Op bezoek bij Stoke City, de nieuwe ploeg van Carl Hoefkens, Johan Boskamp en de Anderlecht-boys Kolar en Junior. Qua beleving het walhalla, ‘maar ik krijg wel stilaan schrik,’ zegt Boskamp, ‘we zijn veel te laat begonnen met alles.’

Dinsdag, iets over twaalven. Een na een druppelen de spelers van Stoke City binnen in het stadion. Het trainingsveld ligt op wandelafstand, maar sommige profs leggen het trajectje toch met de auto af. Carl Hoefkens is in het gezelschap van Thordur Gudjonsson, ex-RC Genk en al een jaartje voetballend voor deze tweedeklasser in Stoke-on-Trent, zo’n 65 km ten zuiden van Manchester, op de weg naar Birmingham. Aan de andere kant van de heuvels vind je Sheffield en Derby, bekend terrein voor Marc Degryse, GillesDe Bilde en Branko Strupar. De manager van Stoke City, Johan Boskamp, is er niet. Hij zit voor zaken in België. ’s Avonds speelt Stoke nog vriendschappelijk tegen Stockport County, een vierdeklasser. Boskamp zal ook die match missen, zijn assistent Jan de Koning (ex-Lokeren en -Cercle en gewezen jeugdtrainer van Ajax) speelt tijdelijk de baas.

Hoefkens is hier twee dagen. “Mijn transfer kwam iets te laat om het oefenkamp in Duitsland mee te maken. Daarom ben ik rechtstreeks naar hier gekomen, met de auto, zodat ik wat spullen mee kon nemen. Het wedstrijdje van vanavond komt nog te vroeg, maar ik ga wel kijken, om de ploegmaats te leren kennen. Nu weet ik echt niet waar iedereen speelt.”

’s Middags rijden we naar het hotel waar hij tijdelijk verblijft. Daar komt ook zijn vrouw Vanessa een hapje eten. Zij is belast met de zoektocht naar een huis en daar krijgen de verantwoordelijken van de club die haar begeleiden grijze haren van. Vanessa Hoefkens weet wat ze wil en dat is niet makkelijk te vinden. Carl plaagt haar wat, dat ze te veeleisend is, maar geeft achteraf toe dat ze gelijk heeft. “Ik ben de hele tijd weg, zij moet hier comfortabel kunnen wonen.”

Terwijl ze weg is voor een nieuw rondje huizen kijken, doet hij het verhaal van zijn transfer. Hoefkens : “Mij leek dat een goeie zaak. Stadion en omgeving : het valt allemaal redelijk goed mee. Het Engelse voetbal was altijd mijn droom. Het zijn uiteindelijk nog moeilijke onderhandelingen geworden : ze dachten hier dat ik maar 250.000 euro moest kosten, maar uiteindelijk hebben ze een half miljoen euro betaald, het bedrag dat Beerschot vroeg. Redelijk veel geld voor een centrale verdediger, dat betekent dat ze me heel graag wilden.”

De eerste foto’s die we van hem namen, waren bij het standbeeld van Sir Stanley Matthews, ex-speler en ex-voorzitter van deze club. Hoefkens : “Van Stoke wist ik echt niks, tenzij dat het een ploeg met traditie was, de op een na oudste in Engeland vertelden ze me – en dat naast Matthews ook Gordon Banks hier heeft gespeeld. Dat wist mijn vader. Voor mij was het belangrijkste in Engeland te raken. Ik ben heel ambitieus, de bedoeling is op termijn de Premier League, maar ik denk dat ik dit nodig heb als tussenstap. Ik kon naar Wigan, maar dat vond ik te gevaarlijk. Die ploeg zal na de promotie elke week moeten knokken tegen het behoud en dat zal voor stress zorgen. In eerste klasse hebben ze allemaal een aantal bekende verdedigers en daar zou ik me moeten opwerken. Hier krijg ik sowieso de steun van de board en van de manager. Hij zal me maar beschermen zolang ik presteer, maar dat voordeel heb ik alvast.”

Ze hebben hem al wel gewaarschuwd dat alles aan 100 procent moet. Hoefkens : “Ook op training : ze tackelen dat het geen naam heeft. Zowel jong als oud. Het eergevoel is heel belangrijk. Het tempo zal sowieso heel hoog liggen, want ze spelen hier in een ritme dat wij drie matchen kunnen volhouden en zij zestig. Vorig seizoen werkten ze 67 wedstrijden af, van nu tot nieuwjaar staan er dertig wedstrijden op de kalender. Dat is bijna evenveel als in een hele Belgische competitie. Fysiek was in België een van mijn sterke punten, ik ga zien of het voor hier volstaat.”

Belgen en Engeland, het was nog geen gelukkige combinatie. Jan de Koning meent dat niet gek veel Belgen het aankunnen en hij lijkt gelijk te hebben. Strupar, Peeters, DeVlieger, Nilis, Clement, Delorge, Van Damme, ze raakten allemaal stuk voor stuk snel geblesseerd. Hoefkens : “Je moet daar lessen uit trekken.” In het hotel passeert net een spits die op proef is. Hoefkens wijst op diens robuuste gestalte : “Ze zijn hier allemaal zo, spitsen zowel als verdedigers. Ik heb wat power in mijn lijf, maar niks vergeleken bij al die anderen. Duberry speelde 100 matchen voor Chelsea, Taggert heeft 70 caps met Ierland. Hij staat acht of negen kilo te zwaar, maar hij vindt het allemaal niet meer zo nodig, zijn beste tijd ligt achter hem. Op zijn manier is het nog steeds een krak. Als die meekomt op corners is iedereen er bang van. Ik hoorde dat ze bij Bob ( Peeters, nvdr) de derde dag al een geraamte aan zijn kaske hingen, omdat hij tien kilo te mager stond… Gudjonsson kwam hier vorig jaar absoluut niet aan de bak en speelde maar drie keer mee. Spitsen die slagen zijn gigantisch snel of oersterk. In de lucht mag alles, ze fluiten nooit. ( Lacht.) Een neusbreuk of een gekloven wenkbrauw behoort tot de mogelijkheden. Met lactaattests zoals bij Beerschot werken ze hier niet. Niet nodig, zeggen ze. Je speelt zoveel wedstrijden, wie niet mee kan, valt automatisch door de mand. De sterkste speelt, zie dus maar dat je de sterkste bent. En of je nu tien of twintig kilo te dik bent, dat is in feite niet belangrijk. Je moet gewoon presteren. ( Lacht.) In de kleedkamer staat een grote snoepton, nooit meegemaakt. Ik zal hard moeten zijn voor mezelf en desnoods zelf op mijn gewicht letten. Mijn droom is zo hoog mogelijk te eindigen. Ik ben nu 26, als ik nog langer had gewacht, zou het moeilijker en moeilijker worden.”

Hij vindt dat hij lang wachtte om te vertrekken. Hoefkens : “Bewust, al heb ik achteraf veel spijt gehad dat ik op mijn achttiende of negentiende een bod van Ajax en Celta de Vigo liet liggen. Maar ik vond me toen nog te jong en wilde bij Lierse blijven. Dat had ik misschien beter niet gedaan. Toen ik Lommel boven Trabzonspor verkoos, zetten heel veel mensen daar ook vraagtekens bij, maar je ziet, uiteindelijk komt het toch goed. Ik heb de beker gewonnen en ben bij Beerschot een heel belangrijke speler geweest. Maar het belangrijkste is misschien dat iedereen in België me weer kent als voetballer. Het is een tijdje verkeerd gegaan in de periode van Lommel, met die Gouden-Studtoestanden. Achteraf had ik daar spijt van, absoluut. Ik stond ook veel met Vanessa in de boekskes, dat overkomt je allemaal en je kan die trein moeilijk stoppen. Daarna zijn we bewust op de achtergrond gebleven en bij Beerschot is alles weer op de rails geraakt.”

Hoewel. A glamour model lezen we over zijn vrouw op de website van de club. Ze zitten hier amper twee dagen en hebben al een tv-ploeg van VTM achter zich aan. Van een lokale tv-zender kreeg Vanessa overigens al de vraag of ze later, eens gesetteld, niet voor hen zou willen werken. Carl Hoefkens : “Vanessa woonde een jaar in Los Angeles, werkte er mee aan reclamefilms en spreekt heel goed Engels. Op dat vlak hebben wij geen problemen, want ook ik spreek het goed.”

’s Avonds nemen we opnieuw de M6, dit keer terug naar het noorden, richting Stockport, in de schaduw van de luchthaven van Manchester. Stockport County speelt twee reeksen lager dan Stoke en is een ploeg in financiële nood : net gezakt, geen geld en – het tekent de liefde van de fans – overgenomen door… de supporters, die de club zo van het faillissement redden. Stoke is in de eerste helft de betere ploeg. Hoefkens leent van een persjongen een opstelling om zijn ploegmaats bij naam te leren kennen. “Het is lastig als je steeds hey, you, moet roepen op training.” We ontdekken plots nog een oude bekende, de goeie rechtsback van Stoke is John Halls, samen met Graham Stack ooit uitgeleend door Arsenal aan Beveren.

Via tester Bruce Dyer komt Stoke op voorsprong. Gudjonsson speelt een bleke wedstrijd, geplakt tegen de rechterkant, neemt zelden initiatief, raakt weinig ballen en dat doet heel Stoke na de rust zodat Stockport zelfs met 2-1 wint. Doelman Ed de Goey en Michael Duberry schreeuwen zich verrot, maar het is duidelijk : in deze kern zit (te) weinig kwaliteit.

’s Anderendaags is er geen training. Bij het stadion wachten we op Johan Boskamp, die overvliegt vanuit België. Tony Tams, clubmedewerker, doet de Belgen het verhaal van de geschiedenis van de club. Het is er een met vallen en opstaan. Tams : “We zijn stichtend lid van de FA, hebben een grote naam, maar qua prijzen kenden we jarenlang een grijs bestaan. Tot de jaren dertig en de doorbraak van Sir Stanley Matthews, een lokale jongen. Helaas kreeg Stanley na de oorlog ruzie met de manager en verhuisde hij naar Blackpool. Het team viel uit mekaar en we stonden weer nergens. In 1960 kregen we met Tony Waddington een nieuwe manager die de club weer opbouwde met ervaren jongens. Hij haalde Sir Stanley terug en we promoveerden opnieuw naar de hoogste afdeling. Waddington legde de fundamenten voor een team dat in 1972 met de ligabeker de enige trofee uit de geschiedenis van de club zou winnen. Hij bereikte ook twee keer de halve finale van de FA Cup en plaatste ons twee keer voor de Uefabeker. Helaas werden we toen door zowel Kaiserslautern als Ajax direct uitgeschakeld. In dat team speelde Gordon Banks, Engels nationaal doelman, en Alan Hudson, ook international als middenvelder. Die goeie ploeg viel uit mekaar door een hevige storm die één van de tribunes neerhaalde. Omdat de club niet verzekerd was, moesten ze de goeie spelers verkopen om de herstellingen te betalen. Gevolg : een degradatie. En zo ging het op en af, altijd door financiële problemen. De beslissing om halverwege de jaren negentig een nieuw stadion te bouwen, was heel controversieel door de financiering, maar we slaagden erin de prijs te drukken tot net iets minder dan 22 miljoen euro, heel goedkoop vergeleken bij andere stadions. Britannia, de plaatselijke building society ( vastgoedmakelaar, nvdr), financierde de bouw en is ook shirtsponsor.”

Naast het stadion ligt een verbrandingsoven. Aan de einder zien we her en der fabrieken, maar uit geen enkele schouw komt rook. Tams zucht : “Dit is geen rijke streek, daarom houden we de abonnementenprijs bewust heel laag. De economie doet het nu iets beter, maar we komen echt uit donkere tijden. De oude industrie, mijnbouw, aardewerk, is nagenoeg helemaal weg en vervangen door de ontspannings- en distributie-industrie. Daarin is veel minder werkgelegenheid. Michelin heeft hier vlakbij nog een fabriek maar hun werkgelegenheid is niks meer vergeleken bij tien jaar geleden. Qua accommodatie hebben we de mogelijkheden om te promoveren – het stadion kan 28.000 toeschouwers aan, de trainingsvelden zijn echt goed -, alleen missen we de centen om hogerop iets te forceren.”

Plots horen we zijn lach en zijn stem. De echte sterke Jan is daar, de gaffer, zoals ze hier hun manager noemen. In zijn kielzog twee nieuwe spelers, Martin Kolar en Junior, allebei geleend van Anderlecht. Sterke Jan is moe, klaagt hij. “In twee jaar Midden-Oosten heb ik niet zo hard gewerkt als de voorbije drie weken.”

Hij introduceert de nieuwe spelers bij de club en rijdt ze vervolgens zelf naar hun hotel waar we lunchen. Kolar en Junior passen zich direct culinair aan : Giant Coke, een kipburger en frieten . Ze ogen veel te mager vergeleken bij hun ploegmaats, maar de eerste 500 gram zijn alvast ingehaald. In de lobby komt Jan de Koning erbij zitten, hij doet verslag over de match van gisteren. Boskamp zucht. De Koning waarschuwt : niet alles op buitenlanders zetten, ook voor Engelsen gaan. Als ex-scout van Sunderland en Newcastle kent hij dit voetbal. “Straks telt één ding en dat is fysiek. We gaan vanaf volgende week een hels ritme in en amper kunnen trainen, hoor.”

Boskamp stond deze zomer voor een keuze. “Terug naar Koeweit, terug naar Dubai, terug naar Georgië of iets nieuws proberen. Lang leek het opnieuw Georgië te zullen worden, tot plots deze kans kwam.” De concurrentie met RuudKrol en andere FransThijssens won hij en dus zit Bossie hier. Met opnieuw heel veel ambitie. “Het ging een hele tijd niet goed”, bekent hij, ondersteboven door de dood van zijn vrouw. “Ik verloor de ambitie, de zin om de jongens op te jagen, om te trainen zoals moest. Nu nodigt het Midden-Oosten daar ook niet toe uit. De hele dag op het strand en ’s avonds trainen, het kon allemaal net. Maar plots kwam de zin terug en daarom is dit ideaal.”

Het is schattig hoe hij zijn nieuwe jongens qua taal uit de nood helpt. ” Madame parlerfrançais“, stelt hij Kolar gerust als die zijn eten wil bestellen, maar nauwelijks wijs raakt uit de menukaart en dan maar Junior volgt. Dan tot ons, zoals altijd recht voor de raap : ” Sigurvinsson zit in het bestuur als technisch adviseur maar zoals ik het zie, doet hij geen reet. Het bestuur telt drie IJslanders en drie Engelsen, maar die heb ik zelfs nog niet gezien.”

Wat hij vooraf van Stoke wist ? Boskamp : “Alleen dingen die jij ook op hun website kan lezen. Voor mij zijn ze veel te laat begonnen met alles. En nu reis ik me te pletter, op zoek naar spitsen. Met niet al te veel budget, want voor ik kwam, hebben ze al twee nieuwe jongens gekocht en daardoor is al veel budget op. Het probleem is hier die werklicentie. Jongens van buiten Europa moeten 75 procent van de interlands hebben gespeeld. Anders had ik er direct Traore en Lovre bij kunnen nemen. Ook van Feyenoord kon ik spelers lenen, ondermeer Lazovic, maar dat gaat allemaal niet.”

In Brussel boekte hij een succesje. Boskamp : “Anderlecht was klasse, echt waar. We moeten niks betalen voor die jongens. Kolar wilde ik er graag bij op links, hij is snel, kan een actie maken en heeft een goeie pass. Toen Anderlecht zei dat Junior ook mee mocht, schrok ik, maar nu snap ik het. Ze hebben Zet ( Zetterberg, nvdr) en Vanderhaeghe en Hasi, die jongen komt hoogstens over een jaar aan spelen toe. Als hij dat hier kan, krijgt Anderlecht een hele goeie terug.”

Het is hier het walhalla, maar elke hemel heeft zijn donker randje. Boskamp : “Die bezetenheid is fantastisch, maar daarvoor wil je wat teruggeven en daar krijg ik stilaan wat schrik van. Ik heb in Ierland gezeten, in België, Duitsland. Kapot ga je ervan. De hele tijd zoeken naar spitsen, telefoneren… Die Zewlakow had ik een klap voor zijn kop kunnen geven. Zegt eerst neen toen we hem polsten, vervolgens loopt zijn manager me dagenlang plat te bellen dat hij toch wil komen, daarna gaan ze onmogelijke dingen vragen tijdens de onderhandelingen en als ik uiteindelijk naar Moeskroen ga om hem nog eens te zien en daarvoor een mooie match op Anderlecht laat schieten, gaat die gozer vreemde dingen doen op het veld en belt een journalist me dat Metz op zijn website aankondigt dat hij daar tekent. Ik dacht dat ik het wereldje kende, maar nu pas maak ik wat mee. Liegen over salarissen, onbeschaamd vragen naar commissie, ook al doen ze niks… Hoe ze ons gebruiken om elders meer te krijgen… Je kent me een beetje, ik kan dan niet zwijgen. Ik ben al uit onderhandelingen weggelopen, omdat ik zin kreeg mensen rammel te geven. Ik word er helemaal gek van. De onderhandelingen met Carl, die had ik na een uur gestopt, echt waar. Intussen staat de competitie wel voor de deur en hebben we niet genoeg. Ik kan verdorie amper zelf training geven of mijn eigen ploeg aan het werk zien.”

Na drieën neemt hij ons mee naar zijn huis, ergens op een estate, aan de rand van een natuurreservaat. We maken kennis met de buurvrouw, die reclameert omdat onze auto een paar centimeter aan haar kant staat. Ze heeft zelf geen auto, maar desalniettemin… Boskamp kleedt zich om en trekt naar het stadion voor nog een rondje telefoneren. We zien de kleedkamers, verrassend ouderwets, met een paar glimmende individuele baden. Oud-Engels. Eén hoog is zijn bureau, dat uitkijkt op de grasmat. Die wordt voor de tweede keer vandaag millimeterkort gemaaid. Buiten begint het te regenen. Op het telefoontoestel knippert een lampje. 44 berichten, lezen we op het display. Boskamp foetert en zucht “ik weet helemaal niet hoe dit ding werkt.” Hij hunkert naar buiten. Naar gras. De Boss is verkeerd gecast.

door Peter T’Kint

‘In de kleedkamer staat een grote snoepton, nooit meegemaakt.'(Carl Hoefkens)

‘Ik dacht dat ik het wereldje kende, maar nu pas maak ik wat mee.’ (Johan Boskamp)

‘We missen de centen om hogerop iets te forceren.’ (Tony Tams)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content