In mei trekt doorheen het Italiaanse landschap weer een roze karavaan die religie, mystiek en nostalgie aan vervlogen tijden met zich meedraagt. De Giro d’Italia is niet zomaar een wielerronde, het is een instituut.

Het idee om een wielerronde door Italië op het getouw te zetten, rijpte in 1908 bij de krant Corriere della Sera. De rittenwedstrijd moest de tegenhanger worden van de Tour de France, die in 1903 voor het eerst van start was gegaan. Toen Eugenio Camillo Costamagna, oprichter en directeur van de Gazzetta dello Sport, het gerucht vernam, speelde hij snel op de bal en verzamelde de meest bekwame mensen rond zich. Armando Cougnet, bestuurder van de krant en wielerjournalist, zou tot 1940 organisator van de Giro zijn en ook hoofdredacteur Tullo Morgagni verleende zijn medewerking.

De drie opportunisten moesten vooral moeilijkheden van financiële aard overwinnen, maar op 13 mei 1909, om 2.35 uur in de ochtend, ging de eerste Giro d’Italia van start in de via da Milano. De wedstrijd eindigde op 30 mei in Milaan na acht etappes met een gemiddelde lengte van 300 kilometer. Van de 127 renners die aan de start verschenen, haalden er uiteindelijk 49 de aankomst. Eindwinnaar Luigi Ganna, een metser uit Lombardije, had iedere dag zo’n elf uur in het zadel gezeten en legde het parcours af met een gemiddelde snelheid van 27, 260 km per uur.

De eerste uitgave van de Giro overtrof de stoutste verwachtingen van de organisatoren. Iedere wedstrijddag verzamelde een massa mensen in de Galleria Vittorio Emanuele in Milaan om er voor de kantoren van de Touring Club de uitgestalde telegrammen van de Gazzetta te lezen. Aan het einde van de allerlaatste etappe, Turijn – Milaan, werden de girini verwelkomd door een half miljoen toeschouwers. De politie-instanties maakten zich terecht zorgen over de openbare orde en vreesden zelfs dat het peloton fascisten bevatte die voor een aanval konden zorgen.

Het gewone volk had een nieuwe liefde ontdekt, maar vanuit politieke middens kwam al snel de nodige tegenkanting. Hoewel Italië officieel al vijftig jaar eengemaakt was, bleek die eenheid in de praktijk ver zoek. Het waren de tijden van de belle époque, een periode van relatief optimisme vlak voor de Eerste Wereldoorlog die volgde op de fin de siècle, een tijd van economische en morele depressie. In de hogere kringen heerste een ware ‘cyclofobie’, want volgens de Italiaanse autoriteiten was fietsen het enige intelligente dat een imbeciel kon doen. Pilaarbijters wisten zelfs te vertellen dat deze activiteit voor ongeoorloofde orgasmen kon zorgen : de druk van het zadel op de schaamzenuw zou bij mannen en vrouwen een erg stimulerende werking hebben. Het duurde dan ook niet lang voordat het fietsen in de steden verboden werd. Later kreeg de Giro ook tegenkanting van BenitoMussolini, die de rittenkoers verfoeide. Toen de Gazzetta in 1931 besliste om de leider in het klassement in het roze te steken, de officiële kleur van de krant, vond Il Duce dat zo een verwijfde uitstraling hebben dat hij overwoog om de via Emilia met spijkers te bezaaien tijdens de doortocht van de renners.

De omvang en het succes van de Giro – tot dan toe ongezien in Italië – waren vooral te danken aan de gratis toegang. Omdat de Giro het hele Italiaanse landschap doorkruiste, kon zowel het rijke Noorden als het arme Zuiden genieten van de ’tastbare’ wielerhelden. De Ronde van Italië had overigens nog een belangrijk neveneffect : hij leerde zijn volk lezen. In 1901 was nog bijna de helft van de jongens ouder dan zes analfabeet, maar elke tifoso, ook de jonge Fausto Coppi, was zo nieuwsgierig naar de heroïsche verhalen in de Gazzetta dat hij bergen verzette om te leren lezen. Tijdens de Giro zag de krant zijn verkoop dan ook verdubbelen.

In de pioniersjaren beschouwden de Italianen de Giro terecht als een epische gebeurtenis. De renners moesten enorme moeilijkheden overbruggen : de grillen van moeder natuur, de weinig betrouwbare technische middelen en de reglementen van de koers zelf. In de Giro van 1914 stond 3170 kilometer op het programma, met etappes van gemiddeld 396 kilometer. De vijfde, Lucca-Roma, blijft met 430 km ook vandaag nog de allerlangste Girorit ooit. De winnaar, de jonge Costante Girardengo, deed er zeventien en een half uur over en was net als iedereen om drie uur ’s ochtends vertrokken.

Omdat straatverlichting in die tijd haast onbestaande was, reden de renners vaak puur op het gevoel in volledige duisternis. Ze zagen zich verplicht om in ieder dorp te stoppen en te vragen of ze nog op de juiste weg zaten. In diezelfde Giro van 1914 verdween Giuseppe Azzini, die na twee ritten aan de leiding stond, spoorloos tijdens de etappe Bari-L’Aquila. Twee dagen later verscheen in de Gazzetta een geruststellend bericht : de arme man was in wedstrijdtenue teruggevonden op een strozak bij boeren, geveld door een hevige koortsaanval.

Om het grote avontuur te kunnen aanvangen waren de renners afhankelijk van de collectes die dorpsgenoten hielden en de premies van de organisatie voor een goed klassement. De ergste problemen waren echter van logistieke aard : vaak moesten laatkomers nog op zoek naar een eet- en slaapplaats eens ze in het pikkedonker over de finish waren gereden. Pas in 1955 ontvingen de dorpen de Giro voor het eerst op een evenwaardige manier als de steden.

Het rijden van een Giro was dus een ware overlevingstocht. De dood van de jonge Giovanni Brunero, Ernesto en Luigi Azzini en Libero Ferrario, allen geveld door tering als gevolg van het geïnhaleerde stof tijdens de ritten, wakkerde de mythe alleen maar aan. De Italianen houden van renners die letterlijk of figuurlijk sterven op hun fiets. Ze verafgoden als het ware de gewone man die zijn eenvoudige afkomst aan de kant kan schuiven en erin slaagt om boven de massa uit te stijgen.

Een van de eerste idolen van het Italiaanse wielrennen en enorm geliefd bij de vrouwen was Alfredo Binda. Hij won de Giro vijf keer en ontving in 1930 zelfs geld van de organisatie om thuis te blijven, opdat de wedstrijd toch een beetje spannend zou blijven. Vanaf de jaren ’40 verdeelde de rivaliteit tussen twee mythische figuren het land. De Italiaanse wielerfanaten stonden opeens voor de keuze : je was ofwel bartaliano ofwel coppiano, een gulden middenweg was er niet. Gino Bartali, alias ‘de vrome’, won drie rondes en vormde voor velen het symbool van conservatief Italië. Hij reed om het bestaan van God en de onschendbaarheid van de paus te bewijzen.

Tegenover Ginettaccio stond vijfvoudig winnaar Fausto Coppi, die de moderne, naoorlogse maatschappij verpersoonlijkte. Zijn scheiding en de keuze voor zijn minnares, de beroemde Dama Bianca met wie hij een buitenechtelijk kind kreeg, veroorzaakte een schokgolf door Italië. Immers, de sfeer van de karavaan was in die tijd eerder te vergelijken met die van een klooster dan met die van een kazerne. In de jaren ’20 sliepen Girardengo en zijn vrouw als broer en zus wanneer de grote afspraken op de wielerkalender naderden. Ook Binda kon aan elke verleiding weerstaan en trouwde pas na zijn carrière.

Achter de roze koers die de renners drie weken lang doet afzien en er uiteindelijk eentje in die mythische maglia rosa hult, schuilt een vat vol geschiedenis. Het succes van deze wielerronde duurt nu al bijna een eeuw en is in alle opzichten een perfecte weerspiegeling van de maatschappelijke evolutie in Italië. De wielerronde leeft en de schrijver Bruno Roghi kon het niet mooier verwoorden : “In mei bloeit in Italië geen enkele bloem, wappert geen enkele vlag en wordt er niet gekust. Alle bloemen, vlaggen en kussen worden dan aan de Giro d’Italia gegeven.”

door Carline Collignon

Volgens de Italiaanse autoriteiten was fietsen het enige intelligente dat een imbeciel kon doen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content