Noliko Maaseik kan zaterdag in de Lotto Arena in Antwerpen voor de vijfde keer de beker van België winnen. Mory Sidibé en Nathan Wounembaina hebben er alvast vertrouwen in dat ze Knack Randstad Roeselare zullen verslaan. ‘We gaan hen een zwaar avondje bezorgen.’

Voor de zevende keer in de geschiedenis van de beker van België staan Noliko Maaseik en Knack Randstad Roeselare zaterdag tegenover elkaar in de finale. De twee tenoren van het Belgische volleybal wonnen beide drie keer. De laatste keer dat Roeselare de beker pakte, dateert wel al van 2006. De voorbije vier seizoenen waren het telkens de Limburgers die de cup in de lucht mochten steken. Maaseik kan indrukwekkende bekercijfers voorleggen. Met dertien overwinningen in 21 finales is het uiteraard recordhouder en van de laatste vijftien edities haalde Noliko slechts twee keer de finale niet, in 2001 en 2005.

Twee opvallende spelers bij Maaseik dit seizoen zijn Mory Sidibé en Nathan Wounembaina. De Kameroener en de Fransman met Guineese roots willen heel graag hun eerste prijs pakken in België.

Graag domineren

Hoe belangrijk is die bekerfinale voor jullie?

Mory Sidibé: “Als je nadenkt over wat er nog komt, dan zijn het kampioenschap en de Champions League prioritair, maar je mag het belang van de bekerfinale zeker niet onderschatten. Het is en blijft een finale. Je kan een prijs pakken. Voor de competitiestart – we waren nog helemaal niet compleet, jij zat op het WK, Nathan – speelden we de supercup. In wezen stelt dat helemaal niets voor, maar je kan een trofee winnen. Snap je?”

Nathan Wounembaina: “Een finale halen is altijd mooi, maar het is vooral belangrijk dat je die finale ook wint. Als je verliest, blijf je immers met een heel leeg gevoel achter. Ik denk dat wij beiden heel gemotiveerd zullen zijn, want winst betekent onze eerste prijs in België.”

Jij speelde vorig jaar al eens de bekerfinale met Asse-Lennik …

Wounembaina: ( pikt meteen in) “Maar we verloren en dat smaakte bitter, ondanks de fantastische manier waarop de enorm talrijke supporters ons aanmoedigden. Ook in Egypte, bij El-Geish, verloor ik al eens een bekerfinale. Ah, maar bij Port de Douala in Kameroen wón ik wel de bekerfinale.” ( lacht luid)

Over verloren finales kan jij dan weer meespreken, Mory.

Sidibé: “Klopt. Met Poitiers verloor ik tweemaal op rij de finale van de play-offs ( in 2007 en 2008, nvdr). In de Franse bekercompetitie bereikten we twee keer de Final Four, maar winnen zat er ook daar niet in. En zoals Nathan al zei, is het pijnlijk om een finale te verliezen. Ik ben er dan ook op gebrand om ditmaal te winnen. Des te meer omdat het tegen de grote rivaal uit Roeselare is, denk ik dat we allemáál bijzonder graag zouden winnen. Het is een test op wat mogelijk nog volgt in de play-offs. In die zin zou het vanuit psychologisch oogpunt interessant zijn, als we hen kunnen domineren.”

‘Un match chaud’

Hoe schatten jullie de kansen in voor de bekerfinale?

Sidibé: “Het staat 1-1. In de reguliere competitie wonnen wij thuis, maar zij versloegen ons later in Roeselare. Tijd voor revanche nu.” ( grijnst)

Wounembaina: “De grote troef van Roeselare is Frank Depestele. ( mysterieus) Maar we hebben de tegenstander goed bestudeerd om te weten hoe we hen kunnen afstoppen. Wij hebben dan weer voor op Roeselare dat we over een bredere kern beschikken. We hebben twee goeie spelverdelers, vier evenwaardige receptiehoekspelers en twee uitstekende opposites.”

Sidibé: “Ze kunnen voor individuele uitschieters zorgen, maar daartegenover plaatsen wij een onverdroten teamspirit. Je hebt in elke volleybalwedstrijd op bepaalde momenten nood aan een sterke individuele prestatie, maar wij rekenen daar niet op. Wij gaan voor het collectief.”

Wounembaina: “Eén speler kan je een wedstrijd doen winnen, maar met een plóég pak je prijzen. En dat is wat wij willen, titels winnen. Roeselare wil hetzelfde. Het wordt dus een hevige strijd, ça sera un match chaud.”

Sidibé: ( strijdvaardig) “We gaan hen een zwaar avondje bezorgen, daar mag je gerust van zijn. We hebben er vertrouwen in. We moeten met trots en lef spelen, il faut être méchant. Het is een belangrijke wedstrijd, de adrenaline zal ons voortstuwen.”

Wounembaina: “Het is normaal dat we voor zo’n match een beetje stress zullen voelen, maar dat is positief.”

Sidibé: ” C’est coup-gorge, in een bekerfinale is het erop of eronder. Dat vinden de fans er zo aantrekkelijk aan.”

Wounembaina: “En die zullen er – zo heb ik vernomen – in groten getale zijn. Dat was het mooie aan de bekerfinales die ik al gespeeld heb: er waren altijd veel toeschouwers.”

In de competitie presteert Roeselare constanter dan Maaseik dit seizoen. Hoe verklaar je dat?

Wounembaina: “Onze focus was inderdaad niet voor alle wedstrijden even scherp, dat moeten we durven toegeven. Confrontaties met Antwerpen, Puurs en Menen kostten ons drie punten. Die steken heeft Roeselare niet laten vallen. We mogen wel niet vergeten dat we tegen Puurs en Menen onze beide hoofdaanvallers misten, maar dan nog mag je het jezelf niet zo moeilijk maken.”

Sidibé: “Je mag er evenmin aan voorbijgaan dat we een paar dagen voor de wedstrijd tegen Puurs nog in Spanje volleybalden met de eerste plaats in de Champions Leaguepoule als inzet. Een beetje decompressie nadien is logisch, denk ik.”

Knaagt het niet aan het vertrouwen als je vijf sets nodig hebt tegen ploegen waartegen dat op papier niet zou mogen?

Wounembaina: “Nee, maar we moeten er wel de nodige lessen uit trekken. Je kan het ook zo bekijken: dat puntenverlies geeft ons weer een beetje extra motivatie om, bijvoorbeeld nu in de bekerfinale tegen Roeselare, te laten zien dat we wel degelijk heel goed kunnen volleyballen.”

Sidibé: “Nathan heeft gelijk: die wedstrijden hebben ons vertrouwen niet aangetast, misschien wel integendeel. Als je op achterstand staat en je kan nog winnen, dan geeft dat het geloof in eigen kunnen net een boost. Thuis tegen Menen kwamen we twee sets tegen één achter, maar we bogen de scheve situatie om en pakten de slotset met 15-4. In de tiebreak hebben we met andere woorden onze superioriteit getoond. Dat bewijst onze mentale weerbaarheid.”

Transitclubs

In de Champions League overleefden zowel Maaseik als Roeselare de poulefase. Twee teams uit een klein landje plaatsten zich tussen de twaalf beste clubs van Europa. Wat is jullie verklaring voor dat succes?

Wounembaina: “De Belgische volleybalcompetitie is niet van het niveau van de Italiaanse, Franse, Poolse of Russische, maar Maaseik en Roeselare hebben een reputatie opgebouwd. Het feit dat ze al jaren Champions League spelen, trekt spelers aan, goede spelers die wat graag deelnemen aan de belangrijkste Europese competitie.”

Sidibé: “Zowel Maaseik als Roeselare is een ’transitclub’. Veel volleyballers spelen zich hier in de kijker om daarna een transfer te versieren naar een topcompetitie. Ga maar eens na welke grote namen er hier allemaal gespeeld hebben. Dat neemt niet weg dat deze twee clubs een heel hoog niveau halen.”

Vergelijkbaar met wat je in Frankrijk en Turkije meemaakte?

Sidibé: “In Frankrijk zouden Maaseik en Roeselare bij de beste teams behoren. In Turkije zouden ze ook in de eerste tabelhelft staan.”

Niet helemaal bovenaan?

Sidibé: “Dat durf ik toch te betwijfelen. In Turkije is de laatste jaren heel veel geld te rapen met volleybal en dat lokte de absolute toppers van over de hele wereld: Brazilianen, Cubanen, Serviërs, noem maar op. Je kan stellen dat de Franse en Turkse competities een stuk homogener zijn. Vorig seizoen versloegen we met Bozkurt, een kleinere club in Turkije, de competitieleider met 3-0. Dat kan in Turkije perfect. Hier is dat nauwelijks of niet denkbaar. De kloof tussen Maaseik, Roeselare en Lennik enerzijds en de andere Ligaploegen anderzijds is daarvoor te groot.”

Je noemt Lennik. Dat wil zich inderdaad mengen in de debatten en de traditionele top twee doorbreken. Jij hebt er gespeeld, Nathan. Komen ze qua professionaliteit in de buurt van wat je beleeft in Maaseik?

Wounembaina: “Zonder afbraak te doen aan de verdiensten van Lennik, maar je kan het niet met elkaar vergelijken. Zowel op organisatorisch vlak als wat het speltechnische en -tactische betreft, staat Maaseik veel verder.”

Sidibé: “De professionaliteit hier kan moeiteloos de vergelijking aan met Frankrijk en Turkije. Het gaat dan niet alleen om het sportieve, maar ook de huisvestiging, de lonen die op tijd betaald worden et cetera. In Frankrijk heb je natuurlijk meerdere clubs waar de organisatie volledig op punt staat: Parijs, Tours, Cannes, Montpellier, Poitiers, Sète. Niet onlogisch als je weet dat zelfs in de Ligue B alle volleyballers prof zijn.”

‘Verbonden zijn’

Jullie hebben daarnet al aangehaald dat Maaseik over vier evenwaardige receptiehoekspelers en twee evenwaardige opposites beschikt. Hoe gaan jullie om met die concurrentie?

Wounembaina: “Bij Lennik was ik veel zekerder van een basisplaats, dat is een feit. Het is niet altijd even gemakkelijk, maar zonder concurrentie zou het spelpeil niet zijn wat het nu is. Hier ga je altijd tot het uiterste, zowel op training als in de wedstrijden om de coach te tonen waartoe je in staat bent.”

Niels Klapwijk was lange tijd buiten strijd, maar nu hij weer terug is, wordt het ook voor jou, Mory, vechten voor een plaats in de basiszes.

Sidibé: “Door het competitiesysteem en de Europese campagne heb je hier gedurende twee maanden tweemaal per week een wedstrijd. Daarom doet het al eens deugd dat je wat rust krijgt en even op adem kan komen. Donc, wat ik bij Maaseik meemaak, noem ik niet echt concurrentie. Ik zie het eerder als ‘verbonden zijn’ met een andere speler. Iedereen wil spelen, maar iedereen kán en zál ook spelen. Dat is een groot verschil met sommige andere ploegen, waar heel duidelijk afgebakend is wie basisspeler is en wie slechts sporadisch van de bank komt.”

Hoe zouden jullie elkaars kwaliteiten beoordelen?

Wounembaina: “Als opposite is Mory natuurlijk aanvallend heel sterk, maar vooral blokkerend en verdedigend is hij fenomenaal. Nog nooit zag ik een hoofdaanvaller die zo goed kan verdedigen, en dat zeg ik niet omdat hij mijn vriend is -ook onze coach Vital Heynen heeft dat trouwens al aangegeven.”

Sidibé: “Tja, hoe kan ik hem nu nóg meer bewieroken?”

( lachen beiden luid)

Sidibé: “Nathan is een superaanvaller, zijn pipe-aanval is heel spectaculair. Daarnaast werkt vooral zijn spelvreugde aanstekelijk. En net als ik springt hij heel hoog. Ik wil niet racistisch klinken, maar dat is genetisch bepaald, hé.” ( bulderlach)

Daarover gesproken, heb je al xenofobie ondervonden in België?

Sidibé: “Nee, totaal niet. We worden hier geaccepteerd zoals iedereen.”

Wounembaina: “Klopt, dat was wel anders toen ik in Egypte volleybalde. Daar heeft mijn geloof me geholpen om me het racisme te doen vergeten.”

Jouw vader, die predikant was, zou met pensioen gaan, vertelde je ons vorig jaar.

Wounembaina: “Ja, dat was het plan, maar hij is nog altijd predikant, hoor. Hij heeft een opdracht aanvaard voor twee jaar in Mali. Geloof blijft heel belangrijk voor mijn familie en voor mij.”

Ben jij ook gelovig, Mory?

Sidibé: ” Je suis spirituel, oui. In mijn familie zijn er zowel moslims als christenen. Zelf heb ik nog niet echt gekozen. Omdat ik met die twee godsdiensten ben opgegroeid, ken ik ze allebei. Ik begrijp niet zo goed waarom aanhangers van die religies niet altijd even goed overeenkomen. Aan de basis ligt een en hetzelfde geloof. Maar God is niet het enige wat ons bindt, hé Nathan?” ( lacht)

Jullie komen ook naast het terrein goed overeen?

Sidibé: ” On se comprend, oui. We spelen vaak samen op de PlayStation. In één woord, Nathan is cool.”

Wounembaina: “Ik denk dat we allebei levensvreugde uitstralen. Ondanks het koude weer is dat toch wat we willen uitdragen.”

DOOR ROEL VAN DEN BROECK – BEELDEN: REPORTERS

“Nog nooit zag ik een hoofdaanvaller die zo goed kan verdedigen.”

Nathan Wounembaina over Mory Sidibé

“Zijn spelvreugde werkt aanstekelijk.”

Mory Sidibé over Nathan Wounembaina

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content