Dertig jaar geleden hielp een linkse voetbalfilosofie mee een einde maken aan de dictatuur. Een verhaal over de oorsprong, glorieperiode en ondergang van de ‘democracia corinthiana’ met als icoon Sócrates, de Braziliaanse Che Guevara.

Het is een ongelooflijk wrede speling van het lot dat juist bij de bouw van de Arena Corinthians in São Paulo, waar straks op 12 juni het WK voetbal begint met een match tussen Brazilië en Kroatië, al drie arbeiders het leven lieten in omstandigheden waarbij de veiligheid van de werken in opspraak kwam. Uitgerekend bij de constructie van het Itaquerão, zoals de officiële naam van de arena luidt, die er alleen maar kwam omdat voormalig president Lula, een grote fan van Corinthians, absoluut wilde dat zijn ploeg een eigen stadion kreeg. Onder zijn presidentschap werd niet gekozen voor het stadion van FC São Paulo, noch voor een uitbreiding van Pacaembu, het stadion dat Corinthians en Palmeiras delen voor de grote wedstrijden en waarin ook het nationale voetbalmuseum is ondergebracht. Neen, Lula, ex-syndicalist en medestichter van de Partido dos Trabalhadores (PT), de arbeiderspartij, wilde zijn Corinthians een mooi cadeau geven. Dat is het ook, maar het kostte wel mensenlevens en een pak geld, geld dat de gemiddelde trabalhador wel beter had kunnen besteden.

Sócrates, gewezen aanvoerder van Corinthians en van de nationale ploeg op de WK’s van ’82 en ’86 dacht dat ongetwijfeld ook. De onder zijn impuls gestarte revolutie in het begin van de jaren tachtig bewerkte mee de val van de militaire dictatuur in zijn land. Het was een opmerkelijke passage in de Braziliaanse voetbalgeschiedenis.

Rebellen

Brazilië heeft een lange geschiedenis van militaire bewindvoerders of van politici die zich bedienen van het leger in hun pogingen om dit immense land centraal te leiden. Al in de jaren dertig schafte Getúlio Vargas, die eerder als revolutionair hevig tegen de grootgrondbezitters had gemanifesteerd, het parlement af, en leidde hij dictatoriaal het land. Na WO II ging het met Brazilië van kwaad naar erger, en in het begin van de jaren zestig was er veel gemor tegen de in 1961 democratisch verkozen president João Goulart, omdat die een zeer linkse politiek voerde. Grootgrondbezitters, rechtse politici, zakelijk establishment en het leger overlegden samen, vonden dat Brazilië recht op een communistisch regime afstevende en schoven generaal Castelo Branco naar voren als bewindvoerder. De staatsgreep was een feit en werd gelegitimeerd door een harde strijd tegen corruptie. Het volk juichte.

Tien, vijftien jaar later, bij het begin van de jaren tachtig, was datzelfde volk al veel minder enthousiast. De strijd tegen corruptie werd een strijd tegen de oppositie en kreeg gewelddadige trekken. Er kwam een samenscholingsverbod, er was censuur, er volgde politiegeweld, folteringen, verdwijningen. Protest ook, terreurbewegingen gingen in clandestien verzet. Het volk morde, al bleven sommigen vertrouwen hebben in de leiders – de inflatie werd immers laag gehouden. Maar onderhuids woekerde het protest, een vlam die in gang werd gehouden door studenten – voor hen werd Che Guevara, in 1967 omgekomen bij een schietpartij in Bolivia, een held – en door een bisschop als Dom Hélder Câmara, die vanuit Recife de wereld warm wist te maken voor de Braziliaanse zaak.

In deze context van protestmarsen en verzetscultuur groeide Sócrates Brasileiro Sampaio de Souza Vieira de Oliveira op. Roepnaam Sócrates. In februari zou hij zestig zijn geworden. Tien is hij als de militaire coup plaatsvindt. In een interview haalde hij ooit aan dat hij zag dat zijn vader prompt een boek over de bolsjewieken verbrandde. Het waarom achter deze daad snapte hij toen nog niet, maar de act maakte veel indruk. Zijn vader was een ambtenaar met een brede culturele ontwikkeling. Naast Sócrates noemde hij nog twee andere zonen naar Griekse filosofen: Sofocles en Sostenes. Op school werd Sócrates geconfronteerd met de lelijke kant van de dictatuur: hij moest vrienden verbergen of merkte dat anderen het land ontvluchtten uit angst voor de repressie. Tijdens zijn studie aan de universiteit nam hij dat allemaal mee. Het voetbal was in die dagen bijzaak, hij sjotte bij Botafogo, niet het grote van Rio, maar het kleine uit Ribeirão Preto. De provincie. Ernst werd het pas toen hij naar São Paulo verhuisde en voor de Corinthians ging voetballen. We schrijven dan 1978.

Basisdemocratie

Corinthians is met voorsprong de populairste club in São Paulo en met Flamengo (Rio) in de het hele land. Is Brasilia de politieke hoofdstad van het land en Rio de culturele, dan kun je São Paulo omschrijven als het financiële hart van Brazilië. Hier vliegen op vrijdagavond om 18 uur de helikopters weg vanaf de grote kantoren langs de Avenida Paulista om rijke zakenlui de ellende van de avondspits te besparen. Hier is de kloof tussen rijk en arm misschien wel het best zichtbaar. Hier zet Sócrates zijn opmerkelijke carrière verder.

Hij vindt er een club die lang in verval was, sportief en financieel. Jaren geen titel en sinds de start van het nationaal Braziliaans kampioenschap in 1971 slechts een bijrolletje op dat niveau. De komst van Sócrates (en anderen) valt evenwel samen met de wederopstanding, zowel sportief als moreel. Niet dat ze met hun nieuwe middenvelder nu een voorbeeld van professioneel gedrag hebben binnengehaald. De dokter-voetballer heeft een broertje dood aan trainen. Hij drinkt en rookt en als het even kan zou hij zich een hele training lang willen amuseren met hieltjes en ander fraais. Wat hij trouwens ook een keer doet, in 1985, bij Flamengo, na een teleurstellende passage bij Fiorentina. Een hele training nagenoeg alles uit stand, en elke bal die naar hem wordt getrapt geeft hij met een hakje een zet. De trainer van toen ergert zich dood en breekt voortijdig de oefensessie af.

Een voorbeeld is Sócrates niet. Maar filosoferen kan hij, urenlang. Als de Corinthians in 1981 een marketingdirecteur zoeken, gaat de kandidaat met een gezelschap, onder wie Sócrates, dineren. Een normaal restaurantbezoek duurt een uur of twee. Die dag zitten ze acht uur aan tafel en over voetbal wordt amper gepraat.

Bij de groep rijpt in die dagen de gedachte om het voetbal – paternalistisch en zeer hiërarchisch gestructureerd – te dynamiseren. Of eerder, te dynamiteren, beïnvloed door een veranderende maatschappij die langzaam het protest tegen de dictatuur opvoert. Doen mee: Sócrates uiteraard, maar ook Waldimir, een jeugdproduct, Casagrande, Biro-Biro, Zenon… Ze ontwikkelen een voor hun tijd revolutionaire visie op een clubstructuur, later krijgt die ook een naam: de Democracia Corinthiana.

Kort omschreven komt hun filosofie hierop neer: alles zou, in een land dat geen democratie kent, moeten gebeuren met de grootst mogelijke democratie. Elk heeft één stem, de president zowel als de speler, de onderhoudsman of de buschauffeur. Elke belangrijke beslissing moet aan een panel worden voorgelegd. De meerderheid wint.

Slogans

Beslissen doen ze en alle thema’s komen aan bod. Of er op afzondering wordt gegaan (te militair vinden ze dat). Wanneer er wordt getraind. Wie er wordt aangekocht. Waar er wordt gelogeerd. Hoe de opstelling voor de wedstrijd eruit moet zien? Er is een trainer, maar die beslist alleen over de inhoud van de trainingen.

Je kunt je inbeelden hoe de buitenwereld schrikt. Bond, andere clubleiders, media, ze zijn allemaal tegen. Zeker de militairen, die al af te rekenen hebben met guerrillabewegingen, met protesterende studenten en nu ook nog eens met de populairste ploeg van de stad/staat/land. Stel dat het vuur overslaat…

Zo veel inspraak kan niet werken, constateren de getolereerde media. In 1983 smullen de kranten als ze breed de transfer van Emerson Leão (doelman) van Grêmio naar Corinthians uit de doeken kunnen doen. Die overgang is intern fel besproken. Aan de pro-zijde worden geroemd: zijn moed in de duels, zijn reactiesnelheid op de lijn en zijn sterkte op hoge ballen. Nadelen: zijn moeilijk karakter, hij is egocentrisch en excentriek. Het komt allemaal bloot op de discussietafel. Moet een leuke binnenkomer zijn, als je weet dat je toekomstige ploegmaats zo over je denken, maar bij de Corinthians kan het. Breed wordt bij elke nederlaag het falen van het systeem aangekaart. Zie je wel, democratie werkt niet… Een deel van de harde kern onder de fans (de Gaviões da Fiel) is het trouwens ook niet eens met de politiek. “Democratie ja, chaos neen”, staat er op een van hun spandoeken uit die tijd. O Jornal da Tarde resumeert het in die tijd op zijn voorpagina onder de noemer: ‘De spelers aan de macht’.

Het zijn wereldverbeteraars, zeker. De directeur voetbal heeft eigenlijk een opleiding als socioloog. Maar tegelijk hebben ze ook oog voor het runnen van hun club. In 1981 komt er een marketingboy, Washington Olivetti, de groep versterken. Hij komt met de naam Democracia Corinthiana aanzetten, hij is het die de gedachtegang van de spelers institutionaliseert. Olivetti maakt er een ‘concept’ van. Als het team in 1983 de finale bereikt van het staatskampioenschap, verschijnt het elftal met een spandoek op het veld. Daarop staat: ‘Ganhar ou perder, mas sempre com democracia’. Winnen of verliezen, maar altijd met democratie.

Als de Braziliaanse voetbalbond in 1982 de toelating geeft tot het voeren van reclame, kiezen de Corinthians onder impuls van Olivetti niet voor een of ander bier- of koffiemerk, maar voor Democracia. Groot, op de shirts. Niks meer. Qua statement tegen de overheid kan dat tellen.

Als vervolgens de militairen, in een poging om in het toenemende protest tegen hun regime overeind te blijven, de eerste vrije verkiezingen binnen de staat uitschrijven, treden de Corinthians aan met op hun borst: Dia 15, vote. Stem op de 15e, de dag van de verkiezingen. Qua statement…

Het verplicht brigadier Jerônimo Bastos, door het leger aangesteld als verantwoordelijke voor de sport, om op te treden. “Jullie mogen die publicitaire ruimte niet meer gebruiken voor politieke doeleinden”, laat hij de voorzitter van de club in een telefoontje weten. “Gebeurt het nog, dan zullen we tussenbeide moeten komen.”

Uiteraard gebeurt het nog. Op een andere manier, maar daarom niet discreter. Als borstleuzen niet meer mogen, dragen de spelers korte gele kousen op het veld. Geel is op dat moment de kleur van de politieke tegenstroom, verenigd in Diretas Já. Die mobiliseert op 16 april 1984 de grootste protestmars uit de Braziliaanse geschiedenis. Optimisten schatten die op 1,5 miljoen deelnemers.

Sócrates geeft in die dagen interview na interview, waarin hij de drijfveren van de beweging uitlegt. Hij weet dat men op het minste foutje wacht en geeft zich volledig, ook als hij als aanvoerder van de nationale ploeg naar het WK’82 in Spanje mag. Nooit trainde hij zo ernstig als daar, getuigen zijn ploegmaats, nooit wilde hij zo erg het succes. Succes voor zijn beweging, niet voor het regime. Maar het wordt niks, Italië schakelt Brazilië uit met 3-2. De ploeg krijgt lof, maar geen goud. Ook in ’86 zal de dokter-aanvoerder falen, hijzelf zelfs letterlijk, vanop de stip.

Alcohol

In 1984 is de crisis in Brazilië totaal. Geen alleenstaand feit op het continent, Mexico is er minstens even erg aan toe. In Brazilië worden de militairen met de vinger gewezen: de buitenlandse schuld is in twee jaar gestegen van 70 naar 91 miljard dollar, de corruptie is nooit groter geweest, alle investeringen zijn geschrapt omdat de staat zijn personeel nog amper kan betalen, er is een zeer grote kapitaalvlucht en een zeer oneerlijke verdeling van de welvaart. De helft van de Braziliaanse bevolking beschikt over maar 12 procent van het kapitaal.

De militairen geven toe. Na de grote mars van april 1984, vandaag exact dertig jaar geleden, zegt generaal Figueiredo dat het volk recht heeft op meer democratie. In een eerste reactie zet Sócrates druk. Op een paneldiscussie met artiesten, politici, intellectuelen en atleten verbindt hij zijn lot aan de belofte. Als een voorstel voor rechtstreekse presidentsverkiezingen niet door het parlement wordt goedgekeurd, verlaat hij het land. In het andere geval blijft hij, “want dan wordt dit een ander land en daar wil ik deel van uitmaken. Daar kunnen geen dollars tegenop.” Zijn contract bij de club loopt immers ten einde en in Europa is hij grof wild.

Een paar maanden later voetbalt Sócrates in Italië. De motie heeft het niet gehaald, de democratie moet nog even wachten. Niet lang, want later op het jaar komen er toch verkiezingen (zij het geen rechtstreekse) en wordt Tancredo Neves, door de gezamenlijke oppositie naar voren geschoven als kandidaat, de eerste democratisch (maar indirect) verkozen president. Een president die – o tristesse – nooit zal zetelen, want nog voor hij zijn ambt kan opnemen, overlijdt hij.

Sócrates kwijnt dan allang weg in Italië. Elke dag zet hij op een kalender kruisjes, de dagen aftellend die hem nog scheiden van het einde van zijn contract. Hij geeft er feesten – ter gelegenheid van carnaval een party voor alle in Italië voetballende Brazilianen die twee dagen zou duren – filosofeert er, zit in de bib van de universiteit, rookt en drinkt, maar zal zich nooit kunnen aanpassen aan de eisen die ze bij Fiorentina stellen. Er wordt fysiek gewoon te hard getraind voor zijn gestel. De kritiek van de fans is hard, hun idool brengt geen waar voor het vele geld.

Bij Corinthians luidt zijn vertrek het einde van de democratie in. Walter Casagrande, Zenon, Biro-Biro, Waldimir… de kompanen van toen verlaten allemaal de club, die weer als vanouds schulden maakt (ten tijde van de democratie was er winst en zat er 3 miljoen dollar in kas) en van bovenaf wordt geleid. Emerson Leão, de egocentrische doelman, profiteert ervan om brandhout te maken van de filosofie. “Die periode… dat was geen democratie, dat was anarchie!”

Op 4 december 2011 overlijdt Sócrates. Te hard geleefd, te veel gedronken, te veel gerookt. Het lichaam is op. In een land waar voetbalsterren als Zico en Pelé of Romario het tot politicus schoppen, zal hij, hét gezicht van de democratie ten tijde van de dictatuur, nooit een officiële functie opnemen. Ondanks zijn vriendschap met president Lula. De boodschapper ziet zichzelf vooral als boodschapper, niet meer. In een van zijn laatste interviews zegt hij dat hij nog een boek wil schrijven en een stripfiguur wil creëren. Doutorzinho moet de problemen waarmee jongeren worden geconfronteerd illustreren. Het zal er nooit komen. Na een derde ziekenhuisopname in vier maanden tijd sterft hij op zijn 57e aan een bacteriële infectie.

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: BELGAIMAGE

Sócrates verlangt naar succes op het WK’82. Niet voor het Braziliaanse regime maar voor zijn protestbeweging.

De voetbalbond, andere clubleiders, media, de militairen: ze zijn allemaal tegen de nieuwe filosofie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content