Dit seizoen volgt S/VM vier eersteklassespelers op de voet. In een eerste bijdrage stellen ze zich aan u voor, om de maand leest u hoe het met hen verder gaat. Issame Charai (25), spits bij KV Mechelen, trapt de reeks op gang.

Ik ben pas beginnen te voetballen toen ik dertien jaar was. Ik bedoel : echt voetballen. Natuurlijk speelde ik elke dag buiten pleintjesvoetbal bij ons in Berchem, op basketterreintjes waar je moest scoren door op de paal te trappen : niemand wilde in doel gaan staan. “Op een dag vroeg één van de weinige Belgische jongens die met ons kwam sjotten, waarom ik niet kwam voetballen bij zijn club, Berchem Sport. Een club waar je als jongen kon voetballen, ik wist niet eens dat zoiets bestond. Dat lijkt heel dom, maar het is zo. Wie had het me moeten vertellen ? Mijn vader stond om vijf uur ’s ochtends op, moest in het slachthuis van Anderlecht om zes uur beginnen en kwam ’s avonds helemaal kapot gewerkt thuis. Onze moeder was huisvrouw, sprak toen enkel Arabisch.

“Mijn ouders zijn allebei in Marokko geboren. Mijn vader is vroeg naar hier gekomen, hij was achttien of negentien. Hij volgde het spoor van mijn grootvader, die naar België kwam om in de mijnen te werken, in de streek van Charleroi. Maar toen mijn vader hier arriveerde, gingen de mijnen dicht. Zo belandde hij in Brussel, in het slachthuis van Anderlecht. Mijn vader sprak Frans, geen Nederlands. Eigenlijk had hij dat in Brussel niet nodig. Toen mijn ouders trouwden, kwam mijn moeder mee naar hier. Als kind spraken we thuis enkel Arabisch. Op tv keek mijn vader naar de Franse zenders. Toen ik als kleuter naar school moest, sprak ik enkel Arabisch. Toen men me in het Nederlands vroeg hoe ik heette, klonk dat me als Chinees in de oren. Ik heb één oudere en vier jongere broers : nu spreken wij allemaal Nederlands.”

De mierenhoop

“Op een dag zei ik dus tegen mijn ouders dat ik ging voetballen. Wist ik veel dat je je moest inschrijven. Dus trok ik met mijn sporttasje naar Berchem. De fameuze Roger Rodolf van de jeugdwerking stond aan de poort : ‘Waar waren mijn ouders en mijn identiteitskaart ?’ Beduusd keek ik hem aan. Waarom was dat nodig ? Maar ik mocht van hem zaterdag terugkomen. Ik superblij terug naar huis, denkend dat ik ingeschreven was. Meteen ging mijn vader me kousen en een T-shirt kopen. Ik kwam daar aan, men stuurde me naar een groep allochtone jongeren op een achterveldje. We kleedden ons buiten om, mochten op een achterveldje een matchke spelen. De ‘Mierenhoop’ noemen ze dat in Berchem. Daar moesten ze spelers uitpikken die talent hebben, maar de oudere man die ons gade sloeg, wilde vooral rustig zijn pintje drinken. Op een dag werd hij vervangen door een jongere gast : Kristof De Vos. Die vroeg hoe ik heette. Die is met mij mee naar huis geweest, maakte alle papieren in orde. Mijn ouders vonden het schitterend, pa vroeg meteen wat dat kostte, waar hij moest tekenen. Zelf wist hij dat allemaal niet, dat er clubs bestonden waar je als jongere georganiseerd kon sporten. Als je op je achttiende naar het buitenland vertrekt om te gaan werken, is er weinig tijd voor andere dingen.

“Op Berchem Sport heb ik op mijn dertiende voor het eerst een pass gegeven. Constant hoorde ik : ‘Geef uw bal af !’ Op het pleintjesvoetbal maakte ik een actie en werkte die zelf af. Ik wist niet eens dat je dat kon, een pass geven. Wat een sensatie ! Veel dribbelaartjes pikken dat nooit op. Dan houdt het op bij pleintjesvoetbal.

“Ik heb nooit gevoeld dat ik er niet helemaal bijhoorde omwille van mijn afkomst. Mijn uitgangspunt is : iedereen doet wat hij denkt te moeten doen. Ik eet geen varkenvlees en drink geen alcohol, maar het stoort me niet als anderen dat in mijn gezelschap wel doen.”

Bij Brys

“Op mijn zeventiende debuteerde ik in de vierde klasse, maar toen zakte Berchem. Op dat moment kwamen de Armeense investeerders. Prompt stegen we van eerste provinciale naar de vierde klasse, vervolgens naar derde, en werden daar kampioen. Toen was het geld op. De laatste zes maanden werden we daar niet meer betaald. Toen we vier maanden niet meer betaald waren, riep trainer Marc Brys iedereen samen. Iedereen zeurde. Brys stelde ons voor de keuze : opgeven en niets krijgen of doorgaan voor onszelf en voor een transfer spelen. Wie dat laatste niet wou, mocht opstaan en gaan. Iedereen bleef. Op de voorlaatste speeldag waren wij kampioen, zonder geld ! Uiteindelijk kregen we geen dertig procent van waar we recht op hadden. Voor mij ging het nog, ik woonde thuis, maar voor sommige spelers met een gezin was dat een ramp.

“Van Brys leerde ik aandacht besteden aan mijn positiespel. Ik vond hem een heel tactische trainer, maar ook psychologisch goed. Die kon heel goed op iedereen inspelen. Maar wat ik wou zeggen : vanaf eerste provinciale heb ik alle reeksen meegemaakt. Nu nog kampioen in eerste en dan Champions League …”

De Lierse blues

“Na dat bewogen seizoen bij Berchem ging ik naar Lierse, waar ik anderhalf jaar bleef. Ik arriveerde er toen Emilio Ferrera trainer was. Zijn assistent, Rik Vande Velde, was me twee keer komen bekijken. Zij hadden net een prachtig seizoen achter de rug, subtop in België. Dat leek me wel wat, zo’n aanbieding op een kwartiertje van mij thuis. Ik koos toen echt niet voor het geld, want ik kon vooral in de derde klasse veel meer geld verdienen. Heel mooie contracten kon ik daar krijgen, maar ik wilde absoluut mijn kans wagen in eerste. Bij Lierse kreeg ik een proefcontract : na negen selecties bij de A-kern zou ik er een profcontract krijgen. Tot dan verdiende ik, ik schaam me bijna om het te zeggen, minder dan een minimumcontract : tussen drie- en vierhonderd euro, plus vijftig euro per gewonnen match met de invallers, en een auto. Omdat ik nog thuis woonde en studeerde, aanvaardde ik dat. Om wat bij te klussen ging ik nog wat werken in een kledingzaak op de Meir.

“Het ging meteen verkeerd. Na de Intertotomatchen moest ik fysieke testen afleggen. Niemand had me gezegd waar dat was, ik zou aan het station afspreken met een andere speler die wel het adres kende. Die belde diezelfde morgen af. Hij legde me uit waar ik moest zijn, maar ik vond het niet meteen en kwam hopeloos te laat. Die dokter was razend en zei dat ik maar een nieuwe afspraak moest maken. Ik heb verbaal gereageerd. Toen moest ik naar de club komen. Ik werd disciplinair geschorst voor onbepaalde duur. Toen wilde ik al weg. Bij de invallers vond ik de trainer, Jean-Michel Lecloux, een ramp. Toen Eric Van Meir trainer werd, ging het beter. Hij verwachtte dat hij zelf hoofdtrainer zou worden, hij wilde me bij hem in de A-kern. Toen kreeg ik een profcontract voor twee jaar. Onverwacht werd niet Eric Van Meir, maar Paul Put hoofdtrainer. Zes wedstrijden heb ik gespeeld, vier vanaf de aftrap. Tegen Club Brugge thuis startte ik als rechtshalf, met de rust werd ik vervangen.

“Van wat er toen bij Lierse écht gebeurde, wist ik echt niets. Als ik daar nu aan terugdenk, voel ik me soms een echte stommerik. Als je blijft verliezen, denk je niet dat het omgekocht is. Hooguit denk je : ‘Die en die hebben vandaag geen goesting.’ Of: ‘Die mag alles en ik krijg geen kans.’ Soms zat ik echt gefrustreerd op de bank. Staan we achter, ben ik de enige spits op de bank en mag toch niet invallen. Wat opviel, was dat Put nooit ontgoocheld was toen we verloren. Dat vond ik raar, maar ik vermoedde dat die al ergens anders had getekend.

“Natuurlijk ben ik uitleg gaan vragen. Een keer of drie zat ik bij Put in zijn bureau, altijd hoorde ik hetzelfde verhaal : ‘Heel veel progressie, goed bezig, je moet gewoon geduld hebben, je moment komt.’ Ik had het evengoed op band kunnen opnemen en telkens opnieuw afdraaien. Zodra ik het woord ‘progressie’ hoorde, wist ik al wat hij nog allemaal ging zeggen.

“In die tijd liep ik heel gefrustreerd rond. Na Berchem hadden de clubs in de rij gestaan : Sint-Truiden, Charleroi, Lierse, Antwerp, een pak tweedeklassers – Dessel, Geel – plus wat ploegen uit derde. Voortdurend vroeg ik me af : waarom ben ik in ’s hemelsnaam naar hier gekomen in plaats van elders flink wat geld te verdienen ?”

Zonder inkomsten

“Ik was het allemaal beu. Elke dag kwam ik gefrustreerd thuis. Ik lag ’s nachts wakker, me af te vragen : ‘Hoe kan dit nu, ik doe toch mijn best ?’ Ik snapte het niet, dat de trainer dat niet zag. Ik moest weg voor ik gek werd.

“Ik was zo gedegouteerd dat ik mijn contract zelf opgezegd heb en opstapte. Alleen had ik er niet bij stilgestaan dat de transferperiode voorbij was. Daardoor mocht ik zes maanden niet voetballen. Plots had ik geen inkomsten meer.

“Uiteindelijk stond ik na het opzeggen van mijn contract op straat. Geel, op dat moment een staartploeg in tweede, wilde mij wel een kans geven, maar ik moest wachten tot januari voor ik mee mocht doen. Al die tijd trainde ik mee en speelde met de invallers. Bij Geel raakte ik meteen onder de indruk van Peter Maes als trainer. Ik kénde Maes niet. Veel trainers die laatste stonden, zouden de armen laten hangen hebben, maar hij bleef enorm gemotiveerd. Uiteindelijk haalden we nog de eindronde en was er opnieuw een aantal ploegen geïnteresseerd in mij. Alleen twijfelden sommige: waarom mocht hij zo weinig meedoen bij Lierse als hij zo goed is ?

“Het is niet zo dat Peter Maes me heeft meegenomen. Ik had al met Mechelen gesproken voor bekend werd dat hij daar trainer zou worden. Ik herinner me dat sportief directeur Fi Van- hoof me bij de besprekingen vroeg wat ik van Maes vond als trainer. Ik zei : ‘Die moet je niet pakken !’ (grijnst) Natuurlijk was ik blij met zijn komst. Een trainer is ongelofelijk belangrijk voor een speler. Als je op een trainer valt die je niet moet, mag je doen wat je wilt, je zal niet spelen. Soms zie je een goeie speler uitblinken bij één club en niet meer aan de bak komen bij een andere, omdat het niet klikt met die trainer of omdat hij daar niet in het systeem past. Kom ik een andere trainer tegen, zit ik nu misschien niet in de eerste klasse.

“Ik heb van Maes veel geleerd. Doelgerichte acties maken, bijvoorbeeld. Tevoren deed ik maar één ding : de bal ontvangen en een actie maken. Als ik nu een actie maak, is het om een goal te maken of een assist te geven. Hoe vaak hoorde ik hem niet doordrammen : ‘Ren-de-ment, ren-de-ment !’ Voor ik hem ontmoette, vond ik op doel trappen en een goeie pass geven ondergeschikt aan een mooie actie maken. Andere trainers hadden me daar ook wel eens opmerkingen over gemaakt, maar die waren er niet zo maniakaal mee bezig als Maes. Die bleef zo lang roepen tot ik deed wat hij vroeg, alleen om van zijn gezeur af te zijn. (grijnst) Hij is een trainer die je constant scherp houdt. Ik heb dat wel nodig. Ik kan wel eens efkens nonchalant zijn.”

Fiere vader

“Ik ben Belg én Marokkaan, heb de dubbele nationaliteit. Voor de Marokkaan- se min-21 ben ik ooit eens uitgenodigd op een toernooi in Agadir. De eerste wedstrijd kreeg ik meteen een tackle op mijn enkel, het was direct afgelopen. Elke zomer ga ik met vakantie naar het noorden aan de grens met Algerije waar, op ons gezin na, de hele familie woont. Wat ik hier doe, is voor hen een raadsel. Mijn grootmoeder vraagt wel eens : ‘Issame, wat doe jij eigenlijk.’ ‘Voetballen, grootmoeder’, zeg ik dan. Dan knikt ze, en vraagt vervolgens : ‘Maar wat doe je voor de kost ?’ Dan zeg ik : ‘Dat is mijn job, grootmoeder.’ Dan zie je die zitten denken. Dat kan ze echt niet vatten, een job als voetballer.

“Met amper zes wedstrijden in de eerste klasse ben ik bij KV Mechelen al één van de spelers met de meeste eersteklasse-ervaring. Toch heb ik altijd geweten dat ik ooit terug zou keren in eerste. Ik ben een doorbijter. Bij Mechelen voel ik me meer gerespecteerd.

“Mijn vader komt nu elke wedstrijd kijken. Nooit is hij tevreden met wat ik toon. Ik val hem daar niet op aan. Je moet respect tonen voor je ouders. Af en toe klaag ik wel eens tegen mijn moeder dat het voor ons vader nooit goed is. Dan lacht ze en zegt dat hij, voor hij tegen mij ging klagen, haar had gezegd dat ik zo’n goeie match gespeeld had. Op zulke momenten val ik pal achterover : heeft mijn vader dat echt gezegd ? Dat is zijn manier om me te motiveren, zegt ze dan. Intussen weet ik dat ook wel. Hij kan het goed verstoppen, maar ik weet dat hij fier is op mij.” S

Door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content