rol weggelegd voor de overheid. Die zou moeten bijspringen in de verbetering van de accommodatie en de bescherming van de eigen jeugd : “Met al die West-Vlaamse clubs kennen we een vrij groot verloop en dat is nefast voor de individuele ontwikkeling. Ook ons onderwijssysteem zorgt voor problemen. Het zou ideaal zijn, mochten de beste jeugdspelers overdag geregeld met de A-kern kunnen meetrainen. Momenteel moeten we met aangepaste sprint- en krachttrainingen en rompstabilisatie dat gebrek aan training overdag opvangen.”

Charleroi

Charleroi heeft zo zijn monumenten en dan doelen we niet op flamboyante voorzitters of kleurrijke politici. In le pays noir houden ze van spelers als Dante Brogno of Frank Defays, die helemaal aan de club verknocht zijn. De meest recente uit dat rijtje is Thibaut Detal. Detal was niet de meest getalenteerde jeugdspeler maar kwam op karakter toch in het eerste elftal van de Zebra’s. In zijn beleidslijn voor de jeugdopleiding stelt technisch verantwoordelijke Didier Beugnies dat de beste jeugdspelers effectief niet altijd de beste profs worden. Om goede jeugdspelers te testen en ze de kans te geven om te evolueren worden ze vaak in een hogere jeugdcategorie ondergebracht. Naar ploegresultaten wordt er dan ook niet gekeken. Op het mededelingenbord van het jeugdcentrum in Marcinelle worden zelfs geen klassementen meer opgehangen. Het moet de beruchte kampioenitis tegengaan. Charleroi wil vernieuwend zijn. Zo werkt het bijvoorbeeld niet meer met ’trainers’, maar met ‘formateurs’. Als het niet alleen bij woorden blijft, dan moet Charleroi in staat zijn om nog meer spelers te laten doorstromen en talenten als Marouane Fellaini – acht jaar Charleroi maar uiteindelijk naar Standard – langer aan zich te binden.

Club Brugge

Hans Galjé, de jeugdcoördinator van Club, zocht recentelijk andere oorden op en dus neemt secretaris Robert Carlier de fakkel even over. Carlier is tevreden over de doorstroming van de laatste jaren, maar legt ook concrete strijdpunten voor de toekomst vast. Carlier : “We zullen de techniek en vooral ook de kracht opdrijven via aangepaste trainingen. Ook coördinatie- en revalidatietraining zullen meer aan bod komen. Sportpsychologische begeleiding is er al en de medische opvolging, waaronder de voeding, zullen we nog uitbreiden. Onze grootste talenten zullen we ook individueel begeleiden. We gaan er prat op dat bijna niemand Club uit eigen beweging verlaat. De jeugdspelers die weggaan, doen dat als gevolg van een negatieve evaluatie, wat overigens geen schande is want de lat ligt zeer hoog.”

Wat werkingsmiddelen betreft, heeft hij niet te klagen. Met een miljoen euro scoort Club heel goed. Carlier : “Dat is niet slecht, zeker als ik naar heel wat andere verenigingen kijk. Overheidssubsidies zijn dan ook geen prioriteit. Laten ze eerst maar eens iets aan het schoolsysteem doen, zodat de combinatie van studeren en voetballen op het hoogste niveau net als in het buitenland beter haalbaar wordt.”

Genk

De lokroep van het grote geld zorgt er bij Racing Genk voor dat een aantal ongeduldige jongeren de club te snel verlaat. Dat is de bevinding van Roland Breugelmans, technisch directeur van de jeugdopleidingen. Toch worden hen kansen geboden om door te breken, want bij de Limburgers komt er wekelijks een aantal jonge spelers aan de aftrap. Opvallend : de exponenten van dat jonge Genk ( Logan Bailly, Sven Verdonck, Sebastien Pocognoli, Faris Haroun) kwamen pas rond hun zestiende bij de club terecht. De doorstroming zit dus goed, maar de eigen jeugd al vanop jonge leeftijd begeleiden stuit op moeilijkheden. Breugelmans : “Het onderwijssysteem zou wat soepeler mogen zijn voor sporters. Wij hebben misschien het beste onderwijs van Europa, maar dat heeft zijn weerslag op het sportieve vlak. Lange schooldagen en dan aansluitend voetbaltraining is te belastend. Een echt probleem, want we willen dat de jongeren zich ook op hun studie concentreren. Daarom hebben we het Sint-Jan Berchmansproject op touw gezet, dat uniek is in België.” De club heeft een overeenkomst met het Sint-Jan Berchmanscollege in Genk zodat de spelers die daar schoollopen, geregeld de ochtendtrainingen kunnen meemaken. De centen om inhaallessen te bekostigen worden door de club zelf opgehoest.”

Gent

De Buffalo’s zijn niet echt bij de besten van de klas wat de doorstroming van jeugdspelers betreft. Dat beseft ook hoofdscout en jeugdmanager Gilbert De Groote : “Nochtans wordt er voor de jeugd jaarlijks bijna 700.000 euro uitgetrokken, wat weliswaar voor een groot stuk naar infrastructuur gaat. We vragen onze hoofdtrainers om elk seizoen twee jeugdspelers in de A-kern op te nemen en dat gebeurt ook. Helaas zijn er de laatste jaren amper die het tot een vaste waarde geschopt hebben. We proberen de doorstroming verder te stimuleren door in de vakantieperiodes de beste jeugdspelers occasioneel te laten meetrainen met de A-kern.”

Om het probleem van de min-21-jarigen te verhelpen, geeft De Groote de voorkeur aan een aparte competitie boven de deelname aan een competitie in de lagere afdelingen. De Groote : “In die competitie moet het aantal buitenlanders en testers aanzienlijk beperkt worden en er moet een leeftijdslimiet komen.”

Germinal Beerschot

Dexia Foot Pass gaf de jeugdopleiding van Germinal Beerschot een gouden kwaliteitslabel en zette de fusieclub daarmee op gelijke voet van Anderlecht, Brugge en Genk. De samenwerking met Ajax werpt duidelijk vruchten af, ook al zagen de Antwerpenaren de voorbije jaren talenten als Thomas Vermaelen, Tom De Mul en Jan Vertonghen al bij de jeugdcategorieën naar Amsterdam vertrekken. Henk Mariman, de verantwoordelijke voor de opleidingen die straks naar Club Brugge vertrekt, heeft dan ook recht van spreken. Als hij zegt dat er in België nog heel veel werk aan de winkel is, dan zal dat wel zo zijn. Mariman : “Er moet op drie niveaus gewerkt worden : ten eerste moet binnen de clubs een aantal zaken op punt gesteld worden. Ten tweede moeten de clubs onderling beter overleggen zodat ze niet zomaar elkaars talenten wegkapen. Ten derde moet er op het niveau van de bond en de profliga wat gaan bewegen. Binnen onze club hebben we een sportieve commissie waar Brys, Anthuenis en ikzelf in zitten. Dat overleg is absoluut nodig om jeugdspelers in de aandacht te brengen.”

Maar met een goede structuur alleen kom je er niet volgens Mariman. De sleutel van het succes is voetbalvisie overdragen en individuele kwaliteiten ontwikkelen. De manier van spelen is bij de jeugd belangrijker dan het resultaat. Mariman : “De opleiding van de jeugdtrainers moet herzien worden. Als ik in het weekend bij de jeugd van eerste nationale de coaching tijdens de wedstrijd bekijk, dan is die ronduit dramatisch. Er zijn maar een paar ploegen die opbouwend voetballen, de andere teren puur op de kracht van grote en sterke spelers. Geen wonder dat Belgische voetballers precies bij balbezit voor een groot probleem geplaatst worden. Wij proberen om een ander soort speler te creëren, dieper ontwikkeld, met een complete eigenheid en natuurlijk de wil om te winnen. Zo’n speler kan het gaan waarmaken in het eerste elftal.”

Lierse

De Pallieters hebben altijd bekendgestaan als een aantrekkingspool voor de jeugd. Technisch directeur Marcel Vets heeft het allemaal netjes bijgehouden : “Sinds 1976 zijn er bij ons 73 jongeren doorgebroken. Dat komt neer op 2,4 per seizoen en dat is een absoluut record. We mogen dus niet klagen. Het heeft allemaal te maken met trainers die jeugd minded zijn. Soms gaat dat ook flink mis.” Vets doelt daarmee op de recente periode tussen 2002 en 2004, toen onder coach Emilio Ferrera heel opvallend geen enkele jongere in de kern werd opgenomen. Het jaar daarop, onder Paul Put, was dat er dan weer een tiental, al zit daar de bewuste match tegen Racing Genk voor veel tussen. Lierse trad toen met een veredeld B-elftal aan om – officiële versie – basisspelers te laten rusten voor de halve finale van de beker tegen Club Brugge.

De hoofdtrainer mag dan al van kapitaal belang zijn, de jeugdtrainers zijn dat niet minder. En die zijn niet dik gezaaid. Vets : “Als we een vacature hebben voor de betrekking van hoofdcoach, dan zit onze brievenbus vol, maar echt goede jeugdtrainers zijn amper te vinden. We zoeken dan ook een heel specifiek profiel. De man in kwestie moet het vak onder de knie hebben en liefst op zo hoog mogelijk niveau gevoetbald hebben. Daarnaast moet hij ook goed met jongeren kunnen omgaan, iemand uit het onderwijs bijvoorbeeld. Een goeie ex-prof is nog geen goeie jeugdtrainer.”

Het idee om invallersteams in de derde klasse te laten spelen, kan bij Vets op bijval rekenen : “De wedstrijdmentaliteit is heel anders als er om de knikkers gespeeld wordt. Nu hebben malcontente afvallers van de A-kern nogal eens een slechte invloed op de jonge gasten. Bovendien kunnen ze dan eindelijk eens op een fatsoenlijk A-terrein spelen.”

Lokeren

Paul Mortier, jeugdcoördinator bij Lokeren, zal het nooit met zoveel woorden zeggen, maar de jeugd bij de Waaslanders lijkt door het clubbestuur nogal stiefmoederlijk behandeld te worden. De opleiding van de jeugd is helemaal selfsupporting. De 350.000 euro aan budget wordt gepuurd uit lidgelden en festiviteiten. Toch slagen ze erin om gemiddeld één jongere per jaar te laten doorstromen naar de met buitenlanders gevulde A-kern. Mortier : “We hebben het potentieel om aan twee per jaar te komen, maar daarvoor is wel de financiële én de morele steun van het hoofdbestuur nodig. We hebben nood aan twee extra oefenvelden, liefst met kunstgras, en gespecialiseerde individuele trainers van het hoogste niveau. Iedere jongere die in de A-kern belandt, is een cadeau, maar de doorbraak is een proces van maanden. De talenten uit de U17 en U19 brengen we bijeen in een beloftekern die af en toe kan trainen met de eerste ploeg. Van dan af kan het snel gaan, en niet alleen in positieve zin. De stap van de invallerscompetitie naar de eerste klasse is enorm. Daarom zou integratie in de derde klasse een goede zaak zijn. De jeugdcompetitie in België, waarbij de eersteklasseclubs tegen elkaar spelen, is uniek. We moeten daar trots op zijn en ervoor zorgen dat er nadien ook nog iets komt.”

Moeskroen

L’Excel, bijna van de Belgische kaart gedrukt door enerzijds het Waalse Bergen en anderzijds de West-Vlaamse clubs Roeselare en Zulte Waregem, heeft maar twee riemen om mee te roeien. Er is de Franse kolonie en er is de eigen jeugd. De voorbije jaren slaagden les Hurlus er meestal in om twee jongeren aan de kern toe te voegen, maar de top wordt onverbiddelijk afgeroomd door grotere clubs. Sommigen, zoals Jonathan Blondel, halen nog wel de eigen A-kern. Anderen, zoals Jeanvion Yulu-Matondo, vertrekken voor hun opleiding bij Moeskroen is afgemaakt. Precies daar wringt het schoentje volgens Jean-Louis Losfeld, verantwoordelijke voor de jongerenopleiding. Losfeld : “We verliezen meer en meer jongens die als een talent beschouwd worden. Maar als een speler uitblinkt bij de jeugd, dan heeft dat er voor een groot stuk ook mee te maken dat hij zich goed voelt binnen de club. Wij zorgen ervoor dat de spelers die toch bij ons blijven, zich op hun eigen tempo kunnen ontwikkelen, zonder te veel druk en met aandacht voor hun schoolse verplichtingen. Van spelers die al op jonge leeftijd verkassen, worden veel te snel vedetten gemaakt. Geduld is het kernwoord. Een mooi voorbeeld is Daan Van Gijseghem. Er werd langs alle kanten aan hem getrokken, maar hij heeft ervoor gekozen om eerst titularis te worden in eerste en toen hij dat bereikt had, koos hij ervoor om nog een paar jaar te blijven om meer wedstrijden te spelen. Met de ervaring die hij dan zal hebben, kan hij als volwaardig titularis de overstap naar een andere club maken. Dat is pas een voorbeeld van maturiteit.”

Roeselare

Van alle ploegen uit de Jupiler League hebben de West-Vlamingen het kortste verleden in de hoogste afdeling. Toen KSV in 2005 de eindronde in tweede won, betekende dat voor het eerst een ploeg uit de Rodenbachstad bij de nationale elite. Volgens technisch verantwoordelijke voor de jeugdopleiding Marcel Verhanneman is het de bedoeling om jaarlijks één à twee spelers te laten doorgroeien. Over de laatste vijf jaar bekeken staat dat gemiddelde op één. Verhanneman is daar dus niet ontevreden mee, al is het motto hier niet anders dan bij veel andere clubs : alles kan beter. Hij meent wel dat het huidige budget voor de jeugd – om en bij de 300.000 euro – opgetrokken zal moeten worden om die doelstellingen te blijven halen. Naast de eigen jeugd geeft Roeselare ook een kans aan jongeren van andere clubs om van de eerste klasse te proeven. Een voorbeeld daarvan is Jamaique Vandamme, die zijn opleiding bij Anderlecht afmaakte.

STVV

Genoeg jongeren die de A-kern halen, te weinig die een basisplaats afdwingen. Dat is de conclusie van Luc Bormans, de technisch directeur jeugdopleidingen van STVV. Bormans : “Als de ploeg onderaan staat en punten nodig heeft, dan blijft de speelgelegenheid van jongeren meestal beperkt tot een invalbeurt van enkele minuten. Op die manier kan je geen ervaring opdoen. Ons budget ligt rond de 400.000 euro, waarvan dertig procent door de jeugdafdeling zelf wordt ingebracht. Je kan je afvragen of dat voldoende is voor eerste nationale. De overheid zou best eens mogen bijspringen. In het Waalse gewest gebeurt dat al, maar het Vlaamse gewest hinkt achterop.” Toch is STVV erin geslaagd om de accommodatie van het jeugdcomplex dit seizoen flink te verbeteren met twee kunstgrasvelden en aangepaste verlichting. De jeugd wordt binnen de sportieve commissie van de club met argusogen gevolgd. Grote talenten als Danny Boffin of Marc Wilmots laten immers al te lang op zich wachten.

Standard

Als je een duivenkot hebt en niet naar de beestjes omziet, dan is de kans groot dat er een aantal gaat vliegen. De lijst met jongeren die de Rouches de laatste jaren zagen vertrekken, is indrukwekkend maar niet verwonderlijk. In de bestuurskamers van Sclessin had men het meer voor oude gloriën als Robert Prosinecki, Jorge Costa, Sérgio Conceição en Ricardo Sá Pinto dan voor de eigen jeugd. Sinds het afhaken van vicevoorzitter Luciano D’Onofrio als spelersmakelaar, is men verplicht het over een andere boeg te gooien en zoekt men eindelijk zijn heil bij de jeugd. Twee spelers springen dit jaar in het oog : Axel Witsel en Marouane Fellaini, al werd die laatste pas op zestienjarige leeftijd bij Charleroi weggekaapt. In het gloednieuwe jeugdcentrum in Bois Saint-Jean en met een jaarbudget van één miljoen euro moeten de komende jaren nog meer talenten klaargestoomd worden.

De klemtoon daarbij moet volgens sportief directeur Dominique D’Onofrio liggen op de postformatie : “Een speler die de U19 verlaat, komt nu vaak in het zwarte gat terecht omdat er geen competitie voor de U21 is. Die spelers worden dan té snel in de kern gedropt. Momenteel werkt men aan een competitie voor deze categorie van spelers en ik maak me sterk dat die er volgend seizoen al komt. Die zal dan de naam ‘competitie’ ook waardig zijn. Een ander belangrijk punt is de gespecialiseerde en individuele begeleiding in de hoogste jeugdreeksen. Die moet even professioneel gebeuren als bij de eerste ploeg.”

Westerlo

Het probleem van de min-21-jarigen is ook Erwin Vandenbergh, de technisch directeur jeugdopleidingen bij Westerlo, een doorn het oog. Vandenbergh : “Een jongen die nu uit de U19 komt, moet ofwel een andere club zoeken, ofwel zo goed zijn dat hij meteen bij de A-kern kan. Zeven jaar geleden ben ik in Brussel al gaan pleiten voor een hervorming van de invallerscompetitie. Laat dat een competitie zijn van min-21-jarigen met maximaal drie of vier oudere spelers. Dan is het uit met die vedetten en profiteurs die uit de eerste ploeg vallen en de sfeer bij de invallers komen verzieken. Dan krijg je een echte, aparte competitie met inzet. Dat is ook beter dan het voorstel om de invallersteams in de derde of vierde klasse te laten spelen. Daar komen die jonge jongens immers te veel doorgewinterde en sluwe spelers tegen die de kneepjes van het vak iets té goed kennen.”

Nochtans valt de doorstroming bij Westerlo redelijk mee. De kwantiteit is volgens Vandenbergh geen probleem, wel de kwaliteit. Een basisplaats veroveren zoals zoon Kevin dat zeven jaar geleden deed, lijkt te hoog gegrepen. Volgens Erwin is dat niet alleen de schuld van de jongeren zelf : “Er moet meer geduld zijn en meer geloof in de eigen jeugd. Vaak wordt de doorbraak van een jongere gebarreerd door een buitenlander. Ik heb geen probleem met buitenlanders als ze een meerwaarde betekenen, maar dat is vaak niet het geval. Als middelmatige buitenlanders de doorgroeimogelijkheden van onze jeugd gaan blokkeren, dan zit het Belgische voetbal met een groot probleem.”

Zulte Waregem

Net als Brussels is Zulte Waregem een jonge fusieclub, maar de West-Vlamingen zijn er vooralsnog veel minder in geslaagd om de kaart van de jeugd te trekken. Het aantal doorgebroken jeugdspelers oogt erg mager. De oorzaak volgens sportief manager en jeugdvoorzitter Luc Dhaenens is dat de jeugdopleiding pas sinds de fusie in 2001 van de grond is gekomen. Maar er is beterschap in het verschiet. Dhaenens : “We hebben net de Voetbalacademie opgestart, onder leiding van technisch directeur Eddy Cordier. Een dertigtal getalenteerde jeugdspelers zal daar op woensdagnamiddag individueel en specifiek begeleid worden door een staf van negen trainers. Dat houdt wel in dat ons budget van 200.000 euro omhoog zal moeten.”

Dat de trainingen noodgedwongen beperkt blijven tot woensdagnamiddag, vindt ook hij een probleem. “Als je in de week op hoog niveau kan trainen, dan kan je de beloften in het weekend in lagere afdelingen laten voetballen. Ik zie heel wat wedstrijden in Frankrijk en daar werkt dat goed. Maar net die trainingen in de week zijn een heikel punt in België. Als dat niet kan, ben je misschien beter af met een aparte en hoogstaande competitie voor de beloften.”

door Peter Mangelschots

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content