Als Mbark Boussoufa (Anderlecht), Nabil Dirar (Club Brugge), Mehdi Carcela (Standard) en Yassine El Ghanassy (AA Gent) bijschuiven aan tafel is het gezellig. En dan worden ze al eens openhartig. ‘Wij moeten alle klappen opvangen.’

In de Berbertent van restaurant l’Emir aan de Bergensteenweg in Sint-Pieters-Leeuw staan de in zuur opgelegde stukjes groenten en pepertjes al klaar wanneer Nabil Dirar binnenkomt. De Marokkaan van Club Brugge heeft de naam te flirten met het uur van afspraak, maar is wel de eerste die stipt present is. Zelfs nadat hij zich aanvankelijk naar de gelijknamige straat, Chaussée de Mons, aan het Brusselse zuidstation had begeven.

“Nooit op tijd, die Arabieren”, grijnst hij als hij merkt dat de andere drie nog niet aanwezig zijn.

Op MbarkBoussoufa, YassineEl Ghanassy en MehdiCarcela is het even wachten, want Abdellatif Khlale gaat hen nog vooraf. Khlale is een ankerpunt voor Marokkaanse voetballers in België en voor de Marokkaanse voetbalbond.

Khlale: “Ik doe ook wat scouting. Ik heb hier gevoetbald toen ik als student naar hier kwam. Maar daarna heb ik gekozen voor mijn werk, bij de STIB, het openbaar vervoer, net als Abdellatif Fellaini, de vader van Marouane. Hij en ik hebben nog samen gevoetbald in de jaren zeventig. Hij stond in doel, ik was verdediger. We speelden in Londerzeel bij de eerste ploeg van migranten in België. Nu beschouwen ze mij als hun papa – of tonton, nonkel, zoals ze mij noemen. Ze komen met mij praten waarover ze willen, maar ik bemoei mij niet met hun privé-leven. Dat is mijn voordeel.”

Hoe graag hij gezien is, blijkt wanneer de overige drie spelers de tent binnenkomen. Er wordt omhelsd en gezoend, gegrapt en gedold.

“Ah, tonton!”

Abdellatif Khlale is een gerespecteerd figuur.

Dirar: “Als we ons niet goed voelen, is hij er. Hij is ook degene die mij heeft voorgesteld in Marokko. Dat heeft veel gedaan voor mij.”

El Ghanassy: “Mij ook. Maar de keuze is uiteindelijk aan ons.”

Khlale: “Technische spelers, on les met en valeur in Marokko. Als Marokko in actie schiet, schiet België ook in actie.”

Boussoufa: “Net zoals Marokko een goeie speler wil, wil België ook een goeie speler.”

Khlale: “Fellaini heb ik nog geïntroduceerd in Marokko. Niet veel mensen weten dat hij daar met de nationale jeugd gespeeld heeft. Zijn vader is een vriend van mij.

“Ik probeer als een ouder te zijn, met je eigen vader spreek je misschien niet op dezelfde manier over zaken. Je hebt overal altijd profiteurs, maar ik probeer mij niet in hun leven te mengen en dat weten ze. Toen Yassine in Gent tekende, was ik mee met zijn vader. Hij had mij dat gevraagd, niet om zijn contract te beïnvloeden, maar gewoon om er te zijn. Om te tonen dat er een hele familie meekomt met Yassine.”

Kletsen van vader

Hier, in de met Marokkaanse rode en groene velours gedrapeer-de Berbertent, waar tapijten de volledige vloer bedekken, waan je je in Marokko. De spelers zijn hier enige tijd geleden elke avond na zonsondergang de ramadan komen vieren. Maar ook vandaag laten de aperitiefhapjes, onder andere stukjes vlees in bladerdeeg met subtiele kaneeltoets, zich smaken. Maar alcohol komt bij het prof- en tevens moslimgezelschap niet op tafel.

Khlale: “Je vader is profvoetballer geweest, hé, Yassine. ( tot ons) Toen ik naar La Louvière ging kijken, zag ik Yassine en ik was verrast dat ik zijn vader daar ook tegenkwam. Wat doe jij hier?! Toen bleek Yassine zijn zoon te zijn ( lachje). Zoals Fellaini’s vader ook een zoon had.”

El Ghanassy: “Mijn vader volgt mijn carrière al van toen ik klein was. Of dat voor druk zorgde? Zeker toen ik klein was. Het was erg zelfs ( hilariteit). Hij gaf mij oorvegen als we in de auto zaten. Hij kon zelfs niet op de weg blijven, want hij zat altijd achterom te kijken om kletsen te geven ( hilariteit). Een uur later was dat vergeten en zaten we samen voor tv naar een match te kijken.”

Carcela: “Mijn contact met mijn moeder, c’est fusionel. Zij wou dat ik voor Marokko koos. Voetbal kent ze niet zo, maar ze steunt mij wel. Voor de rest spreek ik meer met mijn broers over mijn carrière.”

Dirar: “Ik heb mijn vader nooit gekend, maar daardoor ook nooit gemist. Ik had tien broers thuis, dus ik heb altijd wel iemand om daarover te praten.”

Boussoufa: “Mijn vader bracht me naar school en naar het voetbal, maar hij heeft zich nooit bemoeid met hoe ik moest spelen. Hij liet me altijd vrij in mijn beslissingen, die heb ik altijd zelf genomen. Ik kon altijd wel de balans vinden en zien wat goed was en wat misschien minder goed zou zijn. Hij heeft mij altijd geleerd dat ik geen te grote mond mocht opzetten. Maar mekkeren tegen scheidsrechters, dat heeft hij er niet uit gekregen ( grijnst).”

Elk zijn weg

Gegrilde balletjes lamsgehakt, worstjes, brochettes, biefstukjes, zalm, schotels rauwkost, slaatjes, aardappelen en frieten: bij het hoofdgerecht stelt elk zijn eigen bord samen, zoals ook elk in zijn carrière een eigen weg heeft gekozen.

Carcela: “Het is een voordeel, denk ik, dat ik alleen maar bij Standard heb gespeeld. Ik heb een goede opleiding gekregen.”

Dirar: “Mijn eerste club was de straat.”

El Ghanassy: “Standard is één opleiding. Dat geeft Mehdi een voordeel op andere spelers die naar Standard getransfereerd worden. Hij zal wel geliefd zijn bij het publiek omdat het een jeugdspeler is. De anderen zijn misschien begonnen bij kleinere clubs, maar je mag niet vergeten dat Yassine bijvoorbeeld pas 19 is. Ik ken hem al van bij La Louvière. Nabil is in Marokko geboren en naar hier gekomen en op straat beginnen te voetballen. Iedereen volgt zijn eigen weg.”

Dirar: “Op minivoetbaltoernooien speelden we voor geld, want we hadden niks en we deden alles om te winnen. Daar heb ik veel geleerd. We zijn sterk aan de bal en als we de bal hebben, kunnen we het verschil maken. Als ik Yassine zie spelen, is het alsof ik mezelf weer bij Westerlo bezig zie. Je ziet het plezier. Soms moet je wat minder dribbelen.”

Boussoufa: “Ik herken in de jongeren vooral de pit waarmee ze spelen, hoe de media met hen omgaan en iedereen het feit dat ze doorstoten positief benadert. Zo verging het mij ook bij AA Gent. Carcela maakte een paar maanden geleden net op dezelfde manier indruk met zijn invalbeurten.”

Carcela: “Dat is niet altijd gemakkelijk als je jong bent. Je moet een constant niveau halen en die druk voel je. Maar ik laat mij er niet door verlammen.”

Boussoufa: “Alle spelers die hier zitten, zijn spelers die met risico durven spelen om iets voor de ploeg te doen. Dat heb je nodig. Soms lukt dat, soms niet. Het is normaal dat ze dan eens fluiten als ze niet tevreden zijn, maar ga maar eens in Marokko kijken als het niet loopt … Dan is het in België goed.”

El Ghanassy: “Soms doe je als technische speler te veel. Men denkt ook dikwijls dat zo technisch voetballen niet ernstig is.”

Boussoufa: “Ik zie heel veel nieuwe jonge voetballers in België en dat is een goede zaak. Toen ik vijf jaar geleden naar België kwam, was ik ook jong. Toen zag je niet zo veel jeugdspelers. Nu zie je jongens van zestien, zeventien, achttien jaar die al bij grote clubs doorbreken. Mehdi, Yassine, Romelu Lukaku … Dat is goed voor de toekomst van het Belgisch voetbal. Of ze beter zijn dan de vorige generatie weet ik niet, maar ze staan er wel al op een heel jonge leeftijd in België, in plaats van naar het buitenland te vertrekken.”

De Maghreb Leagués

De tijd dat Nordin Jbari een Marokkaanse vedette was bij AA Gent en Club Brugge lijkt ver achter ons te liggen. Met Boussoufa, Dirar, Carcela en El Ghanassy zitten er maar liefst vier bij vier verschillende clubs. Maghrebspelers lijken gemakkelijker door te stoten in eerste klasse.

Boussoufa: “Op Anderlecht zijn nu Marokkaanse abonnees, hé. Ze komen naar alle thuiswedstrijden kijken.”

Dirar: “Ik zat eens op de tribune in Brugge, ik zat daar alleen als Marokkaan. Ik dacht dat ik verloren gelopen was ( lacht).”

Khlale: “De eerste Marokkaanse emigratie vond plaats in de jaren zestig. Dus er zijn meerdere generaties hier en spelers van nu hebben ouders die hier al langer zijn dan spelers van vroeger. Nu heb je er meerdere in de jeugd en in tweede klasse. Kijk naar Farssi, die bij Westerlo terecht is gekomen. Dat is een goeie speler.”

Boussoufa: “Kan goed voetballen.”

Khlale: “Er zijn door Boussoufa, een Marokkaanse vedette bij Anderlecht, veel spelers die zich in hem herkennen.”

Dirar: “Wij vertegenwoordigen hem.”

Carcela: “Goeie speler.”

Dirar: “Hij is een goed voorbeeld. Met hem is alles begonnen voor ons. Door hem heeft men gezien dat Marokkanen meekunnen, dat het meer zijn dan minivoetballers.”

Rochdi Benrahib, neef van Mehdi Carcela: “Je had op het Belgische niveau één speler nodig als referentie. Boussoufa heeft de deur naar Marokko geopend. Je zag veel Marokkaanse spelertjes in de jeugd van Anderlecht spelen en dan kwamen ze op een hoger niveau, bij de reserven, terecht en was het afgelopen.”

Khlale: “Er was vroeger geen opening voor Marokkanen. Men geloofde niet genoeg in hen eens ze vijftien, zestien jaar waren.”

Dirar: “Mbark heeft die deur geopend. Toen hij bij Gent speelde, zat ik nog niet bij Westerlo. Meer jongens kregen ineens kansen.”

Boussoufa: “Er is ook een nieuwe generatie gekomen, natuurlijk. Vroeger gingen ouders niet mee met jonge kinderen. Nu is er een generatie die door de ouders begeleid wordt. Onze ouders kwamen uit Marokko, die wisten nog niet hoe het er hier aan toeging. Je kon vroeger zeggen dat je naar school ging, maar elders uithangen. Mijn vader wist dat wel, maar veel anderen niet. Nu is er een generatie die dat wel begrijpt. Ouders voeren hun kinderen naar wedstrijden en blijven kijken. Het is veel beter nu.”

Khlale: “De beste Marokkanen hebben destijds bij Gent gespeeld. Souadi bijvoorbeeld. Hij is nu opleider bij Raja Casablanca. Jbari later, is ook bij Gent doorgebroken. Maaroufi moet de eerste Marokkaan geweest zijn die succesvol was in België. Een aanvaller, hij speelde bij Waterschei, net voor de fusie. Er was er nog een die bij de reserven van Anderlecht niet is doorgebroken maar wel bij Crossing Schaarbeek. Hij was het die Van Himst altijd aanpakte. Vraag maar aan Van Himst, hij zal zeggen: ‘Niet normaal, die gast.’ ( grijnst) Hij is nog trainer geworden van de Marokkaanse nationale ploeg.”

Doe maar pijn

Inmiddels is de muntthee op tafel gezet en die is, zoals de Marokkaanse traditie het wil, mierzoet. Net als de gebakjes die erbij geserveerd worden.

Is Marouane Fellaini een voorbeeld voor jullie?

Khlale: “Hij is eerder een voorbeeld voor de Belgen. Marokkanen die hier wonen, zullen hem wel zien als een Belgische international van Marokkaanse origine. Mais c’est plus valorisant pour les Belges. Om te bewijzen dat ze openstaan voor andere origines. Hij heeft zijn hele carrière in de Belgische jeugd gespeeld. Hij is goed voor het imago van België in Marokko. Daar denken ze: tiens, België is toch un bon petit pays.”

Dirar: “Voor ons – het is de waarheid – is hij toch een voorbeeld.”

El Ghanassy: “Hij speelt toch bij een grote club voor 20 miljoen euro, hè.”

Carcela: “Maar hij speelt niet in dezelfde stijl als wij, neen ( lachje).”

Dirar: “Hij heeft het gemaakt met zijn kwaliteiten, op karakter en met zijn fysiek.”

Van welke competitie dromen jullie?

Dirar: “Mijn droom is toch ook in Engeland te voetballen.”

Boussoufa: “Ik Spanje.”

Dirar: ” Habla Español?”

Boussoufa: ” Sííí!”

Carcela: “Mijn droom is door mijn gemengde roots ook Spanje.”

El Ghanassy: “Ik wil een goed seizoen spelen met mijn club. ( algemenehilariteit) Of naar de Golf ( lacht). Neen, neen, eerst goed presteren met Gent en daarna zullen we wel zien.”

Wat is voor jullie als technische spelers het moeilijkste, vind je?

Boussoufa: “Dat je een ticket opgekleefd krijgt dat je een speler bent zonder rendement. Leekens heeft daar altijd op gehamerd, dat rendement belangrijk is, maar dat had ik bij Ajax al geleerd. Trainers haalden mij eraf vroeger en dat begreep je dan niet. Je maakte een actie, twee acties, drie acties, heel leuk allemaal, maar we komen er niet mee vooruit, want dan komt er een slechte voorzet of wil je er net eentje te veel dribbelen. Dat had ik in mijn jeugdopleiding al geleerd. Rendement is belangrijk. Man voorbij, naar binnen komen en je voorzet zoeken. Als je een technische speler bent, krijg je soms snel zo’n etiket opgekleefd.”

Dirar: “Wij moeten alle klappen opvangen. Ik ben het al gewoon ondertussen, hoor. Maar het zijn er te veel. Als je af en toe niet springt, heb je het zitten. Er zijn spelers die je schrik willen aanjagen.”

Krijgen jullie vaak met verbale provocaties te maken?

Carcela: “Bij de jeugd kreeg ik vaak provocaties te horen, maar in eerste klasse nog niet.”

El Ghanassy: “Dan zijn er camera’s bij, dan zijn ze kalm, hé.”

Dirar: “Tegen Anderlecht heb ik het al meegemaakt.”

Boussoufa: “Vraag mij liever welke match het nog niet is gebeurd. ‘Makaak!’ Ik heb al iemand uit mijn eigen ploeg erop aangesproken. Hassan en ik hebben daarover toen ruzie gehad in de kleedkamer. Zelfs toen hield hij uitlatingen vol over een Arabier bij de tegenstander. Soms is de emotie te groot en zeg je dingen waar je achteraf spijt van krijgt.”

Jij al meegemaakt, Yassine?

El Ghanassy: “Ja, maar Mbark heeft hem terechtgewezen in de kleedkamer.” ( hilariteit)

Boussoufa: “Goed antwoord! Goeie gast, hé ( lacht).”

Wie zijn de gevaarlijkste verdedigers?

Dirar: “Och, moeilijk te zeggen. Elke match j’ai un gars à gérer.

Boussoufa: ” Bruno Christ van Brussels vroeger. Ik heb eens tegen hem gespeeld en hij deed om het even wat. Ik hoorde toen tijdens de wedstrijd zelfs roepen: casse-le, breek hem.”

Dirar: “Zelfs trainers. Ik heb van spelers die ik ken gehoord dat er trainers zijn die zeggen: als je kans ziet hem pijn te doen, doe maar.”

Boussoufa: “Een verdediger mag stevig spelen, daar is niks mis mee. Maar de scheidsrechters moeten hun verantwoordelijkheid nemen: als het erover is, moeten ze strenger fluiten. Dan gaan ze de volgende keer wel twee keer nadenken.”

Wie is voor jou de moeilijkste, Yassine?

El Ghanassy: “( droog) Ah, dat heb ik nog niet meegemaakt. ( hilariteit) Ik ga niet liegen, hé. Maar, allez, Matoukou van Genk: hij heeft zijn arm eens in mijn keel gezet …”

Wie is de populairste in Marokko?

( in koor) ” Chamakh toch wel.”

El Ghanassy: “Truitjes van Chamakh zie je overal, maar ook truitjes met Boussoufa erop. Enfin, in de soeks heb ik er al zien hangen en er staat Bossofa op ( lacht). Echt waar: Bossofa!” ( hilariteit)

Dirar: “Mbark heeft niveau. Hij heeft in België niks meer te zoeken. Hij moet naar een nieuwe uitdaging.”

Khlale: “Als Boussoufa draait, draait Anderlecht en als Boussoufa niet draait, draait Anderlecht ook niet. Hij is de zondebok van de ploeg als het slecht gaat.”

Boussoufa: “Ik speculeer niet over vertrekken, want je creëert zo onnodig druk en je kweekt een slecht imago. Ik ga niet zeggen dat ik Europese top ben. Als ik het niveau van Ribéry of Kaká had, dan zou ik niet in België voetballen. Ik zie mij niet in een echte Europese topploeg in de basis staan, maar zet mij bij de Europese middenmoot en daar maak ik een kans.”

Iets speciaals

Vorige week werd Mehdi Carcela door Dick Advocaat toegevoegd aan de selectie van de Rode Duivels. Hij is de enige van het viertal die definitief voor België kiest.

Spelen met de nationale ploeg van België of Marokko, het is een wereld van verschil.

Boussoufa: “Ze zijn ginder heel emotioneel. Daar zie je mensen letterlijk met hun laatste centen een ticket kopen. Ik heb tegen Gabon iemand gezien die geld moest lenen om naar de wedstrijd te gaan kijken. Dan zie je hoe fanatiek ze zijn. Dat valt in België niet zo op. Je voelt bij de nationale ploeg dat voetbal ginder iets speciaals is.

“Je stelt je dingen voor als je naar de Marokkaanse ploeg gaat, maar wat ik niet had gedacht, is dat er heel veel om te doen is als je met de nationale ploeg in Marokko speelt. Ik geniet er een enorme populariteit omdat ik voor Marokko heb gekozen boven Nederland. Iedereen weet toch wel dat Nederland in het voetbal een heel groot land is. Als Yassine al voor Marokko had gekozen, zou hij daar nu een ster zijn.”

Dirar: “We hebben te veel goeie spelers bij de Marokkaanse nationale ploeg. We slagen er niet in om samen te spelen. Er zijn clans. De mentaliteit van spelers die in Europa spelen, is anders dan die van de spelers die ginder voetballen, dat geeft te veel spanningen en jaloezie ook.”

El Ghanassy: “Ik heb dat gezien bij de min-18. Ik woonde in België en ik ging ginder spelen. Als je daar aankomt op de luchthaven met je tas en je mooie kleren komt iedereen rond je staan om je aan te staren.”

Carcela: “Toen ik klein was, ging ik er al op vakantie. Nu nog. In Marokko ben je niet echt Marokkaan en in België ben je niet echt Belg.”

door raoul de groote beelden: jelle vermeersch

“Als ik Yassine zie spelen, is het alsof

ik mezelf weer bij Westerlo bezig zie.”

Nabil Dirar

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content