Stefan Everts is de Sportman van het Jaar, voor de tweede opeenvolgende keer. Voor de fiere Everts, zegt zijn trainer, is het een teken dat hij ook als méns aanvaard wordt.

Fysiektrainer Willy Linden leidde de familie Everts naar tien wereldtitels motorcross. Vier voor vader Harry, zes voor zoon Stefan.

“Wat mij het meest opvalt bij Stefan? Zijn gedrevenheid”, moet Willy Linden niet nadenken. “Alles moet tot in de perfectie zijn. Hij doet mij altijd denken aan wat ik over Eddy Merckx las : zadel verzetten, pietluttige dingen aan zijn motor veranderen, tot het perféct is. Niets is te veel. En steeds maar bijsturen, tot het perfect is. Zelfs zijn voeding, ongelooflijk. Ik heb van Stefan ook nooit één woord gehoord over mijn trainingen. Soms heb ik – om hem te testen – er eens extra de pees opgelegd : Stefan gaf geen kik. Alleen wil hij liefst niet op voorhand weten wat we gaan doen. Ik vertrouw blind op jou, zegt hij.

“Dat karakter heeft hij van zijn vader, en diens voorbeeld heb ik hem ook altijd voorgehouden. Harry heeft kinderverlamming gehad, zijn ene been is veel dunner dan het andere. Op bepaalde momenten in zijn carrière had hij zoveel last aan zijn voet dat zijn mecaniciens tussen de twee reeksen in de motor moesten ombouwen. De ene reeks schakelde hij met rechts, de andere met links. Uniek. Ik begrijp nog altijd niet hoe hij zo snel kon omdenken. En afzien dat die kon…! Maar het verschil tussen Harry en Stefan is : Harry moest ik altijd uit zijn kot sleuren voor de trainingen. Stefan niet, die moet je nooit pushen. Stefan komt alleen geregeld te laat. Maar daar mag ik niks op zeggen, want de keren dat hij op tijd is, ben ik weer te laat ( lacht).

“Trainingen moeten bij Stefan afgewerkt worden. Punt uit. Tijdens de revalidatie van zijn knieblessure bijvoorbeeld, waren we de hele dag bezig. Drie uur in de voormiddag, drie uur in de namiddag, uitsluitend been plooien en heffen, met of zonder gewichten. Toen heb ik een enorme bewondering voor hem gekregen. Iets vergelijkbaars heb ik alleen nog maar gelezen over Museeuw. Alleen échte toppers kunnen dat.”

“Op menselijk vlak onderscheid ik bij Stefan twee fases : de periode tot en met zijn samenwerking met manager Grant, en de tijd erna. Tijdens zijn samenwerking met Grant was hij écht niet te genieten. Toen liep hij wel degelijk naast zijn schoenen. Plaatje opnemen, dikke nek. Zelfs de mensen uit zijn eigen dorp spraken mij erop aan. Ik heb nog geprobeerd hem weer met zijn twee voeten op de grond te krijgen, maar het lukte niet. Zo zweefde hij. Maar in de periode dat hij met zijn zware knieblessure maandenlang thuis zat, is hij beginnen nadenken, gaan beseffen dat het zo niet meer kon. In die zin heeft die periode hem als mens rijker gemaakt, ook al heeft hij er misschien miljoenen aan verloren.

“Nu is hij helemaal anders : correct, aandacht voor de familie, een sporter met uitstraling. Dat wou ik hem op jonge leeftijd al bijbrengen, tenslotte heb ik hem ook een beetje opgevoed. Hij was een jaar of vijftien toen zijn ouders uit elkaar gingen, ik was zowat de enige tegen wie hij alles kwijt kon. Maar wij spraken toen ook al over zijn taalgebruik, wat hij kon zeggen in interviews. Ik wou van hem altijd een sportman maken naar wie mensen zouden opkijken, niet alleen vanwege zijn prestaties, maar ook vanwege zijn présence. En dat hééft hij nu. Daar ben ik heel fier op. Voor mij staat zijn titel van Sportman van het Jaar daarom ook boven alles. Voor hem ook, ja, hij hecht er enorm veel belang aan.’

“Stefan wéét wat hij kan. Hij is iemand die na een verlies zegt : dát gebeurt me niet meer, dáár ga ik terugslaan. En dat doet hij meestal ook. Dit seizoen legden veel mensen druk op hem, maar voor hem telde alleen de wereldtitel. Hij had genoeg voorsprong, vond hijzelf, om de zaken rustig te bekijken. ‘Ik ga wél in de clinch met Smets, maar ik neem geen risico’s als ik ze niet moet nemen’, zei hij de hele tijd, ‘eerst de titel.’

“Maar als het moét, dan gaat hij de confrontatie aan. Nu al is hij zich volop aan het voorbereiden op volgend seizoen. Hij zit met zijn kop nu al vol kleine, nieuwe ideeën om nog agressiever voor de dag te komen. Soms kan ik hem toch nog extra motiveren. Ooit stond hij 72 punten achter op Bervoets. Toen heb ik tijdens de looptraining achter op mijn pet een foto van Marnicq gekleefd : die moet eraan, die moet je pakken. Toen hij het eindelijk doorhad… ’s Zondags won hij de twee reeksen. En hij hééft Bervoets nog ingehaald, dat seizoen.

“Wat ik ook wil zeggen – en ik kan het weten : Stefan heeft nóóit een product gebruikt dat niet toegelaten is. Hij is een zuivere sportman, die er geraakt is door goed te trainen, goed te leven, goed te eten. Bij het begin van zijn carrière heb ik hem gezegd : ‘Stefan, jij hebt enorm veel talent, dat weet je zelf ook. Maar als je de wereld daarvan wilt overtuigen, moet je hard werken.’ Dat heeft hij altijd in zijn hoofd geprent.

“Negatieve trekjes aan Stefan ? Als hij foutjes maakt, waar hij zelf voor verantwoordelijk is, kan hij zich ontzettend kwaad maken. Ik heb hem ooit een deuk in de bus weten slaan. En we deden eens looptraining met gewichtjes, maar hij verzuurde te snel. Jongen, die vlogen, die dingen ! Hij heeft ze wel zelf mogen gaan zoeken ( grijnst). En voor de rest ? Zoals gezegd, hij kan niet op tijd komen voor een training, maar daar heb ik hem nooit durven in bijsturen, want ik kan het zelf niet… ( lacht).

“Of hij zijn dankbaarheid uit, voor wat ik al die jaren voor hem gedaan heb ? Nu wel, vroeger niet. Hij uit dat graag met kleine attenties. Met woorden niet zo gauw, neen, één keer per jaar. Op zijn laatste kampioenenviering bijvoorbeeld, nam hij me even apart ‘om eens efkens te praten’. En ineens komt het er dan uit : ‘Weet ge, Willy, ik kan u eigenlijk niet missen.’ Voor mij volstaat dat, hij hoeft het geen vijf keer per jaar te zeggen, omdat ik weet dat hij het méént. Pas op : wij maken soms ook wel ruzie, hoor. Vorig jaar hadden we zo een zware discussie over zijn voedingsprogramma. Uiteindelijk heeft hij me mijn zin gegeven, maar dan steekt er toch weer zo’n karaktertrek van hem op : hij blijft er zijn eigen mening over hebben. Hij zal nooit helemáál toegeven.”

“Zijn omgeving begint hem toch wat meer te interesseren dan vroeger, vind ik. Enkele jaren geleden reisde hij van het ene land naar het andere, had hij geen tijd om aan iets anders te denken. Nu wel, nu vindt hij het fijn om ’s avonds gezellig thuis te zitten. Hij is een echte filmfan, gaat vaak naar de bioscoop. DVD’s, cd’s : ik weet niet hoeveel hij er heeft. Muziek is zijn leven. En dan alles wat met snelheid te maken heeft : karting, trial, enduro, jetski.

“Toen ik onlangs bij hem in Monaco was, zijn we gaan bergbeklimmen. ‘Willy, ik heb iets fijns voor je, ’t is een verrassing…’ Moest ik me daar aan een kabel gaan hangen… Poeh ! Honderd meter in de diepte kijken. Hij wil me ook eens meenemen op een tocht door een canyon : vier en een half uur, 10 meter naar beneden in het water springen, zwemmen, over een smalle brug, over een draad tussen twee rotsen. Uitdagingen. Zijn leven zit vol uitdagingen. Als hij dat maar kan doen. Of als hij mij kan laten afzien, dat vindt hij ook geweldig. Vorige week ben ik in Monaco met hem een col opgefietst. Wel, op het moment dat het me zwart voor de ogen ziet, dán wegrijden. Dát vindt hij geweldig ( lacht).

“Ik heb zelf een zoon van Stefans leeftijd, en vorige week nog heeft Stefan de opmerking gemaakt : ‘Willy, als ik het over al die jaren bekijk, vroeg ik mij toch soms af : doet hij niet meer voor mij dan voor zijn eigen zoon ?’ Dat is natuurlijk niet zo, je eigen zoon verloochen je niet. Maar dat Stefan besefte dat ik soms gewetenswroeging had, dat vond ik wel fijn.”

door Kris Croonen

‘Stefan doet mij qua perfectie denken aan Eddy Merckx.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content