Achter de straffe stoten schrijnt het verdriet. De wereld van Dimitri Habran, doelman bij KV Mechelen.

“Hier, de vijfentwintig goals die je al binnenkreeg.” Alsof het allemaal zijn schuld is, krijgt DimitriHabran van AlexCzerniatynski de videoband van Lokeren-KV Mechelen in de handen geduwd. “Eigenlijk,” fluistert Habran, “zijn het er nog maar eenentwintig. Hier staat alleen de wedstrijd in Lokeren op. Mijn vriendin houdt behalve een knipselmap ook de beelden van alle wedstrijden bij. Zo kan ik ze ook nog eens aan vrienden tonen of er zelf naar kijken om mijn prestatie te analyseren.”

Je werd drie jaar uitgeleend aan Tilleur, waar je onder Dominique D’Onofrio speelde, maar bij Standard bleef je vierde keeper en kochten ze met Carini zelfs een andere doelman. Hadden ze niet te weinig vertrouwen in jou ?

Dimitri Habran : Drie wedstrijden heb ik met Standard gespeeld en ik ben geen enkele keer verslagen geweest. Dat ik niet méér kon spelen, dat is een zaak van Waseige en la direction. Ik heb te weinig de kans gekregen om mijn kwaliteiten te tonen. Omdat het zo moeilijk was voor mij in Standard, heb ik besloten om elders te gaan spelen en te bewijzen wat ik kan.

Je werd de laatste weken geprezen om je saves en je klasse, maar er zijn ook scouts die zeggen : ‘Dat is een vertekend beeld, want als je zoveel ballen te verwerken krijgt, dan zitten er altijd wel een paar spectaculaire reddingen bij. Bovendien heeft Habran te weinig technische bagage om een grote te zijn : hij bokst te veel ballen weg in plaats van ze te pakken.’

Ik weet niet wie die dingen zegt, maar als ik een bal kan pákken, ga ik hem echt niet wegboksen. Misschien doe ik dat wel iets meer dan andere keepers omdat ik geen risico’s wil nemen, maar ik kan me niet herinneren dat ik al veel ballen gelost heb of in de voeten van de tegenstrever geduwd heb. Het belangrijkste voor mij blijft dat de bal niet in het doel gaat en daar doe ik alles aan. Je moet bijvoorbeeld ook wat met de tegenstander spelen. Ik bedoel : een beetje naar links gaan om ze naar rechts te doen schieten bijvoorbeeld of ze dribbelen, wat ik bij Standard bij de reserven veel deed. Als ik niet in doel terecht was gekomen, ik zou aanvaller geworden zijn. Nu kan het niet altijd, maar ik ga graag mee naar voren om te proberen scoren. Voetbal blijft een spelletje, toch ? Ik heb wel al eens twee oogkassen en een kaakbeen gebroken omdat ik niet bang ben, dus ik leg mijn hoofd waar de bal is, in de voeten van de speler. De eerste oogkas was toen ik een bal wou wegboksen en iemand mij een kopstoot gaf, de tweede was een paar weken later toen ik in de voeten van een speler dook en hij me op mijn hoofd trapte. Een paar maanden later had ik nog eens hetzelfde voor met mijn kaaksbeen.

Nog andere blessures opgelopen ?

Ik heb eens een barst gehad in mijn scheenbeen en daar heb ik drie maanden mee gespeeld zonder het te weten. Uiteindelijk hebben ze mijn been in het gips gestoken, maar twee weken later stond ik alweer te keepen. Ik was dat gips beu. Er staat nu een bultje op, maar dat vind ik niet erg. Ze zeggen altijd dat een keeper ook een beetje gek moet zijn, hé.

Franky Frans beukte met zijn hoofd wel eens een kleerkastje in elkaar, hoever gaat dat bij jou ?

Als ik niet een beetje gek zou zijn, ik zou veel goals binnen krijgen. Maar zoals FrankyFrans ben ik toch niet, hoor ( lachje). Ik heb voor de wedstrijd tegen Sint-Truiden wel de lijnrechter in het toilet opgesloten omdat ik dacht dat het een ploegmaat was, maar zo’n dingen heb je nodig voor de ambiance in de groep. Voor een wedstrijd ben ik eigenlijk altijd heel ontspannen en rustig.

Houdt het je bezig dat je misschien de statistieken ingaat als meest gepasseerde doelman van het seizoen ?

Natuurlijk heb ik daar schrik van, maar we zijn allemaal nog jong en elke fout betalen we cash. Als we eens wat goede resultaten halen, zal iedereen zien dat we niet zomaar een ploeg zijn que tout le monde peut manger. Tegen Sint-Truiden pakten we tegen de beste aanval van eerste klasse toch al geen enkele goal. Maar tegen Lokeren bijvoorbeeld zag je dat we na het eerste tegendoelpunt helemaal gedesorganiseerd raakten. Soms denk je na de zoveelste goal wel eens : waarom ben ik niet thuis bij mijn vriendin gebleven ( lacht) ?

Slaap je nog goed ?

Absoluut, want ik besef dat er naast het voetbal nog een ander leven is. Een voetbalcarrière duurt maar een jaar of twintig, dus ik probeer nu mijn best te doen om daarna met mijn vrouw aan een ander leven te beginnen.

Het leven heeft je niet altijd toegelachen : op je twaalfde zakte je vader voor je ogen in elkaar op het veld.

Ja. Hij had mij getraind en daarna de andere keepers, terwijl ik gaan douchen was. Toen ik terugkwam om geld te vragen om iets te gaan drinken, zei hij nog juist : ik ben moe. Toen is hij ineengestort. In paniek heb ik de andere trainers geroepen en hem nadien met de ambulance zien wegvoeren. Thuis gekomen hoorde ik van mijn moeder dat hij overleden was. Dat was een grote klap voor mij. Hij was dag en nacht met mij en mijn voetbal bezig, voerde mij naar de training en trainde mij thuis ook nog eens. Daarom kan ik er nu zoveel voor opbrengen.

Hoe prominent is hij na vijftien jaar nog aanwezig in je leven ?

Ik doe nu alles voor hem, want hij kijkt over mijn schouder mee. In gedachten praat ik nog wel met hem en ik ga nog geregeld naar het kerkhof, om de zerk schoon te maken en er bloemen op te zetten, maar ook omdat ik hem wil zeggen hoe ik heb gespeeld. Kijk, pa, ik ben hier voor jou en… En dan krijg ik altijd zin om te huilen… Ik heb al vroeg geleerd om zelfstandig te zijn, want ik heb mij altijd zelf uit de slag moeten trekken en dat heeft mijn karakter gesterkt. De meeste kinderen werden door hun ouders aangemoedigd langs het veld, ik heb er altijd alleen voor gestaan. Dat is wel eens moeilijk. Mijn moeder deed alles voor mij, maar met het voetbal hield ze zich niet bezig. Ze kocht mij een busabonnement, waarmee ik rechtstreeks van de school naar de training reed en ’s avonds pas terugkwam.

Eén keer ben ik iets tegengekomen… Ik moest halverwege altijd overstappen op een bus van een andere maatschappij, maar die ene keer bleek die tweede lijn te staken, dus ben ik met mijn schooltas en sportzak van Luik naar Seraing gelopen, een kilometer of tien, om op tijd op training te kunnen zijn, uit schrik dat ik in het weekend anders niet zou spelen. Waarom heb je niet gewoon ergens gebeld, riep de trainer ( lacht). Trainen heb ik niet meer moeten doen, hij vond dat ik al genoeg fysieke inspanning gedaan had. Mijn moeder wilde wel altijd dat ik er alles voor doe uit respect voor mijn vader. Want die heeft zich haast meer met mij dan met haar beziggehouden. Maar als ze mij op tv ziet, begint ze te wenen. Zij heeft veel te verwerken gekregen : na mijn vaders dood, overleed haar moeder, haar zus en haar tweede man. Ze heeft ook veel moeten opofferen voor mijn broers en mij.

Ook voetballers ?

Ze speelden vroeger voetbal, maar eigenlijk alleen om mijn vader, die zelf ook gespeeld had, een plezier te doen. Eén broer deed liever kungfu, doet nu nog powertraining en zit bij de politie; de andere is veiligheidsagent en ook heel sterk : 1m90 en 110 kilo. Hij pakte vroeger altijd iedereen aan. Maar onder elkaar hadden wij nooit veel problemen. We boksten liever op zolder, waar we een boksbal hadden staan.

Dat viriele laat jij ook elke week zien in je manier van keepen, maar hier zit je bijna verlegen te vertellen.

Toen ik klein was, was ik heel cholérique en veel te impulsief. Als ze iets zeiden wat mij niet beviel, reageerde ik onmiddellijk. Thuis of op school trok ik de leuningen van de trap kapot of ik liep gewoon van school om te gaan voetballen. De leraren zeiden dat ze dat begrepen en dat het niet gaf, maar als ze punten gaven, was het ineens veel minder ( lacht). In het dagelijkse leven ben ik ondertussen kalm geworden, maar op een veld wil ik winnen en laat ik mij gaan. Ik roep ook veel, zeker op scheidsrechters. Ik moet roepen om goed te spelen. Als ik kalm blijf in mijn doel, heb ik geen goede wedstrijd gespeeld.

We lazen ergens dat je geen manager hebt. Waarom ?

Ik heb één keer bij zo iemand getekend en dat is mij slecht bevallen. Het was een contract voor drie maanden en hij zou mij een nieuwe club vinden, maar dat is niet gelukt. Geld heeft het mij niet gekost, maar wel tijd, want ik wou weg bij Standard en ik tekende bij. Maar uiteindelijk kreeg ik wel een paar speelkansen en sta ik bij Mechelen in doel, dus echt slechter ben ik er niet van geworden. Maar al mijn beslissingen heb ik na de dood van mijn vader altijd zelf genomen.

Welke keuze was de moeilijkste ?

( Denk na.) Toen ik besliste met zaalvoetbal te stoppen en voor het veldvoetbal te kiezen. Ik zat in de nationale zaalvoetbalploeg, maar Standard bood mij een contract aan. Daar ben ik uiteindelijk op ingegaan omdat ik er altijd van gedroomd had profvoetballer te worden. Op de speelplaats sprong ik vroeger al zonder nadenken tegen het beton. Toen het voorstel van Standard kwam, dacht ik : als ik goed ben, zal ik wel kunnen doorgroeien. Zaalvoetbal heeft mij wel goed gedaan : je leert meevoetballen en je kweekt reflexen.

Deed je nog andere sporten ?

Ja, basketbal. Ik was heel klein en ik besloot om ook met basket te beginnen om een goede détente te krijgen, wat ook gelukt is. Maar gegroeid ben ik wel niet veel ( lacht). ( De andere spelers in het spelershome maken zich op om te gaan trainen, nvdr). On y va ? Sorry, we moeten vroeger ophouden, want we trainen vandaag elders in een fitnesszaal. Het geeft toch niet ?

Wees voorzichtig.

( Glimlacht.)

door Raoul De Groote

‘Als ik kalm blijf in mijn doel, heb ik geen goede wedstrijd gespeeld.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content