In wat al zijn tiende seizoen in de Belgische hoogste klasse is, dwingt Silvio Proto eindelijk eensgezindheid af met zijn prestaties. ‘Mijn reddingen zijn vaak beslissend nu’, zegt de Anderlechtdoelman, ‘en dat is waar het om gaat: er staan wanneer de ploeg je nodig heeft.’

Zonder groots te zijn strijdt Anderlecht mee aan de kop van de Jupiler Pro League. Voorin dodelijk efficiënt en achterin degelijk met Silvio Proto als uiterst betrouwbaar sluitstuk. Morgen speelt de landskampioen tegen Hajduk Split voor zijn overleving in de Europa League, zondag staat de klassieker in Jan Breydel tegen Club Brugge op het programma.

Volgens de computer van Het Laatste Nieuws maakt Anderlecht sinds het uitvallen van Biglia en Boussoufa meer acties op de eigen speelhelft en minder op die van de tegenstander. Jullie komen ook minder vaak in de zestien meter, maar zijn wel efficiënter. Merk je daar iets van op het veld?

Silvio Proto: “Niet echt, ik probeer me vooral op mijn verdedigers te concentreren. Spelers als Biglia en Boussoufa vervang je natuurlijk niet zomaar. Hun vervangers doen het goed, maar Biglia en Boussoufa brengen offensief meer bij. Zeker Boussoufa. Niet alleen door zijn acties, maar ook doordat de tegenstander minstens twee man aan hem kwijt is. Daar profiteert altijd iemand anders bij ons van.”

Wat zegt dit over jullie zogenaamde afhankelijkheid van Boussoufa? Zonder hem pakten jullie dertien op vijftien.

“Als je bij Anderlecht speelt, moet je er op elk moment staan. Met deze groep zijn we niet afhankelijk van één speler. De statistieken bewijzen dat, al hadden we met Boussoufa misschien zelfs vijftien op vijftien gehaald. Dat weet je ook niet.”

Met zo’n vaststelling zou je denken: meer werk voor de doelman, maar dat is niet zo.

“Klopt, ik heb minder werk de laatste tijd. Misschien wel normaal, aangezien we zonder Boussoufa verdedigender spelen. Met hem erbij zijn we offensiever ingesteld en dwingen we meer kansen af, maar staan we er ook meer toe. Of ik nu veel of weinig werk heb, het deert me niet. Zolang de ploeg maar resultaten boekt.”

Een doelman blinkt ook graag uit.

“Laat de anderen maar schitteren. Als ik de kans krijg in de schijnwerpers te staan, des te beter. Is het niet zo, ook goed. Ieder heeft zijn kwaliteiten en natuurlijk laat je die graag zien, zeker als je jong bent, maar ik ben liever efficiënt dan dat ik show verkoop. Hoe dat komt? Maturiteit en wedstrijdervaring. Om een verdediging te kunnen coachen is het ook beter zo.”

Pech in blessuretijd

Er wordt minder over Silvio Proto gesproken dan in het verleden weleens het geval was.

“Er wordt minder slecht over mij gesproken. ( lacht) Ik doe mijn job en als de trainers tevreden zijn, ben ik dat ook. De kritiek is rechtvaardiger dan vroeger – men vond me te nerveus, zei dat ik het niveau niet had voor Anderlecht, ci et ça. Nu is men objectiever. Nu schrijven ze het ook als ik goed was. Vorig seizoen werd dan ook altijd verwezen naar die keren dat het minder was. Misschien ga ik nu minder in de fout dan vroeger, dat kan, maar wie begaat er geen fouten? Ik weet dat het soms beter had gekund, maar ook dat ik goede wedstrijden heb gekeept.”

Er zit meer regelmaat in je prestaties. Akkoord?

“Zeker, maar zoiets komt met de ervaring. Simon Mignolet keepte fantastisch vorig seizoen, maar er waren ook wedstrijden dat hij minder was. Dat verdwijnt tussen de plooien. Als mij dat overkomt bij Anderlecht heeft iedereen het gezien. Dat is het leven bij een grote club.”

Nu is er eensgezindheid: Proto straalt vertrouwen uit.

“Ik voel me goed in mijn vel. Je moet de ballen pakken wanneer het nodig is en niet, zoals mijn trainer zegt, werk gaan zoeken als het er niet is. Mijn reddingen zijn vaak beslissend nu en dat is waar het om gaat: er staan wanneer de ploeg je nodig heeft. Zoals in Lokeren en op Sint-Truiden. En thuis tegen Club Brugge, inderdaad. Bon, ik blijf daar niet bij stilstaan. Ik vergeet het snel en richt me op de volgende wedstrijd.”

De Europese uitschakeling tegen Hamburg vorig seizoen is niet eens een jaar geleden en toen heette het dat Anderlecht wel een degelijke doelman had, maar geen topper.

“Ik besef dat ik tegen Hamburg niet mijn beste match heb gekeept, maar ik was de eerste om het toe te geven. Daar had ik de pers niet voor nodig. Dit seizoen is er een verschil. Tegen Split moet ik in de hele wedstrijd maar één bal pakken, in de 90e minuut. Dankzij die redding blijft het 0-0, maar zij scoren nog in de blessuretijd. Dan heb je pech.”

Van zulke kleinigheden hangt het soms af of een doelman de held is of wordt doodgezwegen. Ook tegen Partizan had je de matchwinnaar kunnen zijn.

“Klopt, maar daar staat tegenover dat ik aan een goed seizoen bezig ben. Ik ben tevreden tot hier toe. Ben ik op een dag de held: des te beter. Op andere momenten verlies je de wedstrijd. Ik weet dat het me nog zal overkomen, maar ik kan ermee leven.”

Wat voel je na zo’n Split of Partizan?

“Frustratie. Lang kun je er niet bij stilstaan, want drie dagen later heb je alweer een wedstrijd. Ik ben ook niet iemand die na een verloren wedstrijd de slaap niet kan vatten. Wat geweest, is kun je toch niet ongedaan maken. Je moet naar de toekomst kijken, daar alleen kun je proberen je fout uit te wissen. Die karaktertrek is altijd een van mijn sterktes geweest. Men heeft vaak gezegd dat ik slecht met druk omging, maar dat is niet waar.”

Tattoos op de pols

Waarom ben je het er nooit mee eens geweest als men je een nerveuze doelman noemde?

“Omdat ik ballen pak die ik nooit zou hebben gepakt als ik niet was zoals ik ben. Een doelman móét nerveus zijn, anders valt hij in slaap en incasseert hij gemakkelijke doelpunten. Ik ben liever … ik noem het niet nerveus, maar alert. Een doelman moet alert en explosief zijn om te kunnen reageren als het nodig is. Op dat vlak moet ik niet veranderen, vind ik.

“Kijk, het kan altijd beter, maar ook slechter. Ik verkies de dingen van hun positieve kant te bekijken. Ik weet dat ik me altijd honderd procent geef en dus tevreden kan zijn over mezelf. Soms moet je kijken naar je eigen wedstrijd in de wedstrijd en niet louter naar het resultaat. Je kunt ook 1-0 winnen en een slechte wedstrijd hebben gespeeld. Ook dáár moet je naar kijken.”

Behalve dat je ouder en meer ervaren bent geworden, is er ook privé veel veranderd. Je bent getrouwd en vader geworden van twee zoontjes.

“Kinderen veranderen je leven. Voetbal is belangrijk, maar het is je job en niet je hele leven. Je moet het kunnen relativeren. Als je kinderen ziek zijn, is dat belangrijker dan wanneer je een wedstrijd moet missen. Zodra ik het stadion verlaat, trek ik er een streep onder. Dan ben ik met mijn gezin bezig. Ik kijk niet naar elke Champions Leaguewedstrijd op tv. Altijd maar voetbal, voetbal, voetbal: dat gaat niet. Af en toe moet je je gedachten verzetten, maar zonder aan professionalisme in te boeten. Je moet als een prof leven. Je kunt niet zomaar uitgaan en gelijk wanneer je bed in kruipen. Dat tast de concentratie aan. Daarom is een gezin goed. Het zorgt voor stabiliteit en dat maakt het makkelijker om te slagen als voetballer.”

Over jou doen geen stapverhalen de ronde.

“Ga er maar achteraan, je zult ze niet vinden. Er zijn nog meer zulke spelers, hoor! ( lacht)”

Je hebt gezegd: ‘Voetbal zal nooit meer op de eerste plaats komen.’

“Toch wel: wanneer ik op het voetbal ben, is dat mijn prioriteit. Voetbal is waarmee ik brood op de plank krijg voor mijn kinderen.”

Op je polsen heb je de naam van je zoontjes Kenzo en Teo getatoeëerd en op je scheenbeschermers staat hun foto. Rare plek …

“… want de plek waar je trappen incasseert. Nicolás Frutos zei dat ook altijd. Maar weet je, het overkomt een doelman maar zelden dat hij ter hoogte van zijn scheenbeschermers wordt aangetrapt. Integendeel, hij houdt er ballen mee tegen. ( lacht)”

Je bent van plan om je kinderen naar een Nederlandstalige school te sturen. Waarom?

“Wie in België perfect Nederlands en Frans spreekt, heeft een grote voorsprong op wie maar één van beide talen spreekt. Ik wil het beste voor mijn kinderen. Ik zal thuis Frans met hen spreken en ze zullen in het Nederlands naar school gaan. Als ze op een dag werk vinden in Brussel zullen ze geen problemen hebben.”

De scheiding van het land is nabij, Silvio.

“Nee hoor, we moeten één blijven. Jammer genoeg hebben we de organisatie van het WK 2018 niet gekregen, want dat had ons dichter bij elkaar kunnen brengen. Ik geloof niet dat het ooit tot een scheiding komt. Wat gaan ze dan met Brussel doen? Een land neem je met zijn goede en zijn slechte kanten. In Vlaanderen zijn die er, in Wallonië ook. Ga naar Italië en je ziet hetzelfde.”

Pedofiele priesters

Heeft je passage bij Germinal Beerschot je kijk op België veranderd?

“Velen hebben me gezegd: je zult zien, Vlamingen zijn rare mensen. Ik vind van niet. Als je naar Vlaanderen gaat, praat je Nederlands. Als jij naar Wallonië komt, praat je toch ook Frans? Ik vind het normaal dat je je aanpast, maar helaas denkt niet iedereen er zo over. Natuurlijk is mijn Nederlands verre van perfect, maar ik maak me verstaanbaar. En de mensen helpen je graag.

“Dat jaar in Antwerpen heeft me goed gedaan. Ik heb een andere cultuur leren kennen en ben gek op de stad. Ook sportief moest ik me in een andere omgeving opnieuw bewijzen. Een grote uitdaging, maar het is me gelukt. Mentaal is dat erg belangrijk geweest.”

Het heeft je ook populariteit in Vlaanderen opgeleverd.

“Weet je, ik denk dat ik bijna van nature een negatief imago heb. Pierre Thijssen heeft me eens gezegd wat hij dacht toen hij hoorde dat ik voor Beerschort had getekend: ‘Oelala, dat gaat niet lukken, met zo’n mentaliteit.’ Maar al van de eerste training had hij door dat het beeld dat in de media van mij was gemaakt niet klopte. Dat je op het veld zelfvertrouwen uitstraalt, is normaal. Mensen leiden daar vaak uit af dat je je boven de anderen plaatst, maar dat is niet zo. Ik ben niet hautain. Ik heb van veel mensen in Antwerpen gehoord dat het beeld van mij niet overeenstemt met wie ik ben. Als je dus van zover komt, is het logisch dat je aan populariteit wint wanneer de mensen je echt ontdekken.”

Speel je nog met die rozenkrans om je hals?

“Ik heb hem niet meer. Stuk gegaan toen ik hem eens moest uitdoen van de scheidsrechter. Eén keer heb ik hem achter mij in het doelnet gehangen. Dat was met La Louvière, uit bij Benfica. Tijdens het thuisduel had ik hem aangehouden, goed verborgen. ( lacht) Nu doe ik het niet meer. Te gevaarlijk. Trouwens, het mag niet meer.”

Ga je nog wekelijks naar de kerk?

“Als ik tijd heb. Ik ben gelovig. Mijn kinderen zijn gedoopt, ik ben voor de kerk getrouwd, maar het is niet zo dat ik elke dag vijftien gebedjes prevel. Mijn geloof is iets normaals voor mij, geen obsessie.”

De kerk kreunt onder de pedofilieschandalen. Wankelt je geloof nog niet?

“Er is overal goed en kwaad. Natuurlijk zijn het verschrikkelijke dingen die zijn gebeurd. Stel dat er iets gebeurt met mijn kinderen … Ik zit liever een jaar in de gevangenis dan dat er hen iets overkomt. Voor je kinderen zou je je leven geven, ik snap niet hoe iemand een kind kwaad kan doen. Ik begrijp dat er mensen zijn die de kerk nu verlaten, maar ik geloof in God. Niet in al die priesters.”

Op Lierse kreeg je het aan de stok met een ballenrapertje. Zeg eens: wat is er nu echt gebeurd?

( zucht) “Een onnozelheid. Die jongen had me beledigd. Tant pis, maar in de media is het nadien uitvergroot. Hij zal zeggen dat het niet waar is, maar op de tv-beelden zie je dat hij iets tegen mij zegt. Jammer, echt jammer. Het ergste is nog dat zijn vader hem nadien heeft verdedigd. Als het mijn zoon was, ik strafte hem. Geen twijfel mogelijk. Je moet respect hebben. In onze samenleving is dat er steeds minder. Voor ouderen, in het verkeer – overal. Sta je aan een oversteekplaats voor voetgangers, is er niemand die stopt. Ik probeer anders te zijn, maar als men mij stokken in de wielen steekt, is het over. Eén keer is genoeg. Zo ben ik. Ik geef veel, maar … in het Frans is er een uitdrukking: quand tu me chies dans les bottes, c’est fini.”

In het geloof bestaat er zoiets als vergeving.

“Maar ik vergeef, hoor. Alleen: ik vergeet niet.”

Breuk met Allatta

Hoe is je relatie met Ariël Jacobs?

“Ik heb hem graag. Ariël kan met je praten als coach én als mens. Hij geeft je raad over wat hij als speler zou doen, maar ook over wat hij als mens zou doen. Hij kan het onderscheid maken tussen de job en je privé. Begrijp je? En daarna is het aan jou om te beslissen.”

Je kent hem al lang.

“Inderdaad. We hebben praktisch alles samen gewonnen. Twee bekers en een titel. Hij is degene die me bij La Louvière in de eerste klasse heeft gelanceerd.”

Wat dacht je toen hij hier drie jaar geleden binnenstapte: zut, daar heb je die kerel die me destijds in de bekerfinale op de bank zette?

“Neen, integendeel. Hij was de man die me als eerste vertrouwen heeft gegeven. Ik probeer altijd het positieve van een situatie te zien. Mijn vrouw zegt me altijd: de vijand van ‘goed’ is ‘beter’. Als je altijd denkt aan wat je beter kunt doen en nooit aan wat je goed hebt gedaan, zul je nooit gelukkig zijn.”

Je was twintig toen.

“Ik was ontgoocheld, dat is normaal. Maar als ik er nu op terugkijk, zeg ik: logisch dat Jan Van Steenberghe speelde. Hij was goed bezig, dus waarom had de coach mij moeten zetten? Omdat ik Silvio Proto ben? Nee toch.”

Hoe erg lijkt de Silvio van vandaag nog op die van toen?

“Of ik nu veel of weinig verdien, bekend ben of niet: ik verander niet. Als speler heb ik meer ervaring natuurlijk, dus ben ik een betere doelman geworden. Het omgekeerde zou abnormaal zijn. Toen was ik jong en beloftevol. Ik had nog veel te bewijzen, dat heb ik ondertussen gedaan, maar de weg is niet ten einde. Veel verandert er dus niet.”

Dit is je tiende seizoen in de eerste klasse, al speelde je er door blessures twee niet, en je bent 27: stilaan een ancien dus.

“Ik voel me een ancien, maar oud ben ik natuurlijk niet. ( lacht) Ik ben nu aanvoerder. Een vorm van erkenning, vind ik. Ik geloof dat ik meer dan 250 wedstrijden op mijn teller heb staan, dat betekent dat ik ervaring heb. Je geeft die armband ook niet aan om het even wie. Ik ben er trots op, zelfs al is het omdat Deschacht, Biglia en Boussoufa niet spelen. Ze hadden hem toch net zo goed aan iemand anders kunnen geven?”

Geloof je nog steeds dat we allemaal zijn voorbestemd?

“Stel: je gaat wandelen in het bos. Op een gegeven ogenblik sla je rechts af en niet links. Waarom? Je kunt dat niet uitleggen. Zo is het ook in het leven. Waarom zijn er mensen die niet op dat in Brazilië neergestorte vliegtuig van Air France zaten, nadien toch verongelukt met de wagen? Het was hun lot. Als je moet sterven, zul je sterven.”

Dan kun je net zo goed achterover leunen en afwachten.

“Dan is dát je lot! ( lacht)”

Jouw toekomst ligt kennelijk in Anderlecht: je hebt tot 2015 bijgetekend.

“Vier jaar erbij. De dag van vandaag is dat iets waard. Bij Anderlecht zit je goed, maar stel dat er een buitenlands bod komt waar iedereen beter van wordt, dan weet je nooit. Maar net zo goed teken ik hier nadien opnieuw voor vijf jaar bij.”

Waar is de tijd dat je weg wilde bij La Louvière met de wet van ’78.

“Wie jong is, doet domme dingen. Je vertrouwt op mensen die dat vertrouwen misschien niet altijd waard zijn, maar fouten zijn er om uit te leren. Wie geen fouten maakt, leert nooit bij.”

Verwijs je nu naar Pietro Allatta?

“Niet noodzakelijk. Ik heb allang geen contact meer met hem. De Chinees? Neen, daar heeft het niets mee te maken. Hij weet goed genoeg waarom, ik weid daar niet over uit in de media. Het leven gaat voort.”

door jan hauspie – beeld jelle vermeersch

“Ik ben liever efficiënt dan dat ik show verkoop.”

“Thuis telt mijn gezin. Altijd maar voetbal, voetbal, voetbal: dat gaat niet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content