Júnior Díaz is de recentste aanwinst van Club Brugge. Afkomstig uit Costa Rica, maar al drie jaar aangepast aan het Europese voetbal na een passage in Polen. Een kennismaking.

H ere!” ” Yes!” ” Go, go.” Het is donderdagochtend en we kijken naar de eerste training van Júnior Díaz (sinds zondag 27), de nieuwe linksachter van Club Brugge. Opvallend: de aanwinst uit Costa Rica laat zich al direct verbaal gelden. Hij staat nog in de verdediging van de reserven, maar valt meteen op. Donkere huidskleur, rastakapsel, vanop wat afstand een smoeltje dat aan Ronaldinho doet denken, snel, beweeglijk en een goeie trap. Het is een boutade, maar hij laat op die ene training al meer van zich horen dan Michael Klukowski, goeie inborst maar op het veld meneer discreet.

Toen Klukowski, die in Knokke een appartement kocht maar wiens vrouw niet kon aarden in het taalkundig vijandige Vlaanderen, vrij onverwacht Club Brugge verliet, kwam blauw-zwart uit bij Díaz. Sportleider Luc Devroe had eerder al een (jonge) Braziliaan gescout, maar Club koos deze zomer resoluut voor ervaring, geleerd door het gegeven dat de ploeg van vorig seizoen misschien iets te jong was. Dalmat, Marcos, nu Díaz: ze kennen het klappen van de zweep, de Costa Ricaan is al sinds 2007 in Polen aan de slag. Twee keer kampioen met Wisla Krakau, Europa League gespeeld en geëlimineerd in de Champions League. Díaz, op één jaar van het einde van zijn contract in Polen, aantrekken was een veel minder groot risico dan één jaar na Cleber Sonda nog een Braziliaan naar Brugge halen. Eentje die zich weer moest aanpassen …

Dinsdag landde Díaz in Brugge, donderdag was er een eerste training, waarna de nieuwe linksachter de media trotseerde, een huis bekeek, zijn verblijfsvergunning in orde maakte en ’s avonds vermoeid in bed kroop en een jetlag verteerde. Hij kwam immers uit Costa Rica, waar hij nog twee interlands speelde. Allemaal met de glimlach, want dat heeft hij alvast met Ronaldinho gemeen: hij lacht graag, en veel.

Broers

Het verhaal van zijn leven, dat willen we weten. Dat krijgen we ook. Zijn vader Enrique was ook voetballer zegt hij. Op dezelfde positie, zelfs. Maar hij voetbalde nooit buiten de landsgrenzen. Wel eveneens international.

Júnior werd geboren in Heredia, een stadje niet zo ver van San José, de hoofdstad van Costa Rica. “Maar we zijn snel verhuisd, eigenlijk heb ik heel mijn jeugd in San José doorgebracht. Mijn vader voetbalde eerst in Heredia, maar verhuisde dan naar een club uit de hoofdstad. In die tijd werkte mijn moeder nog niet, nu wel. Ze heeft nu een winkel met kleren. Mijn vader is trainer, in lagere afdelingen, bij Saprissa, een club uit een wijk van San José.”

Voetbal was in de familie dominant aanwezig. Júnior heeft nog twee jongere broers. De ene, Jeferson, is 23. Júnior: “Hij werkt en voetbalt voor de fun. De kleinste, Raydall, is 15 en voetbalt ook.”

Opgroeien in San José was super, zegt hij. Een vrij rustige stad, beetje tropische omgeving waar de temperatuur zelden of nooit beneden de 15 graden zakt. Het woud vlakbij, heuvelachtig, koffieplantages op de hellingen, watervallen, rivieren, de omgeving leest er als een toeristische folder. Júnior: “Het ís er ook mooi om te leven, ook al is er nu wel wat onveiligheid, je moet de laatste tijd een beetje opletten wat je doet.”

Wat hij op school uitstak? Júnior lacht: “Een beetje alles en tegelijk niets. Laten we zeggen: ik heb er leuke herinneringen aan overgehouden. We speelden altijd voetbal.” ( lacht) Zijn levensdoel was dan ook: een leven opbouwen in het spoor van zijn vader. Profvoetballer worden.

Op zijn zestiende keert hij terug naar zijn geboortegrond, naar Heredia, waar hij zich aansluit bij een van de topploegen in het land, Club Sport Herediano. Twee jaar later staat hij er al in de A-ploeg en nog even later komt de bondscoach bij hem aankloppen.

Dan wordt hij ambitieus. Hij is een man met een plan, een plan dat hem tot buiten de landsgrenzen zal leiden. Júnior: “Voor mij stond het snel vast dat ik naar het buitenland wilde. Naar Europa.”

Als verdediger … Droomt niet elke jongen van scoren, een plaats in de spits? Júnior: “Als kleine jongen was ik ook aanvaller, maar ik ben heel snel naar achteren getrokken en nu voetbal ik graag als verdediger.”

Voor een Costa Ricaan, zegt hij, is het niet gemakkelijk om in Europa aan de bak te komen. “Het doel was Europa, maar hoe raak je daar bekend? Mexico kon eventueel nog, daar betalen ze spelers ook. Maar het liefste wilde ik naar Europa. In Costa Rica verdien je niet veel geld, weinig ploegen betalen een serieus loon.”

Maar hoe raak je er weg? Zijn ploeg is een van de grote drie, maar wel een grote met veel vergane glorie. Het is nog steeds de meest gelauwerde ploeg uit Costa Rica, maar de laatste titel dateert inmiddels wel van 1993. Díaz: “Het is een ploeg die altijd meedraait in de top, maar steevast op het einde de finale verliest.” Omdat de beste spelers ook vertrekken, zoals Paulo Wanchope, die zijn geluk in Engeland beproefde.

Ja, hoe raak je daar weg? In dat opzicht was hij héél ongelukkig met de uitschakeling van de nationale ploeg in de barrages van het WK. “De kwalificatiereeks begon goed, maar daarna zijn we beginnen te sukkelen. Een gelijkspel tegen de Verenigde Staten, terwijl een zege de rechtstreekse kwalificatie zou opleveren, vervolgens een dubbel duel met Uruguay dat kantje boord was. Een unieke kans gemist om ons op zo’n wereldpodium in de kijker te spelen. Het zal voor een volgende Mundial zijn.”

Busreizen

Hoe raakt iemand uit Costa Rica dan in Polen?

Hij lacht: “Via een manager. Ik wilde naar Europa en men kon mij een test regelen in Polen, bij Wisla Krakau. Ik moest er op proef, twee weken lang. Ik mocht ook meedoen in twee vriendschappelijke wedstrijden, en dat beviel hen. En ik kreeg een contract van drie jaar. Uiteraard was ik liever in een Spaanstalig land terechtgekomen, dat zou de zaken zeker verge- makkelijkt hebben, maar voor mij was het belangrijkste dat ik in Europa terechtkwam, bij een goeie ploeg. Ik betreur die stap helemaal niet, het heeft deuren voor mij geopend, voetbalmensen in Europa hebben me leren kennen. Het zijn etappes die ik wilde nemen.”

Hij is inmiddels getrouwd, na dat eerste jaar Polen, met een meisje uit Costa Rica. Gabriela. Sinds 8 maanden hebben ze een dochtertje, Camilla. Het zwaarste vond hij de aanpassing aan het Poolse klimaat – de koude – en de taal. Engels sprak hij al een heel klein beetje voor hij naar Europa afreisde en daar leerde hij nog wat meer de taal. En voor de rest probeerde hij er zich in het Pools uit te drukken.

Zijn karakter? Open. Hij praat veel op het veld, zegt hij, dat moest in Polen. Onderlinge coaching. “Ook in de nationale ploeg dwingen ze ons daartoe. Praten gaat me heel makkelijk af.” Het niveau vindt hij vergelijkbaar met wat hij van de Belgische competitie tot dusver al zag, één wedstrijd, die tegen KV Mechelen. Fysiek voetbal. Europees voetbal. “Dat ik al sinds 2008 in Polen voetbal, gaat mijn doorbraak hier ongetwijfeld makkelijker maken. Ik ben het hier allemaal al gewend. Ik pas me vrij makkelijk aan. Voor ik naar hier kwam, heb ik wat inlichtingen ingewonnen bij Roy Myrie en Bryan Ruiz, en zij vertelden me ook dat het voetbal heel fysiek was. Toen ik hen sprak over de kans die ik hier kon krijgen, zegden ze beiden direct: niet nadenken. Tekenen. Grote club, twijfel niet. Ga. Ik ben hier amper een dag en wat ik al zag, bevalt me heel erg. ( lacht) En wat me ook bevalt, is dat het land zo klein is. In Polen spendeerden we uren op de bus. Hier ben je in één, twee uur rond, hoorde ik al. Bevalt me erg. Ik zal de familie veel meer zien dan in Polen.”

Vorig seizoen meldde Twente zich even. En Saint-Etienne, zegt hij, en een ploeg uit Italië, maar op het einde was er niks concreet en dus bleef hij waar hij was. Deze zomer kon hij wel weg, nadat hij nog de hele voorbereiding met Krakau had meegemaakt, en zelfs Europees speelde. Júnior: “Het zou kunnen dat Brugge voor mij ook maar een tussenstap is, op weg naar wat anders, maar dat zien we wel. Eerst hier goed presteren. Spelen. En de waarheid is dat ik hier heel tevreden ben met de kans die ik krijg.”

Hij is polyvalent, zeggen zijn coaches. Hij kan centraal in de defensie en op het middenveld voetballen, maar het liefst vertoeft hij aan de linkerkant, waar hij zich ook offensief kan uitleven. Díaz: “Ik heb in Polen verscheidene keren centraal gespeeld, maar het liefste toch op de kant. In de nationale ploeg is dat ook zo.”

Opvallend: hij heeft een rastakapsel. Muziek is een passie. Ook reggae, reggaeton, salsa, hiphop, … Van alles wat. Hij is iemand die dansend door het leven gaat. Hij houdt van plezier maken en omschrijft zichzelf als een vrolijk iemand. “Als ik serieus moet zijn, ben ik het ook, maar ik vind dat een mens blij moet zijn. Blij kunnen zijn is belangrijk voor mij. In dat opzicht is het leuk dat hier nog wat Spaanssprekende spelers zijn. Vargas uiteraard, maar die zag ik nog niet. Scepovic spreekt ook Spaans en met Marcos praat ik zo’n tussentaaltje. Maar mijn Engels is voldoende om met de anderen te communiceren, ik denk niet dat ik integratieproblemen ga hebben.”

door peter t’kint – beelden: belga

Roy Myrie en Bryan Ruiz zeiden me direct: niet nadenken, tekenen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content