Op 10 november 2009 pleegde de Duitse doelman Robert Enke zelfmoord. In het boek Robert Enke, ein allzu kurzes Leben verzamelde journalist Ronald Reng fragmenten uit het dagboek van Enke en getuigenissen van zijn vrouw Teresa, familie en vrienden. Enkele van de meest aangrijpende passages.

R obert Enke was doodsbang dat hij niet zou slagen in het profvoetbal en was getekend door de dood van zijn 2-jarige dochtertje Lara dat met een hartafwijking was geboren. Hij deed er alles aan om zijn kwellingen verborgen te houden voor zijn teamgenoten en trainers. “Robert wou absoluut dat iemand ooit zijn biografie zou schrijven om zijn ziekte ruchtbaarheid te geven”, vertrouwt zijn makelaar en vriend Jörg Neblung ons toe. Zijn wens werd vervuld …

Barcelona, najaar 2003

Zijn eerste seizoen bij FC Barcelona in 2002/03 is een nachtmerrie. Na een slechte match in de Spaanse bekercompetitie wordt hij tot tweede keuze gedegradeerd. Het jaar erop wordt hij uitgeleend aan het Turkse Fenerbahçe. Bij zijn vuurdoop in de competitie incasseert hij drie goals. Hij schrikt van de beledigingen en van de heftige reactie van de supporters. Midden in de nacht vlucht hij weg uit Turkije en keert terug naar Catalonië.

Hij heeft antidepressiva nodig. Hij kan de therapie met praatsessies en spierontspanning niet langer aan. Een bevriende arts in de Bundesliga, een internist die dus niet gespecialiseerd is in depressies, schrijft hem de antidepressiva voor. Enke heeft steeds het gevoel dat hij zijn ziekte moet verbergen en vraagt zich zelfs niet af waarom. Hij weet niet of hij nog wel profvoetballer wil blijven. Van één iets is hij wel zeker: hij heeft al te veel fouten gemaakt om voort te gaan en nog het woordje ‘leven’ waard te zijn.

Na heel wat over en weer reizen naar Duitsland geeft Barça hem de toelating om opnieuw te trainen met twee andere verbannen spelers, RobertoBonano en Dani García. Hij moet daarbij een contract ondertekenen dat bepaalt dat hij geen gebruik zou maken van het feit dat hij toegang heeft tot de oefenvelden om een salaris te vragen of om aanspraak te maken op een tweede contractjaar. Dat contract schrijft ook voor dat hij het oefenveld pas mag gebruiken als de eerste ploeg er niet is, zodat niemand hem zou zien.

Eén keer is hij verward, overtreedt hij de regel en staat hij in de tribune van het stadion oog in oog met Victor Valdés, die met zijn ploeg op weg is naar de training. Victor geeft hem een knipoog zonder te weten of Robert zijn groet zal beantwoorden. Uiteindelijk kijken ze allebei naar hun voeten. “Ik had de moed niet om met hem te praten”, vertelt Victor. “Ik dacht dat de simpele vraag ‘Hoe gaat het met je?’ hem pijn zou kunnen doen.”

Robert slaat in paniek en vlucht de kinezaal in waar hij zich laat masseren. Daarna rijdt hij met de auto naar huis. Moet hij de toltunnel nemen of de landweg? Hij vraagt het zich iedere keer af. Wanneer hij voor het tolhuisje staat, rest hem niks anders dan de tunnel te nemen. Als hij thuiskomt, wil hij de auto niet uit.

“Ik durf het huis niet in want dan moet ik Terri onder ogen komen en ik slaag er niet in mij te vermannen”

Hij neemt een antidepressivum en zit de hele avond met een kurkdroge mond, ondanks al het water dat hij drinkt. De neveneffecten van het medicament werken tenminste, denkt hij. Hij weet niet vanwaar die plotse ironie komt, een opstoot van zijn vroegere droge humor.

’s Avonds dwingt Teresa hem een ijsje te gaan eten aan het klooster van Sant Cugat del Vallès. De kinderen doen gek op het plein tegenover het duizend jaar oude klooster. De gepensioneerden zitten er stralend bij, terwijl ze op hun bankjes op zonnebloempitten kauwen en de ondergaande zon de omgeving nog een laatste gouden glans verleent.

Susan en Alex, hun Duitse vrienden, zitten bij hen en bieden drie kwartier steun. Zij verbreken de stilte. Hij kan weer praten over zijn voorkeur voor abrikozenijs, over Dickens en natuurlijk Barça. Hij ziet er ontspannen uit. Maar binnenin zit de leegte. Het is alsof een kracht waartegen hij niets kan ondernemen hem van het leven wegrukt, een kracht die het gesprek, de zonsondergang en de opgewektheid van de kinderen treurig maakt.

Die avond gaat hij met Teresa al om negen uur slapen. Ze vragen zich af: waarom deze depressie? De onverschillige manier waarop Barça hem opzij heeft gezet, was de aanzet tot de ziekte, zoveel lijkt duidelijk. Het minderwaardigheidsgevoel vermengt zich met de wanhoop geen andere keuze te hebben dan Istanbul, een club waarvan de supporters niks van hem moeten weten en hij niet van hen. Zit dat deprimerende gen in hem? Is hij ziek geworden zoals dat iedereen kan overkomen? Of zijn het de extreme omstandigheden van de profsport die hem ziek maken? Hij heeft het gevoel dat hij voortdurend op de proef wordt gesteld. Waar hij ook kijkt, overal ziet hij dingen die hem te groot, te moeilijk lijken.

Alleen het onderste gedeelte van de koelkast werkt. De televisie in de slaapkamer is in staking. En vier dagen later geeft de vaatwasser de geest. De hele dag door denkt hij aan de koelkast, de televisie, de vaatwasser. Hij slaagt er echter nooit in om een hersteller te bellen.

Hij plant zijn leven zoals hij dat met de koelkast doet. Hij denkt de hele dag aan hoe die moet worden hersteld, maar vindt geen enkel antwoord. Hij ziet enkel de negatieve aspecten van elke beslissing: moet hij zich een paar maanden in Duitsland in een ziekenhuis laten opnemen? Dan zou hij Teresa verliezen omdat hij haar alleen zou laten. Moet hij in Barcelona blijven en zijn hoop op dokter Geldschlager en zijn pilletjes vestigen? Moet hij in de transferperiode aan het einde van het jaar een nieuwe club zoeken? Dan zou hij de zaken enkel voor zich uit schuiven. Moet hij stoppen met voetballen? Wat zou hij dan moeten beginnen?

“Na het ontbijt ben ik altijd moe en verlang ik enkel naar mijn bed, maar gaan slapen maakt alles alleen maar erger”

’s Ochtends heeft hij geen enkele zin om ook maar iets aan te vangen met de dag. En dan verafschuwt hij zichzelf omdat hij niks heeft gedaan. Wanneer hij in de voormiddag gaat trainen, denkt hij: niemand heeft interesse voor wat je doet. Daarom keert hij algauw terug naar huis. ’s Middags komt Teresa stiekem naar huis van haar werk. De rolluiken van hun huis zijn naar beneden. Hij heeft zich in bed verstopt, bang van alles en iedereen. “Eruit”, zegt Teresa. “Robbi, sta op.” Ze weet intussen dat depressieve mensen het liefst van al in bed blijven liggen, maar ook dat dit het slechtste is wat ze kunnen doen. En toch vindt ze het ondraaglijk om tegen hem te roepen, om hem zo te behandelen.

Hij zit in de salon en kijkt bij toeval naar foto’s uit Lissabon, waar hij van 1999 tot 2002 voor Benfica speelde. Hij vindt een foto waarop Teresa, hijzelf, zijn vriend en makelaar Jorg en diens nieuwe vriendinnetje Tanja staan. Zij glunderen en toosten met een glas champagne. Hij was vrij, dachten ze toen, hij kon naar een andere club gaan. Hij staart naar zijn gezicht op de foto: hoe had hij kunnen denken dat het tof zou zijn om weg te gaan uit Lissabon?

“Toen ik die foto zag, had ik zin om mezelf te slaan …”

Op 14 oktober 2003, twee maanden nadat hij Istanbul had verlaten, schrijft hij vier, vijf lijnen in zijn dagboek. Ze beginnen met “Ik word gek …” en eindigen met “Ik denk vaak aan …”. Het lukt hem niet om het woord zelfmoord te schrijven.

September 2009, Hannover, kwalificatiewedstrijd voor het WK 2010

Robert ligt languit op het hotelbed. Door de medicatie kan hij niet slapen en ligt hij de hele tijd te woelen. Hij is doodop en klaarwakker en vormt, alleen in het donker, een makkelijke prooi voor zijn gedachten. Hoe kan hij morgenochtend trainen terwijl er een fysieke test op het programma staat waarbij de trainers van de Duitse selectie, naargelang van de resultaten, zwart op wit zullen kunnen aflezen dat hij een wrak is? En hoe kan hij weer in vorm raken als hij morgenochtend niet traint?

Wanneer hij ’s anderendaags wakker wordt, heeft hij niet meer dan twee uur geslapen. Hij heeft helemaal geen zin om op te staan. Maar hij moet opstaan; niet blijven liggen is nog het belangrijkste van alles. Toch weet hij ook dat wanneer hij uit bed stapt hem uitdagingen wachten, eisen, verwachtingen waaraan hij niet kan voldoen. In zijn bed, met de deur op slot, voelt hij zich veilig. Zijn gsm rinkelt. Teresa.

– Ik heb geen oog dichtgedaan. En nu zit ik hier naar de klok te staren en ik kan er niet van wegkijken.

– Robbi, sta nu onmiddellijk op. Ik bel je over vijf minuten weer: je gordijnen zijn open en je hebt gedoucht.

Vijf minuten later.

– En?

– Het is me gelukt. Dank je wel.

Teresa belt Jorg om hem te waarschuwen. “O mijn god, net nu hij bij de Duitse selectie moet testen.” Jorg gaat meteen naar het hotel. Hij vraagt de receptionist om de kamer te bellen. Robert neemt de hoorn op. “Ik kom naar beneden”, belooft hij aan Jorg.

Jorg wacht geduldig. Vergeefs. Hij laat de receptionist opnieuw opbellen.

“Ik kan de fysieke test niet afleggen vandaag. Iedereen zal merken dat mijn benen niet dikker meer zijn dan lucifers.” Jorg weet dat Robert een dalend vormpeil kent. En hij beseft ook dat het niet de plaats noch het moment is om tegen die zwarte muur in Roberts brein op te boksen. “Oké”, antwoordt hij. “Je gaat naar de dokter van de selectie en zegt hem dat je vorige nacht een verkoudheid en koorts had en dat je volledig buiten dienst bent.” En dat is niet helemaal gelogen. De teamarts raadt hem aan om de training over te slaan. Hij neemt bloed af om na te gaan of hij misschien een virus heeft opgelopen.

Robert Enke kruipt weer in bed. Sinds zijn eerste depressie moet hij een dagboek bijhouden. Door zijn gedachten op papier te zetten, zou hij ze beter kunnen ordenen. Het grootste deel van de tijd slaagt hij er evenwel niet in om meer dan een of twee zinnen neer te schrijven.

“1 september. Heb de helft van de dag in bed doorgebracht, tot Terri mij aan de telefoon verplicht om op te staan”

De trainer van de Mannschaft hoopt dat Robert Enke op het eind van de kwalificatiematch voor de wereldbeker tegen Azerbeidzjan kan invallen. Joachim Löw heeft het tijdens de zomer beslist: Enke zal het Duitse doel verdedigen voor de rest van de kwalificatiematchen. Terwijl niemand het verwacht, verklaren keeperstrainer Andreas Köpke en Löw openlijk dat Robert het nummer één zou zijn voor alle beslissende wedstrijden van het najaar. Enke kan geen beter bewijs van vertrouwen krijgen. De coaches hebben het gedrag van Enke en van René Adler gedurende een jaar geobserveerd. De wens die beide doelwachters uitdrukken om niet met elkaar in de clinch te moeten gaan, vormt de hoofdreden van de vroege keuze.

Het bloedstaal is negatief, verklaart de dokter. Medisch gezien is er dus geen enkele reden waarom Robert over een week niet in het doel zou staan. Vooral omdat de wedstrijd tegen Azerbeidzjan plaatsvindt in Hannover, de stad waar hij sinds 2004 speelt.

Op de derde stagedag staan twee individuele keeperstrainingen geprogrammeerd, buiten de groep. In het stadion van Keulen treft Enke het Duitse juniorteam dat een reeks tests ondergaat. Hij herkent de jonge Sven Ulreich en loopt meteen naar hem toe.

Meestal begroeten Duitse voetballers elkaar door elkaar in de handen te slaan. Enke heeft de Portugese gewoonte behouden waarbij de mannen elkaar omhelzen. Hij omarmt Sven spontaan en heel even vergeet hij zijn depressie. Anderhalf jaar eerder heeft hij de jonge knaap geholpen, die intussen internationale belofte is geworden en bestemd is om Jens Lehmann op te volgen in het doel van VfB Stuttgart. Zij praten enkele minuten en bij het afscheid zegt Ulreich hem: “Als we elkaar tegen dan niet meer zien, wens ik je veel geluk voor de wereldbeker.”

En plots lijkt Robert Enke verloren in zijn gedachten. “Ja”, antwoordt hij uiteindelijk, afwezig. “We zullen zien of we elkaar nog terugzien.”

“3 september. Heb niet geslapen. Het lijkt allemaal zo nutteloos. Moeilijk om me te concentreren”

Hij heeft “de zwarte hond” in zich niet langer onder controle. Hij zit aan tafel met René Adler en Per Mertesacker. De laatste kameraad van het kwartet, Christoph Metzelder, zit niet langer in de nationale selectie. René en Per brengen het gesprek op gang. Robbi zwijgt. Je moet er bij hem voortdurend alles uitsleuren. René herinnert zich dat Enke automatisch zit te eten. Dat de man die voor hun ogen aan het ontbijten is, niet Robbi is. Hij is onvoldoende geconcentreerd om vlot mee te doen aan het gesprek. Hij wil gewoon zo snel mogelijk terug naar zijn hotelkamer, zijn schuilplaats.

De match in Hannover tegen Azerbeidzjan nadert, in de hoop dat hij die zou spelen. Op zaterdag, vier dagen voor de match, krijgt de ploeg ’s avonds vrij. Jorg regelt voor hem een afspraak met psycholoog Valentin Markser.

Ze hebben elkaar lange tijd niet meer gezien. Na de dood van zijn dochtertje Lara heeft hij Jorg een keer bezocht in Keulen en is toen al bij Markser beland. Markser moet hem deze keer voorbereiden op de beslissende dag. Enke moet immers aan Löw laten weten of hij in Hannover wil spelen of niet.

Samen met de doelman analyseert Markser plan A. Dat houdt in dat Enke de teamarts van de nationale ploeg moet vertellen over de hardnekkige symptomen, het zweten, de slapeloze nachten. De psychiater probeert Enke aan het verstand te brengen wat het voor zijn moreel zou betekenen, mocht hij de match in Hannover afzeggen. Daarna bespreken ze plan B. Over hoe de matchen met de nationale ploeg aangepakt moeten worden, hoe het spel te domineren.

“6 september. ’s Avonds sessie bij Valentin. Ben niet eerlijk met hem”

Hij heeft geprobeerd zijn leed te minimaliseren tegenover de psychiater. Hij is niet uit zijn rol gevallen, denkt hij onbewust, zelfs niet tegenover de man die verondersteld wordt om hem te helpen. Hij moest zijn leugen volhouden. Met een van de voetbalbond geleende wagen keert hij ’s nachts terug van zijn afspraak met Markser.

Teresa probeert hem verscheidene keren te bereiken. Om halfeen neemt hij eindelijk zijn gsm op.

– Ik ga regelrecht naar het hotel.

– Ah, dat wil zeggen dat het gesprek met Valentin lang heeft geduurd.

– Het heeft niet lang geduurd.

– Wat heb je dan al die tijd gedaan?

– Ik heb wat in de stad rondgetoerd.

– Robbi, waarom heb je in de stad rondgereden?

– Gewoon, zomaar.

– Zeg me waarom je in de stad hebt rondgereden!

– Ik heb gekeken waar ik zelfmoord zou kunnen plegen.

– Je bent gek!

Hij slaagt erin om haar te kalmeren, de zin was er als een bliksemschicht uit gevlogen …

Hij neemt de lift naar zijn hotelkamer, opent de balkondeur, gaat heel dicht bij de balustrade staan en stelt zich voor hoe het zou zijn, eenmaal daar beneden.

MET DE WELWILLENDE TOESTEMMING VAN RONALD RENG EN ZIJN UITGEVER THOMAS TEBBE

“Ik zit hier naar de klok te staren en ik kan er niet van wegkijken.”

“Zeg me waarom je in de stad hebt rondgereden! – Ik heb gekeken waar ik zelfmoord zou kunnen plegen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content