Achter de gedreven aanpak van Urbain Spaenhoven, assistent-trainer bij KV Mechelen, schuilt een hele wereld. Zijn zoon kreeg een hersenverlamming. ‘Tim is een exponent van wat ik al verwezenlijkte.’

U rbain Spaenhoven blijft rechtstaan tijdens het interview, zodat ook Tim kan rechtstaan. Hij slaat zijn armen om zijn zoon, laat hem tegen zijn lichaam leunen, ondersteunt zijn heupen en vangt hem op als hij door zijn benen zakt. Bijna anderhalf uur zal Spaenhoven dat volhouden, tot hij voelt dat zijn zoon moe wordt en beter kan gaan zitten. Tim vasthouden ziet er een hels karwei uit. “Op een keer”, vertelt Spaenhoven, “liet ik hem eens staan bij een struise vent. Na drie minuten zag je die kerel wegzakken. Ik ben het gewoon. Tim staat hier al 28 jaar.”

Quality time

Spaenhoven haalt zijn zoon zo vaak mogelijk uit zijn rolstoel. “Ik denk dat dat gezond is. Als je zit, zakken je organen in. Voor hem is dit puur comfort. Zijn gezichtsveld is groter en hij is mobieler. Tim moet quality time krijgen.” Terwijl zijn vader vertelt, laat Tim een warmoes aan geluiden horen. Hij gorgelt en lijkt te lachen, maar er valt amper iets uit op te maken. Voor een buitenstaander althans. Spaenhoven begrijpt de klanken wel. “Papa is aan het vertellen”, zegt hij ineens. “Dat mag toch, hè?” En wat later: “Ben je boos?” Na een halfuurtje: “Wil je drinken, Tim? Ja? Fanta? Cola?” Spaenhoven geeft zijn zoon enkele slokken cola. “Hij kan met zijn mimiek antwoorden op gesloten vragen. Als hij lacht, is het: ja. Beweegt hij zijn hoofd naar beneden, dan bedoelt hij: neen.” Maar een leek komt met die handleiding niet ver. “Zelfs voor ons blijft het soms moeilijk”, zegt Spaenhoven. “Via ja-neenvragen achterhaal je niet altijd wat er in zijn hoofd speelt. Dat is soms frustrerend, ook voor hem. Zich niet kunnen uitdrukken is een bijkomende handicap. Tim weet wat er rond hem gebeurt en heeft een eigen identiteit. Natuurlijk is zijn intelligentie niet vergelijkbaar met de onze, maar hij is wel verstandig in het dagelijkse, sociale leven. Hij weet wat we over een uur gaan doen, ook omdat ik een cyclus opbouwde met vaste patronen.” Spaenhoven richt zich weer tot zijn zoon. “Hè, jongen.” En hij geeft Tim liefdevol een kus.

Drie jaar wenen

“Tim is de helft van een tweeling. Hij werd eerst geboren. De navelstreng zat rond zijn hals, wat een zuurstoftekort veroorzaakte. De tweede dag kreeg hij een hersenbloeding met een hersenverlamming tot gevolg. Dat was een woord dat wij toen niet kenden, we waren gezonde mensen van 23. We zagen wel een zware bloeduitstorting op zijn hoofdje, maar de gevolgen konden we niet inschatten. Tim vertoonde ook alle normale reacties van een baby.

“Na een dik halfjaar bleef hij achterop. Bij Evy verdwenen de neigingen van een platte baby, bij hem niet. Zijn oogjes stonden ook instabiel. Als we daarover informatie vroegen, werd dat geminimaliseerd. Uiteindelijk moesten we zelf aandringen op een groot onderzoek. Toen viel het verdict. ‘Uw kind is 100 procent gehandicapt.’ Dan zakt je wereld in. Op zoiets ben je nooit echt voorbereid.

“Ik weende drie jaar. Je houdt zielsveel van dat kind, je wil je helemaal geven, maar ineens zie je geen toekomst meer. Een zoon die voor 100 procent gehandicapt is, wat moet je je daarbij voorstellen? Hoe zal die in je wereld passen? Ik weet nog dat ik aan de dokter vroeg: ‘Wat kunnen we doen om dat tegen te gaan?’ Je aanvaardt die diagnose niet. Daaraan merk je dat wij, valide mensen, heel arrogant zijn. We maken onszelf wijs dat wij zulke dingen niet zullen tegenkomen, maar er moet maar iets heel kleins mislopen en je zit in een rolstoel.”

Profetische woorden

“Ik ging naar zelfhulpgroepen en las veel. Dat was enorm tijdrovend. Je wil het beste voor je kind, je hebt van alles uit te pluizen, maar je leven gaat wel door. Je hebt nog een kind, je werk, je gezin, je sport, allemaal dingen waarin je vooruit wil raken.

“Terwijl Tim opgroeide, was Evy het zonnetje in huis. Toen zij vier was, zei de dokter: ‘Meneer, uw dochter heeft leukemie.’ Dan stort je wereld voor de tweede keer in. Mijn eerste huwelijk hield dat niet. Er volgden maanden in het ziekenhuis, maanden herstel. Met Tim erbij was dat enorm zwaar. Twee jaar duurde het eer Evy genezen was. Intussen heb ik van haar drie kleinkinderen en werd ze onderwijzeres. Qua karakter is zij net haar papa: een vechter, geen klager.

“Met Tim was ik intussen vaak bezig. Ik probeerde hem te leren stappen, fietsen en voetballen. Op een dag kwam meneer pastoor bij mij, die zag mij weleens met mijn zoon. Hij zei: ‘Jij bent uitverkoren voor dit kind.’ Ik was in shock. Hoe kun je, dacht ik, uitverkoren zijn om een gehandicapt kind op te voeden?! Pas jaren later begreep ik wat die man bedoelde: dat er mensen zijn die zo’n jongen niet kunnen geven wat hij nodig heeft en dat ik vanuit mijn hart alle dagen met hem bezig ben, waardoor die jongen nu gelukkig is. Het werden profetische woorden.”

Nieuwe dimensie

“Ik begrijp mensen die het op mentaal vlak niet aankunnen om een gehandicapt kind in huis te hebben. Alleen mag je niet in een vluchtpatroon verzeilen. Een zware tegenslag is geen reden om je verantwoordelijkheden opzij te schuiven. En er zijn niet alleen de donkere kanten. Een gehandicapt kind verrijkt ook je leven. Ik stop veel in Tim, maar ik krijg er ook veel van terug: die lach, dat gelukkig zijn … Hij is zó blij als hij mee mag naar een voetbalmatch.

“Je gaat ook anders denken. Je leven krijgt een nieuwe dimensie. De mensen die er waren bij de geboorte van Tim, zijn dezelfden die hier onlangs zijn 28e verjaardag vierden. Dan mag je zeggen dat je échte vrienden hebt. Ik krijg veel respect voor de manier waarop ik Tim in mijn leven integreerde, voor de keuze om hem nooit verborgen te houden. Waarom zou ik ook? Het is toch mijn kind? Het is toch mijn hart? Het grootste goed in mijn leven. Ik zet hem niet als een plantje in de kast. Net zijn sociale leven maakt hem zo sterk.

“Ik wil geen schouderklopjes, ik wil niet in een moedertheresarol geduwd worden. Ik probeer Tim gewoon de mogelijkheden te bieden die andere kinderen ook krijgen. Wat ik doe, komt voort uit mijn vadergevoel naar dit kind toe. Als er ooit iets met Tim gebeurt, wil ik mij niet moeten afvragen of ik me wel genoeg voor hem inspande.”

Krachtgevend verhaal

“Voetbal was altijd al een uitlaatklep. Toen Tim vijf was, speelde ik bij Willebroek, in de derde klasse. Omdat zijn verzorging niet meer te combineren viel met de trainingen, zakte ik af naar Wilrijk, een provincialer. Anderzijds bleef mijn ambitie. Ik werd hoofdtrainer en bleef dat 22 jaar. Tim was er vorig seizoen bij, toen ik met Rupel Boom naar de tweede klasse promoveerde. Die dag was de cirkel rond. Ik begon op het op een na laagste niveau en werkte me, ondanks alles, op tot in de Liga. Dat was een heel emotioneel moment. En moeilijk. Ik wilde mijn gevoel met Tim delen, hij is een exponent van wat ik al verwezenlijkte. Maar zoiets vat hij niet.

“Bij al mijn clubs gaf het verhaal van Tim kracht. Ik zorg er overal voor dat de spelers Tim kennen. Zij zien dat ik alle zorg geef aan mijn kind en merken dat er veel problemen zijn waarover ik weiger te zeuren. Dat straalt op hen af. Misschien maakt het mij sterker naar hen toe.

“Ik nam Tim ook snel eens mee naar Mechelen. Je ziet dat zich dan een realiteitsgevoel ontwikkelt bij spelers. Dat zijn profs van wie je soms denkt dat ze niet bij het leven stilstaan. Wel, Joachim Mununga gaat Tim nooit meer voorbij zonder hem een knuffel te geven.

Marc Brys kent Tim al jaren. Ik speelde in Wilrijk met Marc samen en was er later zijn trainer. We hadden allang gezegd dat we ooit nog eens zouden samenwerken. Toen Marc in Mechelen begon en naar mij kwam, was ik ongerust over de praktische omstandigheden op het hoogste niveau. Als Tim ineens een epilepsieaanval krijgt, duurt het even eer ik een oplossing heb. Marc stelde me gerust.

“We trainen nu telkens om tien uur. Als ik er om negen uur nog niet ben, weet Marc dat het met Tim te maken heeft. Normaal zit ik al om kwart na acht op de club. Dat is een schild dat je bouwt. Je weet dat je kwetsbaar bent en wapent je daartegen door net een voorbeeldfunctie op te nemen.”

Met was naar huis

“Marc was vroeger de prof in mijn groep. Een jongen met oog voor detail, zorgzaam voor zijn lichaam en conditie, heel gedreven met het tactische luik bezig. Als trainer zette ik hem eens naast de ploeg. Ik wilde maar met één verdedigende middenvelder spelen. Marc zat enkele maanden op de bank, intussen gaven we het kampioenschap wat uit handen. Op een dag kwam hij me uitleggen waarom we met twee verdedigende middenvelders moesten spelen. Ik volgde hem, zette hem weer in mijn team, we promoveerden.

“Het etiket van Marc, dat hij te veel theorie geeft, is fout. Hij kan een match heel gericht analyseren. Dan is het toch normaal dat je die troef gebruikt? Ik liet als hoofdtrainer ook nooit een detail onbelicht. Marc wil alle vermogen uit zijn ploeg halen. Als een speler honderd gram te veel weegt of een halve procent te veel vet heeft, kan hij daar verbaal sterk voor uit de hoek komen. Dat is zijn drive, die wil hij overzetten op de spelers.

“Marc is elke dag om halfzeven in Mechelen. ’s Avonds stuur ik hem soms naar huis, anders zou hij op de club blijven slapen. Vorige week zag ik hem vertrekken met een hoop was in zijn armen. Meestal komt hij in normale kleding naar de club en vaak zit hij daar ’s avonds zo lang dat de douches al gesloten zijn als hij vertrekt. Dan gaat hij in trainingspak naar huis. Er lagen intussen vier jeansbroeken en vier paar schoenen van hem op de club. Ik zei: ‘ Naa godde da es meepakken, éh moat.’

Een kindercrèche

“Ik ben explosiever dan Marc. Ik overtuig iemand met begeestering, hij roept een speler bij zich en haalt dan, minzaam maar kordaat, argumenten aan die zijn mening staven. Marc is een goed psycholoog. Toen ik enkele maanden geleden aankwam in Mechelen, was de groep al drie weken aan het trainen. Ik vroeg direct: ‘Moeten wij hier een revolver dragen?’ Het spanningsveld tussen de spelers onderling was gigantisch. Net een kindercrèche. Níks konden ze van elkaar verdragen. Op training ging het er nijdig aan toe. Ze respecteerden elkaar wel als voetballer, omdat ze met elkaar moesten spelen, maar niet als mens. Intussen veranderde die sfeer, dankzij Marc.

“Er was ook wat anarchie. Spelers tastten de grenzen af. Op een dag waarop er enkel een ochtendtraining was, hing een dissident het klein kind uit. ’s Middags besloten we dat we die dissident in de namiddag zouden laten trainen. We zeiden tegen de rest: ‘Wie wil, mag met hem mee-trainen.’ Alleman ging naar huis. Dán kun je met zo’n jongen gaan praten: ‘Ge dacht dat ge sterk stond?’ Nadien zeiden we tegen de anderen: ‘Nu gaan jullie ook jullie verantwoordelijkheid nemen en zeggen dat zijn houding jullie niet zint.’ Na dat voorval keerde de groep 180 graden. Sindsdien is het heel aangenaam werken in Mechelen. Dat incident vormde de basis voor het sterke wij-gevoel dat er nu is.”

door kristof de ryck – beelden: jelle vermeersch

“Joachim Mununga gaat Tim nooit meer voorbij zonder hem een knuffel te geven.”

“Enkele maanden geleden respecteerden de spelers hier elkaar wel als voetballer, maar niet als mens.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content