Bij Real Madrid deed hij in één jaar wat José Mourinho niet kon in drie: de Décima binnenhalen, de tiende overwinning in de Champions League. Hoog tijd om de beste trainer ter wereld eens te gaan interviewen.

Sinds hij bij Real Madrid aan de slag ging in de zomer van 2013, kan Carlo Ancelotti uitstekende resultaten voorleggen. Vorig seizoen won de Koninklijke de Spaanse beker en de Champions League, dit seizoen wil de Italiaanse coach nóg beter doen. Ga zitten voor een goed gesprek met Carletto.

Het verhaal gaat dat u, voor u aan uw voetbalcarrière begon, het veld bewerkte met uw vader. Klopt dat?

Carlo Ancelotti: “Mijn vader was een boer en elke zomer ging ik met hem op de velden werken. Ik ben opgegroeid in een boerenfamilie. Ik kan dus wel zeggen dat ik goed thuis ben in de landbouw.”

Dat heeft ongetwijfeld een invloed gehad op uw karakter…

“Ik denk van wel. Ik heb in die wereld veel geleerd en ik veronderstel dat dat mijn manier om naar de dingen te kijken beïnvloed heeft. In tegenstelling tot anderen heb ik er ook nooit moeite mee gehad om te zeggen dat ik uit een landbouwersmilieu kom… We hadden geen geld, maar we hadden daarentegen wel veel innerlijke rust.”

Kapotte knieën

Op sportief vlak hebt u enkele jaren miserie gekend met uw knie…

“Ik was 22 jaar toen ik de kruisbanden in mijn rechterknie scheurde. Twee jaar later begaven die van mijn linkerknie het ook. In totaal heb ik zo twee jaar aan de kant gezeten.”

Dacht u dat uw carrière al voorbij was nog voor ze begonnen was?

“Ja. In die tijd waren zulke operaties nog ingewikkeld. Een garantie op succes was er niet. In mijn geval duurde de revalidatie heel lang. Ik heb een jaar niet gespeeld en toen ik eindelijk terug op het veld kon staan, ben ik hervallen… Toch werd ik er niet depressief van. Misschien besefte ik niet goed in wat voor een moeilijke situatie ik verzeild was geraakt. Ik heb gewoon geprobeerd alles rustig te benaderen. Toen ik het ziekenhuis uitkwam, was mijn leven anders: ik moest opnieuw leren stappen, dan leren lopen en, ten slotte, leren voetballen. Elke stap was een nieuwe uitdaging.”

Waarom drong Arrigo Sacchi erop aan om u, ondanks die twee zware blessures, naar AC Milan te halen?

“Ik ben van sterrenbeeld maagd, ik heb een dubbele persoonlijkheid. Naast het veld was ik nogal rustig, maar eenmaal op het veld werd ik iemand anders: hard, agressief. Zo ben ik nu nog: kalm in het dagelijkse leven, gepassioneerd op het werk. Ik hou er niet van iemand uit te kafferen. Niemand. Mijn spelers niet, noch iemand van mijn gezin. Ik verkies de dialoog en het zoeken naar oplossingen, eerder dan dat ik mijn stem ga verheffen. Als u mij zou vragen wat mijn gebreken zijn, dan zou ik zeggen dat ik niet erg direct ben. Spontaan ben ik ook al niet: ik denk veel na over wat ik moet doen of zeggen alvorens tot de actie over te gaan. In het algemeen ben ik dus eerder rationeel dan instinctief.”

Was Sacchi de grootste trainer aller tijden?

“Ja. Ik heb ook andere coaches gehad: Liedholm, Capello en Eriksson. Van elk van hen heb ik iets geleerd, maar Sacchi blijft mijn referentie op tactisch vlak. Gedurende drie jaar was ik zijn assistent toen hij aan het hoofd stond van de nationale ploeg (tussen 1991 en 1996, nvdr) en ik kan u zeggen dat tactiek geen enkel geheim had voor hem. Hij besteedde heel veel aandacht aan details. We noemden hem ‘de hamer’ omdat hij zijn concepten bleef herhalen tot de spelers het gesnopen hadden. Dat had zo zijn voordelen wanneer je het veld opkwam: je wist perfect wat je moest doen en wat de tegenstander zou doen. Voor mij is Sacchi ook vandaag nog de nummer een. Zijn Milan heeft het voetbal gemoderniseerd. Het was een van de sterkste ploegen ooit in het voetbal.”

Achter Sacchi stond Berlusconi, nog zo’n vernieuwer. Wanneer AC Milan op verplaatsing speelde, logeerde het in de mooiste luxehotels. Vandaag is dat normaal, maar toen was dat toch verrassend…

“In de filosofie van de bedrijven van Berlusconi stond het imago centraal. Hij zag AC Milan als een verlengstuk van dat universum. Public relations waren fundamenteel voor hem, en dat beetje glamour maakte onderdeel uit van het imago dat hij aan zijn ploeg wou geven. Ik herinner mij nog dat we in het Ritz in Madrid verbleven voor een Europese match tegen Real Madrid… In feite was Berlusconi zoals Sacchi: een trendsetter. Zo introduceerde hij de diëtist in een voetbalclub. De organisatie bij AC Milan was fantastisch. De spelers moesten zich alleen maar concentreren op het voetbal, want al de rest werd voor hen gedaan door de club: huizen, appartementen, auto’s,… Kortom, het beheer van het dagelijkse leven. Dat was echt heel indrukwekkend.”

Wist u al dat u coach zou worden voor u uw voetbalschoenen aan de haak hing?

“Tijdens mijn laatste seizoen bij Milan heb ik erg weinig gespeeld (in 1992, nvdr). Tijdens het eerste jaar van Capello als trainer had het bestuur de jonge Albertini gehaald als back-up voor mijn positie. Toen Sacchi daarna de nationale ploeg ging trainen, zei hij me: ‘Als jij beslist om te stoppen met voetballen, zou ik graag hebben dat je bij mij komt werken.’ Dus ben ik op mijn 33e op pensioen gegaan hoewel ik eigenlijk nog verder had kunnen blijven voetballen…”

Na drie jaar als assistent van Sacchi besloot u uw trainerscarrière te beginnen in tweede klasse. Waarom zo laag?

“Om ervaring op te doen. Ik ben begonnen bij Reggiana, de ploeg uit mijn geboortestreek. Ik ben daar één seizoen gebleven, maar dat was genoeg om kampioen te worden en naar eerste te promoveren. Daarna ben ik bij Parma aan de slag gegaan. Dat was een wonderlijk avontuur, twee onvergetelijke jaren met jonge maar talentvolle voetballers: Buffon, Crespo, Cannavaro, Thuram,… De scudetto lag voor het grijpen, maar dat is ons jammer genoeg niet gelukt.”

Onvoorspelbaar voetbal

Een van de grootste teleurstellingen in uw carrière blijft de verloren CL-finale in 2005 met Milan tegen Liverpool, terwijl u aan de rust 3-0 voor stond. Hoe komt het dat die match nog verloren ging? Een teveel aan vertrouwen?

“Nee. Wat die dag gebeurd is, is onverklaarbaar. Zoiets kom je maar één keer in je leven tegen. Zelfs vandaag begrijp ik het nog altijd niet. Ik heb vier finales meegemaakt en ik kan u verzekeren dat ik nooit een ploeg had die beter voetbalde dan die van 2005. We speelden een uitstekende eerste helft en een goeie tweede helft. Zelfs na het derde doelpunt kregen we nog een resem kansen… Uiteindelijk is de beslissing gevallen met de strafschoppen, en daar hebben we verloren.”

Wat zegt u tegen uw spelers na zo’n wedstrijd?

“Dat ze het hoofd niet moeten laten zakken want dat het slechts voetbal is en dat we alles gedaan hebben wat we konden. Het is het lot en dan is spijt niet op zijn plaats. Profvoetballers moeten weten dat voetbal onvoorspelbaar is en dat het daarom zo mooi is.”

Waarschijnlijk had u al een gelijkaardige speech voorbereid tijdens de laatste Champions Leaguefinale met Real. Zonder die gelijkmaker van Ramos in de toegevoegde tijd was die overwinning er nooit gekomen…

“Ik had er nog niet over nagedacht, omdat ik weet dat in het voetbal alles kan. De fysionomie van een wedstrijd kan in enkele seconden tijd veranderen. Tijdens die wedstrijd was ik er de hele tijd van overtuigd dat we gelijk gingen maken. Omdat de ploeg alles gaf en geen teken van berusting toonde.”

Is het niet door uw hoofd gegaan om terug te keren naar Engeland nadat u met Real La Décima gewonnen had?

“Nee, nee, hoewel ik veel van het Engelse voetbal hou… Men beleeft het voetbal daar op een fantastische manier, het is een sportief paradijs. Er hangt een speciale vibe in de lucht tijdens de wedstrijden. Er is geen geweld, geen beledigingen, altijd een enorm respect voor de tegenstander.”

U leek de ideale kandidaat om Alex Ferguson op te volgen bij Manchester United. Zou dat u iets zeggen?

“Ik weet het niet. Toen ik trainer was van Chelsea (tussen 2009 en 2011, nvdr), voelde ik me erg goed. Ik vond mijn twee jaar in Londen geweldig. Ik houd van de Engelse levensstijl, ook al ben ik Italiaan: hun striktheid, hun ernst, hun kleingeestige kantje. Als ik ten oorlog zou moeten trekken, zou ik dat liever doen met Engelsen dan met Italianen. (lacht) De geschiedenis van een land blijkt heel nuttige kennis om het karakter van zijn burgers beter te begrijpen.”

Denkt u eraan om ooit terug te keren naar Engeland?

“Ja. Ik wil dat op een dag doen omdat er geen druk is zoals in andere kampioenschappen. Weet je wat me het meest vermoeit? Het gebrek aan respect van de mensen. De druk van de media en van de voorzitter van de club kan ik zonder problemen aan, maar de gewelddadige acties in de stadions, daar heb ik moeite mee. Dat stoort me enorm. Beledigingen over mijn vader, mijn moeder, die kan ik echt moeilijk plaatsen… Ik haat het gebrek aan respect!”

Het project van PSG

U bent bij Real gekomen na anderhalf seizoen bij PSG, een club met een nochtans ambitieus project. Waarom bent u daar zo snel vertrokken?

“Ik ben anderhalf jaar in Parijs geweest. Op het einde van het tweede seizoen kreeg ik steeds meer het gevoel dat er iets niet klopte. Ik voelde me ook niet goed in mijn relatie met het bestuur. Ik heb dus beslist om te vertrekken. De dag dat ik dat nieuws aan het bestuur bekendmaakte, kan ik me nog perfect voor de geest halen: het was 1 maart 2013.”

Beviel het leven in Parijs u niet?

“Toch wel, Parijs is een wonderlijke stad. Ik voelde me er goed en ook de relatie met mijn spelers was uitstekend. Maar toen ik begrepen had dat… Luister, ik ga je vertellen wat er gebeurd is. Ik heb getekend bij PSG omdat de club een groot project op poten aan het zetten was. Het bestuur had grote ambities en ik geloofde daarin. Maar om zo’n project tot een goed einde te brengen, is er tijd nodig. Je moet ook een groep geschikte voetballers bij elkaar brengen, een ploeg vormen, een collectief en vooral de mentaliteit veranderen van de club en haar entourage. De eerste zes maanden waren echt goed. In het tweede seizoen kwamen er enkele van de huidige basisspelers, zoals Thiago Silva en Zlatan Ibrahimovic, bij. We hebben toen niet slecht gewerkt aangezien we kampioen werden, maar het bestuur was niet tevreden. Op dat moment heb ik gemerkt dat ze niet meer aan het project dachten maar aan de resultaten op korte termijn. Ze waren ongeduldig, terwijl PSG er nood aan heeft om op de lange termijn te werken. De club moet er niet aan denken om meteen de Champions League te winnen. Toen ik daar was, volgde op elke match die we verloren een uitbrander. Mijn geluk is dat ik gezegd had dat ik weg zou gaan voor het einde van het seizoen, want toen de titel binnen was, wilde het bestuur mijn ontslag niet meer aanvaarden. Ze eisten zelfs dat ik mijn contract, dat nog een seizoen langer liep, zou uitdoen. Er zijn dan heel wat problemen geweest, maar ik heb het bestuur nooit verraden. Toen ik hen in maart zei dat ik weg zou gaan, had ik nog geen contact met een andere ploeg.”

Geen voorwaarden

Hoe verklaart u dat u zo goed ligt bij de meeste clubvoorzitters?

“Ik weet het niet. Wanneer ik bij een club begin, kom ik niet aandraven met een resem assistenten en leg ik geen voorwaarden op. Misschien daarom. Naar Chelsea ben ik praktisch in mijn eentje gegaan. De enige persoon die me vergezelde, was een psycholoog met wie ik wou werken omdat het een vertrouwenspersoon was, die bovendien Engels kon. Nochtans had Roman Abramovitsj me genoeg ruimte gelaten wat de technische staf betreft. Hij had gezegd: ‘We hebben een structuur en ik weet niet of die goed of slecht is. Bekijk het eens en zeg me wat je nog nodig hebt.’ Nu, ik vond dat de organisatie van de club fantastisch was, heel professioneel. Tijdens mijn tweede seizoen heb ik een beroep gedaan op een Italiaanse fysiektrainer omdat ik vond dat de ploeg dat nodig had. Ben ik dan gemakkelijk in de omgang? Een trainer moet zich rekenschap geven van de middelen die hij ter beschikking krijgt. Ik kan niet van een club vragen dat ze onbetaalbare spelers koopt. Ik kan ook geen structuur opleggen die niet op maat van de club is, zoals ik ook geen voetbalstijl kan propageren die niet is aangepast aan de karakteristieken van de spelers. Mijn doel als coach is dat iedereen in de club, van de voorzitter tot een eenvoudige bediende, zich belangrijk voelt.”

Toen u bij Chelsea begon, werd u geconfronteerd met de structuur die José Mourinho had neergezet. Laten trainers na hun passage sporen na?

“Bij The Blues heb ik inderdaad gemerkt dat Mourinho erg geapprecieerd werd voor het werk dat hij gedaan had. Het zou dom van me geweest zijn om af te breken wat hij had opgebouwd. Ik heb dus beslist om de organisatie die hij op poten had gezet te behouden, omdat die goed functioneerde. Bij Chelsea zijn ze zot van Mourinho en dat is niet verrassend als je ziet wat hij voor de club gedaan heeft.”

Voelde u hetzelfde toen u na Mourinho kwam bij Real?

“Mourinho en ik hebben ongeveer dezelfde manier van werken. Toen ik hier aankwam, moest ik niet veel veranderen. De spelers waren het gewoon om met de bal te werken en weinig fysiek werk te doen.”

Maar de club was toch niet echt een oord van rust.

“Ik wist dat er problemen waren geweest in de kleedkamer, problemen tussen bepaalde spelers en Mourinho. Alles wat achter de schermen gebeurde, stond de volgende dag in de kranten… Maar toen ik de touwtjes in handen nam, is alles gekalmeerd. Ik heb de spanningen uit het verleden niet geërfd.”

U hebt dus echt niets moeten doen om opnieuw een sfeer te creëren waarin weer geademd kon worden?

“Nee, nee, niets. Bij mijn komst heerste hier een sfeer van sereniteit, iedereen was gemotiveerd en de spelers waren heel ernstig. Van de eerste dag tot nu is de sfeer altijd heel goed geweest. Natuurlijk is het pad van een trainer bezaaid met problemen, maar degene die ik hier gekend heb zijn niet anders dan degene die ik bij andere clubs meegemaakt heb. Ik vind zelfs dat hier veel minder problemen zijn dan elders. Sinds ik bij Real ben, heb ik geen enkele ruzie meegemaakt in de kleedkamer. Ik kreeg hier nooit te maken met gedemotiveerde spelers en er is ook nooit een confrontatie geweest met iemand die niet zo vaak speelt als hij zou willen. De groep heeft mijn beslissingen altijd gerespecteerd.”

Zelfs de beslissing om Diego López in de competitie op te stellen en Casillas in de beker en de Champions League?

“Zeker die. Ze hebben die keuze gerespecteerd. Ik denk dat geen van de twee tevreden was met die turnover, maar uiteindelijk hebben ze het op een natuurlijke manier aanvaard. Dat heeft hun persoonlijke rendement geen schade toegebracht en ook dat van de ploeg niet.”

Hoe slaagt u erin om zo gemakkelijk een groep van jonge miljonairs met grote ego’s te leiden?

“Ik weet ook niet hoe je dat doet! (lacht) Ik praat met de spelers maar ik weet niet of ik hen moet beschouwen als vrienden of als jonge broertjes. Wat zeker is, is dat ik niet hun vader wil zijn, maar iemand die dicht bij hen staat. Voetballers praten graag over alles en zeker over de verschillende facetten van hun beroep. Ze zijn heel nieuwsgierig en altijd bereid om nieuwe dingen te leren. Je moet dicht bij elk van hen staan om hen te kunnen overtuigen dat hun individuele werk noodzakelijk is voor de groep. Dat is mijn concept. De grote kampioenen hebben talent, maar de fuoriclasse zijn diegenen die dat talent ten dienste kunnen stellen van anderen.”

Cristiano Ronaldo niet egoïstisch

Hebt u nu zo’n buitengewone speler in de ploeg?

“Ik moet zeggen dat de voetballer met het meeste talent, Cristiano Ronaldo, de anderen veel helpt. Van een kerel die vijftig doelpunten op een jaar maakt, kan je echt zeggen dat hij zijn ploegmaats en zijn trainer helpt! (lacht) Cristiano is geen egoïst terwijl hij toch op een positie speelt die dat vereist. Hij is een speler die met passes strooit, die genereus is in zijn inspanningen en die zich kan opofferen voor de groep. Ibrahimovic is ook zo, ook al weet ik dat iedereen denkt dat hij een onuitstaanbare kerel is.”

Is dat dan niet het geval?

“Nee, helemaal niet. Ibrahimovic is de meest altruïstische speler die ik ken. Jammer dat de hele wereld het omgekeerde denkt.”

DOOR ENRIC GONZALEZ

“Ik weet niet of ik de spelers moet beschouwen als vrienden of als jonge broertjes. Wat zeker is, is dat ik niet hun vader wil zijn.”

“Ibrahimovic is de meest altruïstische speler die ik ken. Jammer dat de hele wereld het omgekeerde denkt.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content