Hoewel 2014 voor de Belgische renners beter belooft te worden, mogen we het annus horribilis van 2013 en de daaraan gekoppelde harde conclusies niet vergeten. Zo niet zal ons land ook in 2024 vrede moeten nemen met een bijrol op het internationale(re) wielertoneel. Een analyse van de pijnpunten en uitdagingen.

Nul Belgische zeges in de voorjaarsklassiekers – zelfs niet op ‘onze’ kasseien -, in de grote rondes er niet aan te pas gekomen, in alle categorieën weggeblazen op het ‘klim-WK’ van Firenze, amper twee landgenoten in de top vijftig van het WorldTourklassement (Greg Van Avermaet 18e en Jan Bakelants 40e) – het minste sinds 2006 – en ‘pas’ een zesde stek in de landenranking – het slechtste resultaat sinds 2007.

Neen, 2013 ging niet de geschiedenis in als een grand-crujaar voor het vaderlandse wielrennen. In schril contrast met de hoogconjunctuur van de drie jaren ervoor met achtereenvolgens een derde (2010), tweede (2011) en vierde plaats (2012) in het WorldTourlandenklassement (zie ook kader). Koninginnenstukken Tom Boonen en Philippe Gilbert regen de grote eendagssuccessen aan elkaar, en zelfs in de Tour en de Giro konden ‘we’ weer klinken op ritzeges en dichte ereplaatsen van Jurgen Van den Broeck, Jelle Vanendert en Thomas De Gendt.

Toen valpartijen en lichamelijk leed Boonen en Van den Broeck echter uit koers sloegen en de diamanten uit de kronen van Gilbert, De Gendt en Vanendert vielen, overviel vorig jaar plots een ijzige winter het zonnige wielerland België. Alleen Sep Vanmarcke (nipt tweede in Parijs-Roubaix), Jan Bakelants (etappezege in de Tour) en Gianni Meersman (ritoverwinningen in de rondes van Catalonië en Romandië) zorgden voor kortstondige temperatuuropstoten, maar dat was te weinig om de Belgische koersliefhebbers een heel seizoen warm te houden. Ook omdat het Jürgen Roelandts en mister regelmaat Greg Van Avermaet aan killersinstinct en dat laatste beetje jus in de benen ontbrak om (eindelijk) die grote zege binnen te halen.

Maar zie, na een winter die er geen was, lijkt de vaderlandse wielercrisis aan de vooravond van het Belgische openingsweekend te ontdooien: Tornado Tom (33) wervelde in Qatar na een uitstekende, lange winter zoals weleer, Gilbert (31) ontworstelde zich van zijn regenboogcomplex, heeft op verzoek/bevel van ploegmanager Allan Peiper zijn programma afgeslankt en vooral met Bobby Julich (eindelijk) een topcoach in de arm genomen, en Jurgen VdB (31) is vastbesloten om na een lange revalidatie weer terug te keren op zijn hoogste (Tour)niveau. Daarnaast trok Meersman (28) de lijn van vorig jaar al door met winst op Majorca terwijl leeftijdsgenoten als Bakelants, Roelandts en Van Avermaet de (definitieve?) stap naar de wereldtop willen zetten. Daarvoor krijgen ze alle kansen, want de laatste twee worden, net als de drie jaar jongere en nog ontbolsterende Sep Vanmarcke, in de Vlaamse klassiekers dé leiders van hun teams.

Als ook een geslonken loonbriefje en de professionele begeleiding bij Omega Pharma – Quick-Step het vuur bij Thomas De Gendt (27) weer kan aanwakkeren, de ster van Belgisch kampioen Stijn Devolder (34) nog eens (kort) fonkelt, Maxime Monfort (31) in de Giro bewijst dat hij meer is dan de meesterhelper van de broers Schleck en veelbelovende jongeren als Jasper Stuyven (21), Sean De Bie (22), Tim Wellens (22) en Guillaume Van Keirsbulck (23) nu al (of – in het geval van GVK – eindelijk) hun talent kunnen omzetten in resultaten, zullen alle onheilspellende voorspellingen over de magere jaren vlug weer in de kast verdwijnen. Als alle wensen en ambities tenminste vervuld worden.

Wielernatie?

Dé vraag is echter of België ook op (half)lange termijn zijn status als wielernatie hoog zal kunnen houden. Voor zover die perceptie überhaupt nog klopt en niet te veel gebaseerd is op merckxiaanse nostalgie en hoofdzakelijk kasseisuccessen. Confronterend en veelbetekenend is daarom het UCI/WorldToureindklassement van de laatste 20 jaar (zie kader): gemiddeld staan er amper 3,25 landgenoten in de top 50, met 2005 en 2006 (alleen Boonen) en 1997, 2003 en 2013 (slechts 2) als dieptepunten. Ter vergelijking: 25 jaar geleden, in 1989, waren er dat nog 9 op 50.

Sindsdien werd 1999 het enige jaar met meer dan twee Belgen in de top 25 en moesten we het in de top 10 telkens stellen met 1 of zelfs 0 vertegenwoordigers (2000-2003, 2007 en 2013). Alleen Museeuw, Vandenbroucke, Boonen, Devolder en Gilbert konden zich een of meerdere jaren bij de mondiale kruin nestelen, met niet toevallig Gilbert als 2e en 1e in 2010 en 2011 en Boonen als 2e in 2005 en 2012.

Aan dat duo, ervoor aan Museeuw/Van Petegem en (kortstondig) aan VDB konden vaderlandse koersfans zich de voorbije twee decennia optrekken, maar hun triomfen hebben de rol van ons land op het internationale wielertoneel vaak te hoog gepercipieerd en veel pijnpunten gecamoufleerd: in massasprinten spelen we, op (semispurter) Boonen na, sinds Tom Steels tweede viool, op een toptijdrijder en een echte kandidaat voor een eindzege/podium in de Tour, laat staan in de Giro/Vuelta, blijft het al dertig jaar vruchteloos wachten, en ook in olympische disciplines als de piste en het mountainbike danst ons land al veel te lang een treurige tango.

Als ook de ballade van dertigers als Boonen, Gilbert en Van den Broeck over vijf jaar uitgezongen is, en als blijkt dat Van Avermaet en co op hun plafond – subtop maar geen wereldtop – gebotst zijn, dreigt traditieland België verder af te glijden in een wereld die in een razendsnel tempo vervelt en waarin de buitenlandse concurrentie op alle vlakken investeert en innoveert. Zelfs het lang ingedommelde Frankrijk is wakker geschoten en heeft 68 miljoen euro gepompt in een nieuwe piste/wielercentrum dat, geschoeid op Engelse (Team Sky)leest, op termijn een Franse Tourwinnaar en olympische medaillekandidaten (m/v) over álle disciplines moet ontwikkelen.

Toeval

Hoewel hier geen gebrek is aan geld – meer zelfs dan in andere landen – of aan een geschikte accommodatie – het Wielercentrum Eddy Merckx in Gent -, zette de jeugdopleiding in dit land de laatste twintig jaar echter slechts ministapjes vooruit, gevangen in een machts- en subsidieoorlog tussen de Belgische en Vlaamse wielerbond – met het ontslag van algemeen WBV-directeur Hans Vandeweghe als laatste clash – en vastgeroest in oubollige tradities. Meer dan via kennis en een wetenschappelijk onderbouwde talentontwikkeling produceerde de Belgische wielermachine vooral toppers bij toeval. Uit de duizenden jonge renners stroomde er altijd wel eentje door, maar evenveel talenten – vaak laatbloeiers – verdronken in een doorgeschoten, darwinistische wedstrijdcultuur waarin vanaf te jonge leeftijd het snelle gewin als kortetermijndoel en de wet van de sterkste geldt.

Bovendien in koersen waarin aspiranten, nieuwelingen en junioren vooral toertjes rond de kerktoren draaien. Daardoor trainen ze hoofdzakelijk op interval. Niet op uithouding en de ontwikkeling van hun motor, op hun evolutie als atleet op lánge termijn dus. Later moeten ze dan te dikwijls op Vlaamse kasseihellingen of in sompige weides racen met oog op hét ultieme doel: de Ronde van Vlaanderen of het BK/WK veldrijden. Veel renners met andere, specifieke kwaliteiten – van explosieve sprinters voor de piste tot lichte klimmers – worden zo in de foute richting gedwongen en mismeesterd.

De Belgische wielerbond organiseert de laatste jaren wel klimstages, maar met een of twee keer per seizoen een viertal dagen in de Vogezen of de Alpen fietsen zal je nooit topklimmers kweken. Dat bleek onder meer op het WK in Firenze, waar de beste Belgische junior en belofte op een respectievelijk 35e en 25e plaats strandden. “We hebben geen renners voor dit soort zware omlopen”, concludeerde bondscoach Carlo Bomans. Dat ligt niet – zoals hij stelde – aan de genen, maar aan een gebrek aan specifieke begeleiding.

De intentie bestaat weliswaar om die stages ‘op termijn’ uit te breiden, maar met de beste jonge klimmers in de hele julimaand niet koersen en in de cols gaan trainen, is voorlopig een utopie. Zeker als je zo’n wedstrijdloze periode, met oog op een betere seizoens/trainingsopbouw, voor het héle jeugdpeloton wilt invoeren. Ook in oktober alle wegraces schrappen zodat de piste meer ademruimte zou krijgen, krijg je nooit verkocht aan ouders, supporters, clubs en vooral de organisatoren van wedstrijden.

Tijdritproject

Dat een gestructureerde en wetenschappelijk onderbouwde begeleiding nochtans haar vruchten afwerpt, wees vorig jaar het pas opgestarte tijdritproject van de Belgische/Vlaamse wielerbond al aan. Via stages, voedingsadvies, testen op gebied van aerodynamica en opwarmingsprotocollen werden onder toezicht van twee sportwetenschappers en topsportcoördinator Frederik Broché de beste junioren en beloften klaargestoomd voor het EK en WK. Resultaat: een Europese beloftetitel voor Victor Campenaerts en een regenboogtrui bij de junioren voor Igor Decraene. En dat terwijl het nieuwe project nog geperfectioneerd moet worden.

Hetzelfde geldt voor de lovenswaardige initiatieven op de piste bij de meisjes jeugd, waar Jolien D’Hoore, Nicky Degrendele, Lotte Kopecky, Kaat Van der Meulen en anderen op voorbije EK’s en WK’s de medailles opstapelden. Niet toevallig bij de meisjes, die veel minder vasthangen aan clubs en vastgeroeste tradities en dus makkelijker kneedbaar zijn. Braakliggend terrein, waar nog meer in geïnvesteerd zou moeten worden, zeker in een technische discipline als de piste. Daar is bij de jongens met Jasper De Buyst de voorbije maanden een (eenzaam) toptalent bovengedreven: op zijn 20e al eindwinnaar van de wereldbeker omnium én de Gentse zesdaagse. Misschien kan hij de hefboom worden om ook bij de jongens meer renners naar de piste te lokken.

Gebrek aan trainers

Om alle renners op de juiste manier te begeleiden, heb je echter ook genoeg capabele trainers nodig. En dat is het tweede grote probleem in wielerland België: een nijpend gebrek aan coaches met een B- en vooral een A-diploma (geschikt om een internationale renner te begeleiden). Om de simpele reden dat wielrennen de enige olympische én zwaar gesubsidieerde sport in dit land is die tot dit jaar nog nooit een trainer A-cursus (twee jaar en 120 uur) georganiseerd heeft. Binnenkort start de eerste…

Nochtans hebben de vele jeugdploegen genoeg begeleiders en ploegleiders in huis. Vaak ex-renners die het goed bedoelen, maar van moderne trainingsleer geen kaas gegeten hebben. Bovendien worden jongeren bedolven onder ‘adviezen’: van hun oom, hun bakker, de voorzitter van hun supportersclub… Alleen een capabele coach ontbreekt, want dat geld besteden veel ouders liever aan peperduur materiaal.

Alleen met verplichte en doorgedreven cursussen, en een fonds dat clubs met voldoende A- en B-coaches financieel beloont, kun je die trainersput dempen. Op dat vlak is de recente aanwerving van een’directeur sportkaderopleiding’ bij Wielerbond Vlaanderen een stap in de goede richting. Niet toevallig een coach uit het triatlon…

Positief is ook de mentaliteitswijziging die de Belgische profteams ondergaan hebben. Over het megabudget van Team Sky beschikken ze weliswaar niet, maar ze zitten wel op het goede pad van wetenschappelijke topbegeleiding. Omega Pharma – Quick-Step via onder meer de inbreng van buitenlandse ploegleiders Rolf Aldag en Brian Holm, en met hen de enorme kennis van het vooruitstrevende en intussen gestopte HTC-HighRoad. En via de gloednieuwe Bakala Academy van de KU Leuven, mede opgericht met de vele centen van de Tsjechische ploegeigenaar Zdenek Bakala. Ook Lotto-Belisol en Topsport Vlaanderen-Baloise, het ideale lanceringsplatform voor jonge profs, worden al sinds 2009 bijgestaan door dat andere Belgische topsportbegeleidingscentrum: het Energy Lab onder leiding van Paul Van Den Bosch.

Dat startte, met steun van de Nationale Loterij, in 2010 ook al het Lotto Cycling Talent Project op. Het detecteert en begeleidt een vijftiental talenten van bij de nieuwelingen/junioren tot de beloften, en eventueel tot de profs. Onder meer Tim Wellens en Stig Broeckx stroomden zo door naar Lotto-Belisol. Een goed voorbeeld voor de wielerfederaties die vorig jaar met een soortgelijk initiatief begonnen: het Belgian Cycling Athletic Development Project. Dat omringt, in samenwerking met de Bakala Academy, de betere junioren en beloften op de weg met allerhande specialisten en zal gedurende enkele jaren een profiel van elke renner opstellen aan de hand van een verplicht bijgehouden trainingsdagboek. Ook pistiers en mountainbikers kunnen vanaf dit jaar in het BeCAD-project stappen.

Daarnaast wordt ook de talentdetectie opgeschroefd. Aan de verplichte basisopleiding die rennertjes nu voor hun veertiende moeten volgen, koppelt men vanaf de miniemen (11 jaar) voortaan een profiel: met uitslagen van eenvoudige testjes, tijden op de piste en gegevens over lichaamssamenstelling en het mentale aspect. Jaarlijks geüpdatet, zodat coaches beter kunnen inschatten voor welke wielerdiscipline renners op hun zestiende de meeste aanleg hebben en welke progressie ze nog kunnen boeken. Noodzakelijk in tijden waarin de sportmentaliteit bij onze steeds meer materialistisch ingestelde jeugd afkalft en de talentvijver – over alle sporten heen – alsmaar verkleint.

Niet wachten

Conclusie van dit alles? De pijnpunten van het Belgische opleidingssysteem: vastgeroeste tradities, opgeklopte wedstrijdcultuur waarin te vaak verkeerde accenten gelegd worden, gebrek aan geschoolde trainers… De uitdaging: onze grote wielerpassie koppelen aan een wetenschappelijk detectie- en opleidingsprogramma waarbij het resultaat ondergeschikt is aan talentontwikkeling. Daarvoor nodig: de wil en de moed bij clubs, coaches, begeleiders en de elkaar nu tegenwerkende wielerbonden/bobo’s om te durven vernieuwen. Langzaam is die mentaliteit aan het kiemen, maar het mag geen vijf jaar duren vooraleer het twijgje tot een boom uitgroeit. In het buitenland zullen ze daar immers niet op wachten.

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Is de perceptie van België als wielernatie niet te veel gebaseerd op merckxiaanse nostalgie en hoofdzakelijk kasseisuccessen?

De Belgische wielerbond organiseert de laatste jaren klimstages, maar met een of twee keer per seizoen een viertal dagen in de Vogezen of de Alpen fietsen zal je nooit topklimmers kweken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content