In het spoor van Doy Perazic. Hoe voetbal en geschiedenis elkaar raken. Over armoede, oorlogen en een droom. En een spel, het meest logische met het meest onlogische resultaat.

Toeval bestaat niet. Of toch ? Op de autoradio op weg naar klinkt plots Daniel Lanois : My tremelo, uit My Fire. Doy Perazic woont er, in een dorp dat wereldbekend werd door Pater Damiaan. Tremelo, min of meer het brandpunt in de driehoek Me- chelen-Aarschot-Leuven. Werchter, dat andere wereldbekende dorp, ligt een muzieknoot zuidelijker. Vanuit Tremelo vertrekt Perazic elke dag naar Antwerpen, kleine baantjes tot Mechelen en dan de snelweg op, hopend dat files hem niet afstoppen. Doy Perazic is de opvolger van RenéDesaeyere als trainer op de Bosuil. Een omstreden opvolger, want toen Eddy Wauters hem uit zijn hoge hoed toverde, klonk er gelach. In die mate zelfs dat Wauters de voorbije week geregeld zijn stilzwijgen doorbrak en zijn afkeer van journalisten overwon om de keuze te verantwoorden. Een duidelijker blijk van vertrouwen kan een Antwerptrainer niet krijgen.

Het is maandag, twee dagen na de winst tegen Lierse. Perazic houdt het op één, lange, training, de geplande tweede na de middag schrapt hij. Als de dood is de Montenegrijn voor het overbelasten van zijn spelers. Maar het kriebelt, hij constateert, zoals zoveel trainers die overnemen, dat zijn groep conditioneel niet scherp staat. Alsof iedereen die een wissel voorvoelt, plots stopt met trainen. Perazic : “Je hebt oude spitsen, zeggen ze me hier. Darko Pivaljevic is verdorie pas 28, op die leeftijd vertrok ik uit Joegoslavië. Dit moeten zijn beste jaren worden. Hij speelt als een oude man, omdat hij fysiek niet in orde is, nauwelijks trainde. Patrick Goots zegt dat ook. Ze zullen nu beiden wel trainen. Tegen Patrick heb ik gezegd : ik bewonder je carrière, en ik bewonder dat je op die leeftijd nog in eerste klasse speelt. Zijn carrière kan ik zelfs nog verlengen, als hij naar mij luistert. Hij moet geen twee uur trainen, maar korter en daarnaast met gewichten, om de spieren te onderhouden.”

Iets voor half één trekt de groep naar binnen. Voor een snelle douche, want in het Peerds Bos in Brasschaat wacht nog een verplicht nummer. Eten met de Antwerpjeugd die er op stage is. Menu : frieten met stoofvlees en wat sla en tomaatjes. Grote kom mayonaise. Geen sportkost, wel lekker. Meer dan honderd spelertjes krijgen aan lange tafels het gezelschap van de profs. Ze genieten. Perazic krijgt een t-shirt van de jeugd als geschenk. Na het eten volgt een handtekeningenjacht, armen, t-shirts en papiertjes worden volgekribbeld. De jeugd wordt nu geleid door iemand die vorig seizoen nog bij Lierse in dienst was en momenteel tegen een boel heilige huisjes vecht, om rood-wit bij de ouders geloofwaardig te maken. Want Antwerp en jeugd, dat is zoals moslims en varkensvlees : ze lusten elkaar niet.

Perazic, sigaretten steeds binnen handbereik, ontpopt zich aan tafel tot docent geschiedenis. Bevlogen wijdt hij uit over zijn afkomst. Over Montenegro, hoe dat tot 1918 een koninkrijk was, maar toen opging in Joegoslavië. Hoe maarschalk Tito die verzameling volkeren na de Tweede wereldoorlog tot iets unieks kneedde, zijn eigen koers varend, een beetje balancerend tussen Oost en West, socialistisch, maar met een half oog steeds op het Westen gericht.

Hij heeft oog voor details. Constateert onder de Antwerpspelertjes de beste schoenen. Een schril contrast met zijn jeugd. “Mijn vader stierf in 1947. De Duitsers namen hem tijdens de oorlog gevangen en hij kreeg tbc. Twee jaar na de oorlog stierf hij. Ik was 2,5 jaar, heb hem nooit gekend. Mijn moeder is nooit hertrouwd, zij zorgde voor mij en mijn broer, die twee jaar ouder is. Het was niet makkelijk. Mijn moeder werkte in een bibliotheek. Mijn broer studeerde stomatologie, ik deed eerst rechten en achteraf nog twee jaar economie. Mijn familie had het niet breed, maar ook niet slecht. Mij heeft dat nooit geïnteresseerd, materiële zaken.”

Zijn belangstelling bestrijkt een breed spectrum. Hij leest veel, zegt hij. Geschiedenis boeit hem. Maar passie nummer één is voetbal. Expressieve kop, stalen karakter, veel wil. Eerste contract op zeventien, na drie jaar mocht hij als beste Montenegrijn naar het grote Rode Ster, in die dagen Europese top. Waar hij plots weer tot niets werd gereduceerd. “Ik had een slechte looptechniek. Ik heb mezelf vergeleken met Mussa, maar wat ik over hem heb gezegd, hebben de journalisten misbruikt in een andere context. Irrationeel lopen zorgt voor een gebrekkige wendbaarheid. En als je geen startsnelheid hebt, heb je ook geen goeie dribbel, leg je geen verrassing in je spel en verbruik je enorm veel kracht. Dan stel ik daar vragen bij, noem ik zo’n speler onvoldoende wendbaar.”

De trainers van Rode Ster lieten hem een jaar aan een stuk speciale oefeningen doen. “Makkelijk ging dat niet, het was een kwestie van concentratie : bij elke beweging je bewust zijn van die beweging. Tot je op een bepaalde dag niet meer denkt en intuïtief goed loopt. Dan ben je vertrokken. Ineens was ik wél snel en wendbaar.”

Zijn spel veranderde, maar het karakter bleef. Na drie jaar Belgrado, een mooie stad om in te leven, verhuisde hij naar Novi Sad, waarmee hij Europees voetbalde. Den Haag werd zijn volgende tussenstap. In zijn dagen mochten voetballers pas op hun achtentwintigste het land verlaten. Een maatregel om de nationale ploeg te beschermen. “Nooit een ploeg op een toernooi, dat was het jammere aan Joegoslavië. Terwijl we toch hele goeie trainers voortbrachten, daaraan lag het dus niet. Aan de etnische verschillen ? Misschien, maar ik denk dat het in die dagen nog ging. Pas toen het rijk van Tito naar zijn einde liep, begonnen de tegenstellingen de kop op te steken. Het nationalisme brak door, iedereen ging dromen van een eigen staat. En als drie gekken met elkaar in de clinch gaan… De oorlog was vuil, waanzinnig, onmenselijk, misdadig.”

Nederland lokte hem om diverse redenen. “Mijn droom was minder financieel dan intellectueel. Ik wilde naar Nederland, omdat ik droomde van Ajax, en Cruijff en Neeskens en totaalvoetbal en hun visie op het spelletje. Cruijff is mijn idool, altijd geweest. Hij staat boven iedereen. Waarom ? Omdat hij compleet is. Hij was een leidende figuur die geen trainer nodig had.”

Perazic’ karakter paste schitterend in Nederland. “Een Nederlander kan overal komen, want hij voelt zich overal thuis. Ik ook.” Hij woont intussen al vijfentwintig jaar in België, maar ze zijn hem nog niet vergeten in Den Haag. “Vorige week stuurde een Nederlandse krant een verslaggever mét fotograaf naar hier, om mijn verhaal vast te leggen.” Met ADO won hij de beker en bereikte hij de kwartfinales van de Europabeker. “Ik hou om nog een reden van Nederland : je voetbalt er om te winnen. Spelen om te winnen, is aanvallen, uitgaan van je sterkte. Het geeft een fantastisch gevoel. Spelen om niet te verliezen, zoals ze in België doen, geeft je zelfvertrouwen een knauw. Nederlanders zijn imperialisten, altijd geweest. België lag altijd onder. Belgen waren verzetslui.”

Leven is informatie absorberen. Wat kreeg hij van Vujadin Boskov, zijn directeur bij Den Haag mee ? “Dat je de belangrijke pion van de tegenpartij moet uitschakelen. Zoals ik tegen Lierse deed met Schaessens. Om je eigen strijd te kunnen opdringen, moet je de belangrijke pion van de tegenstrever uitschakelen. Logisch, neen ? Ik zeg altijd : voetbal is het meest logische spel met meest onlogische resultaat.”

Onlogisch was het vervolg van zijn carrière. Hij droomde van trainer worden, stopte al op zijn tweeëndertigste als voetballer, ondanks aanbiedingen van Chicago, Marseille en Bordeaux. Zijn nieuwe toekomst lag bij… Betekom. “Te laag. Eerste provinciale, speler-trainer. Wel direct kampioen.” Daarna Tienen, alleen nog als trainer : opnieuw kampioen, na een spannende strijd met Zwarte Leeuw. Zelfde verhaal in Leuven, promotie van drie naar twee. Daarna Geel. “Waar ik het goed deed. Een manager beloofde me toen dat hij me een ploeg in eerste klasse zou bezorgen. Ik werd bedrogen. Toen is mijn carrière naar beneden gegaan. In mijn ogen niet, maar ik ben blijven hangen. Véél te lang. Ik ben nooit gaan lopen achter mijn kans. Altijd gedacht : presteer goed en je krijgt aandacht. Een hele grote vergissing.”

De kern van zijn visie ? Hij vergelijkt voetbal met een mozaïek, een puzzel. “Je moet bouwen en vaak blijken details niet te passen. Dus moet je daar mee bezig zijn. Ik ben altijd middenvelder geweest, daar moet de strijd gewonnen worden. Creatief bewegen, van plaats wisselen, juiste timing van overname, maar toch alle posities bezetten… Dat vergt training, oog voor details. Veel herhalen, herhalen, altijd herhalen. En dan werken op flanken, duo’s, driehoeken… Balbezit houden, is zeer belangrijk. Snel overschakelen ook. Steun geven aan je spitsen… Als dat niet gebeurt, gaan ze dribbelen en lijden ze balverlies.”

Een systeem hangt af van je spelers, en varieert dus van moment tot moment. “Ik vind dat Broos iets te makkelijk zegt : ik vertrek vanuit mijn 4-4-2 en dan pas ik de spelers in. Broos beschikt over de beste voetballers van België, hij moet daarmee op zoek naar het meest rendabele systeem, waarmee hij niet alleen hier alles domineert, maar ook in Europa kan presteren. Brugge ook. Onlangs was het goed, maar één keer is te weinig.”

Het zorgenkind van Antwerp is het middenveld, zegden ze hem. ” Schijnt, want ik heb Antwerp niet zoveel zien spelen. Hoeft niet, ik heb de jongens in één week leren kennen. Ik hoor dat ze steeds lange ballen naar voor knalden. Dat is mijn spel niet, het Engelse kick and rush is voorbij. Ik wil dat ze voetballen. Zonder op die weg risico te nemen, zonder balverlies. Lange ballen, dat is tafeltennis. Tik-tak, heen en weer. Balverlies is afzien, krachten verbruiken om te recupereren. Neen, dan zie ik liever een mooie aanval, een gesynchroniseerd werk tussen de diverse onderdelen van een ploeg die binnen de seconde hetzelfde denkt. Ik zoek ook naar beheersing van het ritme, eigenlijk zou Antwerp op elk moment het ritme van een wedstrijd moeten kunnen controleren.”

Taal is een probleem. Perazic : “Ik ken een beetje Engels en een beetje Frans, maar als ik echt iets wil uitleggen, heb ik een vertaler nodig. Gelukkig lopen er hier veel rond.”

Voetbal heeft veel gemeen met geschiedenis, alles komt terug. “Er is niks nieuws, zone speelde ik vijfentwintig jaar geleden al. Wat veranderde, is de snelheid, fysiek is het allemaal veel harder. De trainingsmethodes zijn geëvolueerd. Vroeger werd er bij gebrek aan kennis vaak overgetraind, een marteling, niet meer normaal. Daardoor verdween de frisheid.”

Geschiedenis leert hem ook dat je een volksaard niet te allen prijze moet willen veranderen. Verwacht van hem dus geen revolutie, hij is veeleisend, maar niet streng. Als we om iets voor drie gaan kijken naar de training die de Antwerpprofs aan de jeugd worden verondersteld te geven, zijn die al ribbedebie. Perazic maalt er niet om. “We waren hier, ze hebben ons gezien, dit is voldoende.” Met keeperstrainer WimCorremans en assistent Jempi Stijnen keert hij terug naar de Bosuil. Niet om snel naar huis te kunnen, eerst wil hij nog wat oefenvelden, uitwijkmogelijkheden, inspecteren. Een proftrainer moet op alles voorbereid zijn, de familie moet wachten.

“Ik ben ongelukkig als ik verlies, mijn familie lijdt dan een week”, zegt Perazic. “Tot de volgende wedstrijd. Mijn familie kwam altijd al op de tweede plaats, voetbal op de eerste. Gelukkig trof ik een fantastische vrouw, die dat kon verdragen.”

Een laatste trek aan de sigaret. “Dit is mijn droom, ik hoop dat ik die kan realiseren. Voor de eerste keer werk ik zonder problemen. In andere clubs moest ik sponsors zoeken, ballen, kostuums, schoenen en daarnaast ook nog trainen. Dit is misschien geen fantastische ploeg, maar ze verdient zeker een plaats bij de middenmoot, achtste, negende. Daar gaan we hard ons best voor doen.”

De handdruk bij het afscheid is stevig. Karakter en niet alleen die mooie kop. Op de radio zingt Eels You better get out of my way… Uit Wrong about Bobby. De toekomst zal het uitwijzen.

door Peter T’Kint

‘Mijn familie kwam altijd al op de tweede plaats, voetbal op de eerste.’

‘Als ik echt iets wil uitleggen, heb ik een vertaler nodig. Gelukkig lopen er hier veel rond.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content