Wie bij de A-kern komt, weet niet wat hij mag verwachten en vindt alles normaal. Maar wat Colin Coosemans dit seizoen meemaakte, is niet normaal, beseft hij nu.

Ooit van Albert Camus gehoord? Auteur van onder meer L’Etranger (1942) en La Peste (1947). Fransman met Spaanse roots en voor een groot deel opgegroeid in Algerije, waar hij leefde in grote armoede en moest werken om zijn studie te betalen. Voor hij filosoof, schrijver en communist werd, was Camus in zijn vrije tijd doelman, tot tuberculose daar een einde aan maakte.

Niet dat we in Colin Coosemans een groot schrijver of filosoof zien, al kan dat gerust nog zo worden, maar in een tijd waarin snelle impulsen vaak de boventoon halen en spelers vaak sneller spreken dan ze denken, is zijn trage, bedachtzame aanpak in gesprekken wel een verademing. Niet bang van een stilte, hij weegt zijn antwoorden, denkt na en zoekt zijn eigen weg in de krabbenmand die Club Brugge dit seizoen was. Zijn opgang is steil: laat bij de beloften van Club, pas sinds dit seizoen in de A-kern en nu al eerste doelman in een seizoen waar later nog veel naar verwezen zal worden. Komend weekend mag hij alweer naar Gent, zijn thuisstad. Uitgerekend daar zette Club in december de start in van een stevige reeks, die de West-Vlamingen tot outsider in het titeldebat maakte. En daar kreeg Coosemans de voorkeur als eerste doelman en startte zijn carrière in het doel van Club echt.

En, stress?

Colin Coosemans: “Waarvoor?”

Voor de play-offs? Zoals de Amerikanen het zeggen: nu is het money time.

“Ik denk dat het al een heel seizoen money time is, we hebben nog geen enkele keer mogen verliezen. Stress … Ik vind het altijd leuk om elke week tegen een andere topclub te spelen, tien keer na elkaar. De laatste tijd gaat het goed, zowel met de ploeg als individueel. Ik denk dat ik tevreden mag zijn over wat ik presteerde. Maar goed, de wedstrijden die ik al speelde, tellen niet meer mee. Wat telt, komt op ons af.”

Begint er een zekere routine in te sluipen?

“Routine? Ik denk niet dat ik mezelf een routinier kan noemen. Ik ben niet gespannen of onzeker voor een wedstrijd, dat straal ik ook niet uit, denk ik. De dag van de match probeer ik zo lang mogelijk te slapen, om de vermoeidheid tot een minimum te beperken. Dan eet ik rustig iets en bekijk ik een aflevering van een of andere serie. Vaak in preview of via ‘net gemist’, voor mij een goeie uitvinding. ’s Middags eet ik nog wat pasta en daarna is er meestal niet meer zo veel tijd. Ik vertrek thuis anderhalf uur voor de afspraak, ook al is het maar een halfuurtje rijden. Dan mag er nog file zijn, je moet je geen zorgen maken. De adrenaline komt wel als de wedstrijd dichterbij komt.”

Ben jij altijd zo’n rustige jongen?

“Toch wel. Ik denk niet dat je optimaal kunt presteren in een situatie waarin je zenuwachtig bent.”

Echt nooit onder de indruk van de omstandigheden? Op Genk vond ik je de eerste minuten wat onzeker.

“Jullie noemen dat onzeker, Dany Verlinden vond dat ik iets te zelfverzekerd oogde. Er was een bal die ik makkelijk kon pakken en toch nog liet vallen omdat ik al bezig was met de volgende fase. Daar moet ik van Dany voor opletten. Dany is niet alleen een keeperstrainer die oog heeft voor het technische, hij geeft ook informatie over andere dingen. Zoals: niet te zeker wezen.”

Vond je van jezelf ook dat je te zeker was?

“Neen, ik probeerde te doen zoals de andere keren, zeker niet nonchalant. De opwarming was heel goed verlopen, net als het begin van de wedstrijd. Ik vond mezelf sterk op hoge ballen. De ballen van Tözsér noemen sommige keepers een nachtmerrie, maar ik vond mezelf er wel sterk op. Daarna waren er twee fases met kleine foutjes. Ik ben achttien, het zou wat zijn mocht ik die niet meer maken.”

Op veel fouten hebben we jou nog niet kunnen betrappen.

“Ik hoop dat het zo kan blijven.”

Je weet dat de buitenwereld alleen naar het goede kijkt in een eerste jaar. Stel dat je volgend seizoen nummer één bent, dan wordt dat gewoon en kijken we kritischer.

“Ik besef dat, al zijn er nu ook al mensen … Iedereen heeft voor- en tegenstanders. Veel heeft ook te maken met de manier waarop de club je in de media presenteert. Over sommige spelers hoor je al wat meer positieve dingen dan over andere, terwijl ze relatief dezelfde prestaties neerzetten.”

In welke categorie zit jij?

“In die waarbij de mensen me nog objectief bekijken en me dingen meegeven als ze opmerkingen hebben. Maar er zijn er die al wat kritischer kijken naar de dingen.”

Ajaxschool

Wat vindt Birger Jensen van jou?

( denkt lang na) “Ik denk dat hij mij een goeie doelman vindt. Zonder meer. Een voorbeeld? Ik ben te jong om hem goed te kennen. Af en toe passeren die beelden weleens, maar ik heb hem niet intensief gevolgd.”

En Philippe Vande Walle? Hij zit in het ‘andere’ kamp, dat van Glenn Verbauwhede. Die voerden de voorbije weken de druk wel op.

“Dat weet ik niet. Eigenlijk weet ik dat ook niet van Dany, ik heb dat nog niet op de man af gevraagd. Hij vertelt me wat ik moet doen en leert me dingen bij. Wat moet ik vragen?”

Hij zal je wel een goede doelman vinden, anders zou je niet spelen. Op welke punten hamert hij?

“Ik ben achttien, dit is mijn eerste volle jaar in de A-kern, dan kun je niet compleet zijn. Je kunt op veel dingen trainen. Een bal plukken is één ding, maar je kunt die bal ook béter leren plukken. Je moet blijven trainen op alles. Er zijn geen dingen extreem slecht, denk ik, maar ik heb ook geen zaken waarin ik extreem goed ben. Logan Bailly stond in de tijd van Genk in alle hoeken van de zestien ballen te plukken. Stijn Stijnen was goed in één tegen één. Ik heb de meeste dingen wel onder de knie, maar vaak zijn dat zaken waar je moeilijk op kunt trainen. Wedstrijdsituaties kun je nooit zo identiek hebben tijdens een keeperstraining.”

Bekijk je achteraf nog veel van je wedstrijden?

“Ik neem wel wat dingen op en ik heb ook aan JanVan Winckel gevraagd om de wedstrijden die ik gespeeld heb op dvd te krijgen. Als je speelt, heb je niet het gevoel ‘ik moest dit of dat zo doen’, maar als je achteraf dingen terugziet, heb je allicht wél opmerkingen bij manieren van bewegen of uitkomen.”

Je hebt al heel veel tijd gestopt in trainingen, ook buiten Club Brugge.

“Ja. Eén of twee extra trainingen per week. Omdat ik vond dat ik dat aankon en beter wilde worden. De perfectie bestaat niet, maar je moet ze elke dag proberen te benaderen in je trainingen. Bij de jeugd kreeg ik eens opmerkingen over mijn voetenwerk en dan heb ik daar lang op getraind. Op vrijdagavond ging ik naar de kinesist, om lenig te blijven. Bij de jeugd was ik bij de groteren en dan kun je al eens wat stijver worden. Mijn vader vond het nooit te veel om ergens naartoe te rijden, naar de kine, naar aparte keeperstrainingen, naar Willy Loose, de coach van de doelmannen bij de Brugse jeugd. Ook van hem heb ik extra trainingen gekregen. Mijn vader maakte me wekelijks duidelijk dat we niet klaar waren met wat we deden. Hij had een bepaalde kijk op wat er van mij werd verwacht. Zelf heeft hij nooit gevoetbald, maar hij was wel zeer geïnteresseerd en gepassioneerd. Hij had een bepaald idee waar hij met mij naartoe wilde en kon.”

Op je achtste verhuisde je al naar Club Brugge. Dat is veel rijden, van Gent naar Brugge. Iedere keer weer.

“Negen jaar aan een stuk hebben mijn vader en mijn moeder mij elke dag naar de training gevoerd. Afzetten om halfzes, hier blijven tot halfacht en dan terugkeren. Elke dag hebben ze drie uur van hun tijd opgeofferd, negen jaar aan een stuk. Dat zijn grote inspanningen, daar moet ik ze zeer dankbaar voor zijn.”

Willy Loose is wat geïnspireerd door Ajax, hoor ik.

“Heel erg zelfs.”

Wat maakt de Ajaxaanpak anders dan de Belgische?

“Hij hamert op meevoetballen en uitkomen op hoge ballen. Ik durf nu zeggen dat ik redelijk tweevoetig ben en niet moet zoeken naar in mijn geval de rechter. Nu, het is niet omdat het van Ajax komt dat het dé visie is, in België zijn genoeg mensen met een eigen visie. Maar die van Willy heeft me geholpen en naar de eerste ploeg gebracht.”

Bij PSV ligt de opleidingsnorm op 1m90. Keepers moeten groot zijn.

“Ik denk dat je daar niet te kortzichtig in moet zijn – het hangt ook af van sprongkracht – maar het is zo dat het hedendaagse voetbal evolueert naar fysiek en kracht en dan is lengte een voordeel. Van de jonge spelers wordt hier verwacht dat ze dagelijks in de fitness zitten, want je kunt niet van hen vragen dat ze al de body hebben van Carl Hoefkens, die alle maximumgewichten tilt. Daar moeten wij aan werken, dat ze ons niet zomaar opzijzetten in duels.”

Durven ze intimideren?

“Als je als jonge gast in de eerste ploeg komt, gebeurt dat. Daar is geen enkele speler vies van. Ik heb daar geen problemen mee.”

Lopen Coulibaly, Lukaku of Leye weleens tegen je aan in een wedstrijd, om een paar spitsen te noemen?

“Mijn debuut in de competitie na Villarreal was tegen AA Gent en op dat moment had die ploeg wel een krachtig team, met Lepoint en Coulibaly. Dan komen er duels, ja. Op Standard raakte Leye mijn hoofd, niet met opzet, denk ik. Ik heb er geen problemen mee om hen nadien de hand te schudden.”

De liefde voor doel

Heb je altijd in doel gestaan?

“Ja. Mijn vader zegt toch dat duiken en in de goal staan al mijn ding was toen ik vier, vijf jaar oud was. Ik weet dat niet meer zo goed.”

Een eenzame job als je een fout maakt.

“Dat is zo. Man van de match kun je ook zijn, maar moeilijker. Een spits kan vijf kansen missen, maar als hij de zesde binnen trapt, is hij man van de match. Haal er als doelman vijf uit de winkelhaak, maar laat er eentje door je benen rollen en je bent de pineut.”

Thibaut Courtois was tot een paar jaar geleden nog veldspeler. Simon Mignolet zelfs tot zijn zestiende. Heb jij dat nooit geprobeerd?

“In de jeugd waren we meestal met twee doelmannen en dan speelden we elk een wedstrijd of een halve en dan gebeurde het weleens dat de trainer me inschakelde op het veld. Het was snel duidelijk dat mijn toekomst – als ik die al had – in doel lag. Meestal stond ik achterin, omdat die positie qua inzicht het meeste te vergelijken viel met die van doelman. Op dat niveau was dat nog mogelijk, maar ik denk niet dat ik daar vandaag in de play-offs zou kunnen spelen. ( lacht)”

Had je voorbeelden?

Iker Casillas sprak me aan. Vanwege zijn uitstraling en vanwege het feit dat hij op jonge leeftijd in het eerste elftal van Real Madrid stond. En die ploeg is ( aarzelend) honderd keer groter dan Brugge, bij wijze van spreken. En hij zoekt ook niet de aandacht.”

Behalve met zijn vriendin op het WK.

“Ik weet niet wat ik allemaal zou doen als ik net het WK heb gewonnen. Dan vond ik de energie die hij kwijt moest nogal goed besteed.”

Heb jij al een vaste vriendin?

“Gaat dit niet over voetbal? Jawel, ik heb er eentje.”

Hoe vlot het met de studie?

“Goed, naar mijn normen, omdat het gewoon moeilijk is om de twee te combineren. Ik heb hier een voltijdse job, als we twee keer trainen ben ik er van negen tot vijf. Niet elke dag, maar het gebeurt wel een à twee keer per week. Daarnaast hebben we nog activiteiten waarop we aanwezig moeten zijn en het studeren op zich is ook een voltijdse job. Ik was voor twee van de zes examens geslaagd, sommige anderen deden het niet beter.”

Je wist dat je in de A-kern zou komen, het is wel mooi dat je de combinatie probeert en niet stopte.

“Een jonge gast die naar de A-kern doorschuift, krijgt een profcontract voor een jongere. Heel normaal, maar op dat moment kun je niet zeggen: ik moet niet meer studeren en zet alles op voetbal. Dat is wat kortzichtig.”

Simon Mignolet zei me: het is te combineren, op voorwaarde dat je een richting volgt waarin je niet te veel naar de les moet gaan.

“Daar heb ik misschien een nadeel. Ik volg toegepaste taalkunde, met redelijk veel praktijk. Bij talen ga je toch beter naar de les.”

En, zei hij ook, in mei en juni heb je wel karakter nodig, want dan zit iedereen in de zon met vakantie en jij achter je boeken thuis.

“Ik ga proberen een balans te vinden, toch eens op vakantie gaan én studeren.”

Contract

Hoe heb je de zaak rond Stijn Stijnen beleefd?

“Goh, ik heb het er niet zo heel moeilijk mee gehad. Als Stijn hier was, heeft hij mij gesteund en in de pers heeft hij altijd gezegd dat hij voor honderd procent achter mij stond. Dat zorgde voor positieve energie. Toen hij hier wegging, zei Karel Geraerts me dat Stijn meende wat hij tegen mij heeft gezegd. Dat was voor mij voldoende.”

Hoe reageerde je toen het nieuws werd gebracht?

“Verrast, zoals iedereen. Dat had niemand zien aankomen. Er zijn dit jaar heel veel dingen gebeurd. Een spannender eerste jaar in de A-kern kun je je moeilijk inbeelden.”

Hoe ga je daarmee om?

“Ik ben een teamspeler, die probeert met de anderen tot het beste resultaat te komen. Zeggen wat ze moeten doen kan ik niet, ik ben de jongste van de groep. Op het veld kan ik dat wel, daar is iedereen gelijk, of je nu 16 of 36 bent. Ik heb op het veld al discussies gehad, dat lijkt me de logica zelf. Dat was op Gent het geval, met Jeroen Simaeys. Twee seconden na de wedstrijd is dat vergeten.”

Was je verrast toen de trainer op Gent voor jou koos, voor de jeugd? En niet voor De Vlieger?

“Ik heb een schitterende band met Geert, zoals met iedereen. Geert gaf me voordien al veel dingen aan en zag dat ik die opnam. Hij heeft er op dat moment geen enkel probleem van gemaakt, is me blijven steunen. Daar moet ik Geert en Dany dankbaar voor zijn.”

Voel jij je nu eerste doelman van Club?

( denkt lang na) “Moeilijk te zeggen. Ik veronderstel dat ik de volgende wedstrijd ga spelen, maar ik kan niet veronderstellen dat het ook geldt voor de wedstrijd erna. Ik moet me elke dag bewijzen en heb weinig of geen recht op fouten. Zoals geen enkele speler van Club Brugge.”

Je zegt niet: ik voel me eerste doelman tot de eerste training van volgend seizoen en dan moeten we zien wie de concurrenten zijn?

“Ja en neen. Het is dubbel. ( stilte) Ja, oké, nummer één, ergens wel zeker. Maar het is geen garantie.”

Dat is het ook niet voor Thibaut Courtois of Thomas Kaminski.

“Dat Kaminski dat niet kan zeggen, daar kan ik je ergens in volgen. Maar als je dat van Courtois zegt, moet ik je tegenspreken. Ik denk dat hij zich dit jaar heeft opgeworpen als nummer één van Genk.”

Waarom zou jij dat bij Club niet zijn?

“Ik denk dat niemand het recht heeft om nu te zeggen: Coosemans is volgend jaar nummer twee. Maar evenmin: Coosemans is nummer één. Dat moet nog worden uitgemaakt. Thibaut staat verder, denk ik, omdat hij een heel seizoen op topniveau keepte. Hij heeft wellicht ook meer punten gewonnen voor Genk dan ik voor Brugge, mede ook omdat hij meer werk kreeg. Ook als je de interesse ziet van de andere clubs …”

Bij jouw pa heeft nog niemand geïnformeerd?

“Dat hoeven ze ook niet te doen, daarvoor moeten ze bij de club terecht.”

Moet de club met jou nu geen nieuw contract onderhandelen?

“Ik merk dat jij je werk goed doet, dan zul je zelf het antwoord wel weten.”

Dat is voor later, na de play-offs.

“Voilà. Het is belangrijk dat we die nu heel sereen aanpakken. Ik ga mezelf proberen te blijven, zonder veel grote uitspraken. Want dan krijg je wellicht het deksel op de neus.”

DOOR PETER T’KINT

“Stress? Ik vind het leuk om elke week tegen een topclub te spelen, tien keer na elkaar.”

“Mijn vader maakte me wekelijks duidelijk dat we niet klaar waren met wat we deden.”

“Met de zaak rond Stijn Stijnen heb ik het eigenlijk niet zo moeilijk gehad.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content