AA Gent mag zich dan als club willen spiegelen aan Club Brugge, op het veld blijft het nog een maatje te klein voor de grote titelfavoriet.

Met zijn nieuwe stadion wil AA Gent straks Club Brugge achterna. Naar de absolute Belgische top dus. Op het veld lukt dat voorlopig nog niet, dáár is de grootstad Gent nog een maatje te klein in vergelijking met het provinciestadje Brugge. Zondagmiddag zetten de Buffalo’s de bezoekers zelf op het goede spoor met een owngoal, waarna Ceh en co lieten zien waarom Club de laatste maanden naar Belgische maatstaven voetbal van een andere planeet lijkt op te dissen.

Op basis van zijn budget en hinterland mag AA Gent zich een club wanen met evenveel potentieel als Brugge. Om dat potentieel aan te boren, dient het eerst echter een flinke achterstand weg te werken. Toen Gent in de jaren zeventig in tweede en derde klasse krasselde, zag het een deel van zijn aanhang de wijk nemen naar Brugge en Brussel, waar ze wél Europees voetbal geserveerd kreeg. Die afvalligen recupereren is een onbegonnen taak, weet men bij Gent, en daarom steekt de club zijn energie in het werven van nieuwe, jonge fans met de belofte dat zij straks in het nieuwe stadion een topteam aan het werk kunnen zien. Maar, zoals gezegd, dat is Gent vandaag nog niét. Het probeert wel dominant te voetballen, maar tegen de echte toppers schiet het daarin tekort. De komende weken moet blijken hoe Gent zich tegen Lierse, Sint-Truiden en Lokeren uit de slag trekt.

Ondanks de nederlaag zondag (1-4) kan trainer Jan Olde Riekerink opgelucht ademhalen. In de coulissen zullen de Gentse bestuurslui wel al eens teruggedacht hebben aan de moeilijke weken in november. Overwogen werd toen immers om de Nederlander te vervangen door Georges Leekens, die vóór het seizoen ook al even in beeld was geweest. Doorslaggevend om geen trainerswissel door te voeren waren uiteindelijk de financiële consequenties, plus de onvoorwaardelijke steun die Olde Riekerink binnen zijn selectie ook in moeilijke dagen bleef genieten. Ook de trainer beseft vandaag dat de spelers zijn vel toen hebben gered, al voelde hij zich naar eigen zeggen op geen enkel moment écht bedreigd.

Olde Riekerink voelt zich bij Gent al de hele tijd kiplekker. Vanaf de eerste dag verbaasde hij er zich over waarom er gesproken werd over een moeilijk te motiveren spelersgroep, die op training nauwelijks vooruit te krijgen zou zijn. Naar eigen zeggen maakte hij meteen kennis met een uitermate gemotiveerde en hechte groep, die zijn aanpak gretig oppikte. Alleen werd hij er soms moedeloos van dat de spelers de dingen die ze op training oppikten, niet konden vertalen in de wedstrijd. En dat laatste is uiteindelijk waarop supporters hun helden, trainer inbegrepen, afrekent. Olde Riekerink, zelf een liefhebber van puur en mooi voetbal, wist dat hij niet zou kunnen blijven herhalen hoe goed zijn spelers tijdens de week wel bezig waren, als zich dat in het weekend niet in resultaten vertaalde.

Toen Gent eind november thuis tegen een zwak Beveren won, had het echter zo gekrasseld dat Olde Riekerink begrip kon opbrengen voor het genadeloze fluitconcert van de eigen aanhang. “Dat was zo slecht,” zegt hij, “dat ik wel mee had kunnen fluiten als het zo nog even was doorgegaan.” Zelden kreeg een winnende coach na afloop zoveel striemende vragen over zich heen, zodat de bezoekende (verliezende) coach Herman Helleputte opgelucht opmerkte : “Blij dat ik hier vandaag niet gewónnen heb.”

Niet dat Olde Riekerink plots hard ging twijfelen aan zijn aanpak. Acht jaar toetste hij bij Ajax zijn voetbalideeën aan die van persoonlijkheden als Louis van Gaal, Morten Olsen, Co Adriaanse, Jan Wouters en Ronald Koeman. Zij sterkten hem in zijn voetbalfilosofie. Die gooi je vervolgens niet om omdat je drie keer op rij verliest bij je nieuwe club, ook niet als dat gebeurt bij je debuut als hoofdcoach.

Wat Olde Riekerink vooral dwars zat, was het geklungel op het middenveld. Daar probeerde hij de eerste maanden zowat alle mogelijke combinaties uit. Waarna hij vaststelde dat er niet één werkte of zelfs maar de kiem voor mogelijk succes in zich droeg. Uiteindelijk loste hij met één ingreep het probleem op. Als rechtsachter schonk Jacky Peeters hem geen voldoening. De nieuwe coach aarzelde om Peeters, toch een international, een positie toe te kennen, waar hij voordien nooit had gespeeld : die van verdedigende middenvelder, waar hij hem meer aanleg voor zag hebben. Vooral de manier waarop de Limburger gepast tussenbeide komt om passes van de tegenstander te onderscheppen, volgens Olde Riekerink een talent dat niet getraind kan worden, en zijn uitstekend kopspel overtuigden hem van de noodzaak de ingreep door te voeren. Met het doorschuiven van Peeters (zondag tegen Club Brugge na twintig minuten door omstandigheden weer rechtsback) raakte de verstoorde balans op het middenveld hersteld.

Uit tegen Sint-Truiden, waar hij in samenspraak met zijn assistenten opteerde voor een realistischere aanpak met twee spitsen, toonde Olde Riekerink dat het systeem voor hem niet heilig is. Voetballen als Ajax staat in de Belgische competitie gelijk met zelfmoord, vooral met een spelersgroep die nooit enige vorming genoot in die manier van denken en die zelf te zelden dominant voetbalt. Sinds KV Mechelen, toch al acht wedstrijden geleden, werkte Gent geen écht slechte wedstrijd meer af. Een plaats tussen de eerste vijf, de inmiddels flink afgezwakte doelstelling van vóór het seizoen, moet in principe nog kunnen. Maar ook als Gent dit seizoen zesde of zevende wordt, zal Jan Olde Riekerink niet ontgoocheld zijn. Hij wil de komende maanden vooral inventariseren wat hij in huis heeft en jonge spelers opnieuw een kans geven, bijvoorbeeld. Afhankelijk van hun persoonlijke ontwikkeling ziet hij voor hen verschillende wegen. Dat Dries Bernaert een terugval zou krijgen, was te verwachten, maar hij moet zich bij Gent verder kunnen ontwikkelen. Voor Spencer Verbiest zou de vervolmaking zich beter voltrekken bij “een andere volwassenenploeg” (een tweedeklasser) dan in de B-kern.

Op de markt wil Jan Olde Riekerink liefst Belgisch inkopen. Niet dat een kern met veertien nationaliteiten geen boeiende interactie oplevert, wél omdat hij leerde dat Belgen zéér coachbaar zijn én dankbare om mee te werken. Ze hebben, aldus Olde Riekerink, een sterke innerlijke motivatie, de wil en de drive om beter te worden en inzet te koop. Blijft een getalenteerde speler als Nasredine Kraouche bij balverlies wel eens in zijn (voetbal)eer gekrenkt staan, dan gaat een Belg er in zo’n situatie meteen weer achteraan.

Het zou het hem een stuk makkelijker maken als hij het Nederlands als algemene voertaal kon doordrukken. Voorlopig echter heeft Olde Riekerink nog meer baat met de extra Franse lessen die hij zelf sinds een aantal maanden volgt. Het zal, in meerdere opzichten, voor de Nederlander een bijzonder leerzaam jaar geweest zijn in Gent.

door Geert Foutré

Ondanks de nederlaag tegen Club kan trainer Jan Olde Riekerink opgelucht ademhalen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content