Uitgerekend Elimane Coulibaly trapte AA Gent naar de finale van de beker van België. De aanvankelijk weggehoonde Senegalese spits is een publiekslieveling geworden. ‘Het allerbelangrijkste voor mij’, zegt hij, ‘is het respect van mijn ouders terugwinnen.’

Twee van de drie Gentse doelpunten in de halve finale van de Cofidis Cup kwamen van zijn voet. In Mechelen scoorde hij met de linker toen AA Gent 2-1 achterstond en door de uitsluiting van Mbaye Leye met een man minder speelde en donderdag maakte hij met de rechter het enige doelpunt van de terugwedstrijd. Hij, Eli-mane Coulibaly, kreeg er een staande ovatie voor. “Het deed mij heel veel plezier,” zegt hij, “maar ik was toch ook een beetje verbaasd. Tenslotte waren het dezelfde mensen die mij in de oefenwedstrijd tegen Willem II uitfloten en voor wie ik lang een grote lomperik ben geweest. Ik vind het een vreemde paradox.

“Ons afbreken helpt niet. Integendeel. Steun is waar we beter van worden. Op eigen veld voetballen we krampachtiger dan op verplaatsing omdat er thuis zo snel kritiek komt. De supporters van KV Mechelen bewezen dat het anders kan. Hun ploeg werd uitgeschakeld en wat zongen ze? ‘Y ou ‘ll never walk alone.’ Prachtig. Biset, Ivens, Mellemans, de keeper, iederéén kwam ons achteraf de hand geven en ons succes wensen in de finale. Het zijn mannen die met een groot hart strijden en hun voet zetten, daardoor zit een van mijn vingers dubbeldik en is aan mijn linkerzijde een rib serieus gehavend, maar er is ook altijd respect. Bij Carl Hoefkens bijvoorbeeld miste ik dat. Hij klaagde in de gazetten dat ik hem raakte en betrok er zelfs Jelle Van Damme bij zonder te weten wat er precies tussen ons was gebeurd, maar vier dagen later trapte hij zelf wel het been van een Spanjaard kapot.”

Het zit blijkbaar diep.

“Extreme situaties blijven je bij, in positieve en in negatieve zin. Maar als je er te veel belang aan hecht, ga je niet meer vooruit. Toen in Gent zowat iedereen met mij lachte, hield ik altijd mijn ‘steak’ in de gaten. Ik weet wat ik wil en ik twijfel niet. Een leeuw laat zich zijn biefstuk niet afpakken. Sindsdien is mijn honger alleen nog maar toegenomen. Ik wil iets winnen. Zodra ik donderdagavond na de wedstrijd tegen Mechelen in mijn wagen zat, belde ik mijn familie in Dakar om te laten weten dat we geplaatst waren voor de bekerfinale en dat ik het doelpunt maakte. Ze zegden dat ze trots op mij waren en voor mij zouden blijven bidden.”

Is dat wat jou drijft?

“Mocht het alleen om mezelf gaan, dan speelde ik hier niet, maar er staat een hele familie van meer dan twintig mensen achter mij. Er zijn tijden geweest dat mijn ouders zich om mij schaamden. Ik bleef weg van school, ik rookte, ging uit en vocht wel eens. Nadat ik elf jaar geleden naar België kwam, wisten ze dat ik ook hier niet op de goede weg was. Mijn vader zei dat ik naar huis moest terugkeren, maar ik luisterde niet. Pas toen er in een Senegalese krant stond dat ik met KV Kortrijk kampioen was geworden, realiseerden ze zich dat ik er hier misschien toch nog iets van zou kunnen terechtbrengen. Een broer van mij die in Duitsland leeft, is toen eens komen kijken om mij voor het eerst op een voetbalveld te zien en hoorde hoe de supporters van Kortrijk mijn naam scandeerden. Sinds het op financieel vlak beter met mij gaat, is de hoop van jong en oud op mij gevestigd. Misschien kon ik vroeger op dit niveau zijn geraakt, maar anderzijds: de ingesteldheid die mij nu toelaat om dit te presteren, is het gevolg van alles wat ik voorheen meemaakte. Mijn miserie zette mij met beide voeten op de grond. Het allerbelangrijkste voor mij is nu het respect van mijn ouders terug te winnen.”

Ole

De concurrentie in de spits is groot bij AA Gent, mede daardoor speelde je in de heenronde niet zo vaak. Wat dacht je toen de club in januari met Luigi Pieroni nóg een centrumspits aantrok?

“Als je met vier of vijf spelers voor één positie bent, weet je dat het op een bepaald moment elk voor zich wordt. Zolang zich dat niet tegen de club keert, is dat geen probleem. Er rest mij geen keuze: ik verdedig mijn ‘steak’ zoals het een hongerige leeuw in de brousse betaamt.”

Waarom liep je donderdag na je doelpunt naar assistent-trainer Manu Ferrera?

“Om mij te plagen zegt hij altijd dat ik op verplaatsing wel veel doelpunten maak, maar thuis veel te weinig. Toen ik in de thuiswedstrijd tegen Charleroi scoorde, merkte hij op dat ik het maar in een van de twee doelen deed. Mijn goal tegen Mechelen was in het andere, daarom liep ik meteen naar hem ( lacht).”

Wat betekent het voor jou om de bekerfinale te kunnen spelen?

“Het overtreft mijn stoutste dromen dat ik, Coulibaly, straks in de finale van de beker van België zal staan, maar ik slaag er niet in volop van die kwalificatie te genieten. Zo’n bekerfinale moet je toch eerst spelen om te ervaren wat het echt is. Het is in elk geval ongelooflijk. Donderdag voelde ik al van voor de wedstrijd meer agressie in mij dan anders. Ik was mij ervan bewust dat ik zou moeten opletten en die agressie zou moeten weten te kanaliseren om geen limieten te overschrijden, want als je een rode kaart pakt, schakel je sowieso jezelf uit voor de finale en misschien ook je ploeg. Daarom reageerde ik niet één keer op een beslissing van de scheidsrechter.

“KV Mechelen is voor mij ook een speciale club. Twee à drie jaar geleden, toen ik bij Deinze zat, was ik er in beeld: als Aloys Nong niet zou komen, wou het mij aantrekken. Uiteindelijk nam ik zijn plaats bij KV Kortrijk in. Fi Vanhoof kende mij al langer en zag blijkbaar meer in mij dan anderen. Erwin Vandendaele en Fernand Goyvaerts zijn ook mensen die al in mij geloofden in de tijd dat ik nog in het provinciale voetbal speelde, maar toen was ik nog een bad boy.” ( lacht)

Wat mogen we van jou en AA Gent nog verwachten in play-off 1?

“Ik sluit niets uit, maar als we als derde eindigen en de beker winnen, zal ik niet ontevreden zijn. Dan kunnen we volgend seizoen in de Europa League een Duitse tegenstander loten.”

Van wanneer dateert je liefde voor het Duitse voetbal?

“Ik groeide op met broers die hun militaire dienstplicht bij het Franse leger vervulden, in München gekazerneerd waren en dan thuiskwamen met shirtjes van Bayern. Een tijdje liep ik ook rond in eentje van München 1860, wit en hemelsblauw met een leeuw erop, maar ik ben toch vooral een fan van Bayern München geworden. In 1999 verloor ik veel geld door in de finale van de Champions League op hen in te zetten. Het leek 1-0 te zullen worden, maar in de blessuretijd scoorde Manchester United nog twee keer. De winning goal kwam dan nog van ‘Babyface’, hoe heet hij ook weer …?”

Ole Gunnar Solskjær.

“Verschrikkelijk. Hij kostte mij 1500 CFA (Afrikaanse munteenheid, nvdr)!”

Iets meer dan twee euro.

“Oké, nu is dat weinig, maar als je níéts hebt, is dat veel geld en in die tijd had ik niets.”

Ouza

Ondertussen ben je op 15 maart 30 jaar geworden. Welk gevoel geeft je dat?

“Ik voel mij geen 30, veeleer 26 of 27, maar ik was wel blij met mijn verjaardag, hoor. Zag je niet hoe ik ’s anderendaags tegen Charleroi nadat ik scoorde mijn shirt uittrok en het in het publiek gooide? Dat was ook een beetje om 30 jaar Coulibaly te vieren.” ( lacht)

Tenzij je het deed om een vijfde gele kaart te pakken en zo met een blanco register aan play-off 1 te kunnen beginnen natuurlijk.

( lacht)

Wie stond er afgebeeld op het T-shirt dat je toen onder je wedstrijdshirt droeg?

“Mijn broer Ouza, die in 1995 overleed. Ik was toen 15, hij 17. Hij speelde basket in de Senegalese eerste klasse. We groeiden samen op en op school was hij mijn beschermer. Ik was geen gemakkelijke en na zijn dood verbeterde mijn gedrag er niet op. Zoals wel vaker gebeurde, zwom hij die dag naar het eilandje dat ter hoogte van het strand van Yoff vijf- à zeshonderd meter ver in de Atlantische Oceaan ligt. Maar hij kwam in een draaikolk terecht en werd met het hoofd tegen de keien geslingerd. Mijn moeder was net naar familie in verafgelegen dorpen in het binnenland. Toen ze terugkeerde, moest ze vaststellen dat een van haar kinderen verongelukt en zelfs al begraven was. Het is een groot verdriet.

“Het T-shirtje werd gemaakt door de organisatoren van een toernooi ter ere van Ouza in onze wijk dat ik sponsor. Een van mijn zussen bracht het mee toen ze mij met haar dochter kwam bezoeken. Voor het eerst droeg ik het in de uitwedstrijd op KV Mechelen. Ik scoorde meteen twee keer, mijn eerste twee competitiedoelpunten voor Gent.”

Net sindsdien ben jij herrezen.

( knikt) “Sindsdien droeg ik het shirt één keer níét, omdat ik het thuis in mijn tas was vergeten te steken: tegen Sint-Truiden, net die onwaarschijnlijke wedstrijd waarin we de bal maar niet in doel kregen en die we uiteindelijk zelfs nog met 0-1 verloren.”

Wat vind je daarvan?

( glimlacht) “Ik noem dat de magie van het leven.”

Eén droom is nog altijd niet gerealiseerd: één keer het shirt dragen van ‘Les Lions de la Téranga’, de nationale ploeg van Senegal, om het daarna aan je moeder te overhandigen.

“Misschien is het net daarom een droom. Maar waarom zou ik niet eens voor de nationale ploeg van België kunnen spelen? Ik woon al meer dan een decennium in Gent en sinds vijf jaar ben ik Belg. Nu is er bij de Rode Duivels eigenlijk alleen Romelu Lukaku en na hem zie ik geen spits met de Belgische nationaliteit die meer scoorde dan ‘Coulibaly’. Daarom denk ik: waarom niet?

‘Ongelooflijk, hè, ‘Coulibaly’ die hier zit te praten over zijn ambitie om internationale wedstrijden te spelen, terwijl het nog niet zo lang geleden heette dat ik het niveau voor Gent niet heb. Maar wat is dat, ‘het niveau hebben’? Ik begreep niet dat zoiets werd gezegd. Tenslotte kwam ik van Kortrijk, scoorde ik daar vijftien keer, speelde ik met Kortrijk gelijk in Gent en dit seizoen ging Gent in de heenronde verliezen bij Kortrijk. Voor mij is ‘het niveau hebben’ doelpunten maken en wedstrijden winnen.

“Eén ding is zeker: mij objectief beoordelen is blijkbaar onmogelijk. Ik roep uiteenlopende gevoelens op, altijd al is dat zo geweest. Zelfs als ik uitstekend presteer, zal er nog een kwart van de mensen tégen mij zijn. Voor velen ben ik ook nog altijd ‘Coulibaly van tweede provinciale’, terwijl ik sindsdien toch al een hele weg aflegde en almaar beter ben geworden. Eigenlijk is dit nog maar het eerste jaar dat ik echt prof ben en ondanks alles wat er sinds mijn aankomst hier al is gebeurd, behoor ik momenteel bij de beste aanvallers van de Belgische competitie. Ik ben daar fier op en ik laat dat zien, want ik kan iedereen recht in de ogen kijken.”

door christian vandenabeele – beelden: reporters

Waarom zou ik niet eens voor de nationale ploeg van België kunnen spelen?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content