Charleroitrainer Jacky Mathijssen als keeper. ‘Fysiek niet in staat om de echte top te halen.’

Een keeper met een grote stam achter zich, dat was Jacky Mathijssen (43). De Maaskant was zijn biotoop, ’s zomers meer in dan uit het water. Aan vaderszijde bestond het nest uit twaalf jongens en één meisje en gezien ook daar wat nazaten uit voortsproten, had je geen hele straat nodig om een voetbalploegje op te richten. Ooit was er dan ook een familieploeg, waarvan één lid het tot profvoetballer schopte. Een doelmannetje. Te klein en te spichtig vonden velen, niet in het minst hijzelf. Uit een interview van 1991 : “Ik herinner me dat ik in de eerste ploeg van Dilsen keepte, maar het spijtig vond dat ik op zondagmiddag niet naar een fuif of een film kon.” Overigens kon dat mannetje toen ook moeilijk kiezen tussen dat grote doel verdedigen of optreden als veldspeler. Uiteindelijk koos hij voor het eerste, want die andere carrière wilde niet lukken wegens te perfectionistisch ingesteld. Als veldspeler voelde hij aan dat hij wat anders wou. En lieten de anderen hem dat voelen. In de echo vindt men zijn plaats.

Die plaats was in tweede provinciale, waar Winterslag hem kwam weghalen. Als derde doelman, want “in doel”, zal hij daarover iets later getuigen, “gaat toch veel van wat je roept, verloren”. Het tekent zijn karakter : bezig met de zaak, coachend. Maar ook : geen plaats voor emotie, of liever zoveel mogelijk voor de ratio. Ratko Svilar, in de jaren negentig als flinke veertiger een monument in de eerste klasse, noemde hij consequent een “defensieve doelman”. Mathijssen voetbalde liever mee, wat verder uit doel. Zijn carrière speelde zich vooral in eigen gouw af, met tussendoor een lange periode bij Charleroi, waar een dispuut met Georges Heylens hem verjoeg. Heylens was zijn antipode : de Brusselaar gaf graag wat privé-informatie, Mathijssen hield die liever voor zichzelf. De Brusselaar wilde dat hij naar Henegouwen verhuisde, Mathijssen bleef liever in eigen streek, omdat zijn vriendin er lesgaf. Dat deed hij overigens zelf ook, voor hij een profcontract tekende gaf Mathijssen, leraar LO, twee jaar les.

Zijn kwaliteiten als doelman ? Geen spektakelkeeper, zeker geen clown. Rationeel, een tikkeltje controlefreak. Zonder bijgeloof, dat noemt hij flauwekul. Een degelijke eersteklasser, een tikkeltje te klein en te wisselvallig voor de nationale top. Pakte geregeld punten, maar maakte ook af en toe een foutje. Een ploegspeler, tenzij in een moeilijke periode bij RC Genk, waar hij probeerde de argwaan van Pier Janssen van zich af te spelen door zo weinig mogelijk risico’s te nemen. Defensief keepen, heel even, want tegen zijn natuur. Als leraar LO kende hij wat van lichaamsbouw en was hij zich bewust van zijn lichamelijke ‘beperkingen’. Maar subtop is ook mooi …

Zwart moment in zijn carrière : 30 augustus 1997, toen hij tegen RWDM in de voeten ging van Kai Nyysonen en zwaar gewond raakte aan het hoofd. Zeven uur op de operatietafel redde zijn leven. Veel anderen zouden op hun 34ste het voetbal voor bekeken houden, maar deze koppige Maaslander deed dat niet. Maaslanders kunnen leven met overstromingen, watersnood is deel van hun bestaan ; deze doelman kon leven met het risico. Vier maanden later trainde hij alweer, na een jaar voetbalde hij opnieuw. Pas in februari 2001 gooide hij van de ene dag op de andere de speelzak in de hoek, om assistent te worden. Hoe lang die overgang duurde ? “Twintig seconden. De tijd om tegen de spelers te zeggen : ‘Vanaf nu spreek je me aan met trainer.'”

Volgende week: Michel Preud’homme (Standard) en Slavo Muslin (Lokeren)

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content