Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Bij de Permanente Vertegenwoordiging van Polen bij de Europese Unie in Brussel heerste gezellige drukte vorige week dinsdagavond. Reden was de vertoning in beperkte kring van een Poolse documentaire, getiteld Kapitan. Die had eind oktober een prijs weggekaapt op het 24ste Internationale Festival van Sport, Televisie & Film in Milaan. De échte kapitan was de eregast, maar zoals het eregasten betaamt, liet ook deze op zich wachten : Wlodek Lubanski stond in de file.

Wachten is wat de in 1947 geboren Lubanski zelf ook veel te lang heeft moeten doen in zijn mooie, maar onvoltooide spelerscarrière. Wachten op het moment dat hij van de communistische overheid in zijn land naar een club in West-Europa mocht. Het noodlot forceerde de doorbraak : in een kwalificatieduel voor het WK 1974 tegen Engeland trapte Roy McFarland Lubanski’s linkerknie aan flarden. Het zijn de openingsbeelden van de documentaire. De om zijn fair play en elegantie bewonderde aanvaller miste het WK in Duitsland en zou bijna een jaar niet voetballen.

Waarschijnlijk omdat ze hem verloren waanden voor het topvoetbal, schoven de Poolse autoriteiten het IJzeren Gordijn toen voor hem open. Bijna zat Lubanski in Monaco, maar het was Sporting Lokeren dat hem strikte in 1975. Hij zou er zeven seizoenen spelen. Vandaag wonen hij en zijn vrouw nog altijd in het Oost-Vlaamse stadje en in januari 2006 keerde hij zelfs naar zijn voormalige club terug als assistent-trainer. “Lokeren is míjn club”, zegt Lubanski in de documentaire. “Gemakkelijk is het niet gegaan na mijn zware knieblessure, maar ik heb teruggevochten. Lokeren heeft mij toegelaten op het hoogste niveau terug te keren.”

Voor een Belgisch publiek zal Kapitan wellicht nooit te zien zijn, maar jammer is dat niet. De voetballiefhebber blijft toch vooral op zijn honger wegens te weinig archiefmateriaal en te veel oppervlakkige interviewfragmenten. Een mooi of volledig overzicht van Lubanski’s carrière bieden de 25 minuten niet. Wel intrigerende losse flodders, zoals de tackle van McFarland, maar ook de naar zijn zeggen belangrijkste penalty die Lubanski trapte in zijn carrière. Dat was in 1970, in de láátste minuut van de halve finale van de Beker voor Bekerwinnaars tegen AS Roma. In korrelig zwart-wit is te zien hoe Lubanski de bal hoog in de hoek trapt, waardoor Gornik Zabrze zich als eerste Poolse club voor een Europacupfinale plaatste. Die verloor het van Manchester City, maar daarvan helaas géén beelden in Kapitan.

Het hoogtepunt uit zijn carrière, zegt Lubanski helemaal op het eind, is de gouden medaille die hij met Polen won op de Olympische Spelen van 1972 in München. Voor zijn landgenoten is Lubanski het hoogtepunt uit de vaderlandse voetbalgeschiedenis : begin dit jaar riepen zij hem, en niet Zbigniew Boniek of Grzegorz Lato, uit tot beste Poolse speler aller tijden. Dat flatteert hem, want Wlodek Lubanski wéét hoe goed hij was en soms nog ís. Dat mag hij, alleen al om deze mooie wijsheid : “Zelfs de besten moeten zich altijd verbeteren”, zegt hij in Kapitan.

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content