Jean-Michel Martin won de 24 uur van Spa-Francorchamps al vier keer. Afgelopen weekend beleefde hij de editie van dit jaar op een andere manier.

Vier keer was Jean-Michel Martin laureaat van de 24 uur van Spa, maar de kans op een vijfde zege (tenminste als rijder) liet hij vorig weekeinde aan zich voorbijgaan. Binnen het team Inno-Zakspeed, dat uiteindelijk beslag legde op de vijfde plaats, ontdekte hij een ander facet van de race.

Twaalf maanden geleden stond je nog aan de start van de 24 uur van Spa. Deze keer liet je verstek gaan. Waarom ?

Jean-Michel Martin : In 2002 had ik met de Porsche 996 GT3 effectief weinig tijd nodig om het goede ritme te pakken. Maar eigenlijk moet je meteen competitief zijn om een plaats in een ambitieuze ploeg te verdienen. En om competitief te zijn in de toerismeklasse, moet je getraind zijn. Ideaal is zelfs dat je een heel kampioenschap rijdt. Diverse redenen, onder meer professionele, hebben me dat verhinderd. Daarom gaf ik de voorkeur aan een plaats aan de andere kant van de barrière.

Maar je wilde er wel per se bij zijn.

Deze wedstrijd heeft zo veel betekend in en voor mijn carrière, dat ik er absoluut nog eens bij wilde zijn. Daarom heb ik met hulp van Belgische partners een operatie in de steigers gezet.

Wat was daarin precies je rol ?

Ik heb al de verschillende stukjes van de puzzel verzameld : het budget, de wagen, het team, de rijders. Dan heb ik me op de algemene organisatie gestort en dat valt niet te onderschatten.

De belangrijkste sponsor is Belgisch. Twee van de drie rijders zijn Belgisch, we komen er nog op terug. Waarom heb je dan toch gekozen voor het Duitse team Zakspeed, dat we de laatste jaren amper op de internationale scène te zien kregen ?

In eerste instantie dacht ik dat de Chrysler Viper het meest geschikt was om in de clinch te gaan met de Ferrari 550, de Lister en de Saleen. Die wagens zijn misschien wat sneller maar anderzijds had de Amerikaanse GT voldoende bewezen in wedstrijden van lange adem. Maar dan nog moest ik een ervaren structuur vinden en tegelijk een structuur die vrij was. Ik dacht aan Zakspeed omdat dat team een solide erelijst kan voorleggen in de toerismeklasse, maar ook in de GT, bovendien net met die Viper die in Duitse en-durance-wedstrijden goed uit de verf was gekomen. De eerste contacten verliepen bijzonder voorspoedig, ik werd aan Duitse kant meteen de ambitie gewaar om de zaken goed te doen en te tonen welke knowhow ze in huis hadden in het FIA-GT-kampioenschap.

Drukte jij in de discussies de keuze voor de rijders door ?

Er waren twee oplossingen mogelijk. Of ik bracht drie Belgen mee om de expeditie volledig Belgisch te kleuren, of ik liet Zakspeed minstens één lid van hun gebruikelijke team opstellen. De tweede optie werd vlug doorgedrukt en er werd gekozen voor de Portugees Pedro Lamy om team te vormen met Didier de Radigues en Kurt Mollekens. Door de aanwijzing van Lamy verdwenen veel potentiële problemen. We kenden bijvoorbeeld meteen de eerste rijder, die de wagen zou afstellen en als eerste een scherpe chrono zou proberen neer te zetten tijdens de kwalificatieritten.

Hoe kwam je bij de twee Belgische rijders terecht ?

Ik wilde vlugge, ervaren, intelligente rijders met zin voor ploegwerk. Kurt Mollekens en Didier de Radigues beantwoorden perfect aan die definitie. Ik beschouwde ze ook als zeer complementair met Pedro Lamy, van wie we de erelijst in de Formule 1 kennen en die inmiddels totaal in het team van Zakspeed is geïntegreerd.

In tegenstelling met de meeste concurrenten gaf je de samenstelling van het team zeer vroeg vrij.

Dat klopt. We waren als eerste klaar en we hebben aan het organigram van het team ook geen enkele verandering meer aangebracht. We hadden de best mogelijke test doorstaan ter gelegenheid van de 24 uur van de Nürburgring, een lastige race – maar de Viper Zakspeed toonde dat hij de lange afstand zonder problemen aankon.

Wat was jouw rol tijdens het weekeinde ?

Zeker niet die van teammanager, Andreas Hainke kent die taak als zijn binnenzak. Ik hoopte zoveel mogelijk van mijn ervaring met de race in Spa in het team te pompen.

Ervaring zat, inderdaad. Herinner je je debuut in de 24 uur van Spa nog ?

Dat was in 1974, geloof ik. Aan het stuur van een Alfa Romeo 1600 GT. En op het grote circuit, dat van veertien kilometer.

En je eerste overwinning ?

In 1979, met een Ford Capri.

Vier keer won je de 24 uur van Spa. Maak je enig onderscheid tussen die overwinningen ?

Niet echt. Ik bewaar elke zege als een speciale herinnering. Samen met mijn broer winnen was een schitterend souvenir, daar kwamen sterke emoties aan te pas. 1987 was ook leuk, omdat we met Didier Theys en Eric Van de Poele een volledig Belgisch team vormden. En dan was er die zege van 1995 in een sprint : in de laatste ronde nam mijn ploegmaat Steve Soper de maat van diezelfde Eric Van de Poele. Maar een overwinning in een klassieker als de 24 uur van Spa krijgt altijd een aparte plaats in het geheugen.

Wat is het geheim van zo’n 24 uur ?

Geheim weegt als woord te zwaar. Ik zou het liever over het juiste recept hebben, niet gemakkelijk te vinden, trouwens. Je moet proberen een ketting te vormen waarvan de schakels allemaal even sterk zijn. Het helpt niets om over drie schitterende rijders te beschikken als het team in de stand niet tegen zijn taak opgewassen is. En omgekeerd geldt natuurlijk hetzelfde. Voorts is een kleine dosis geluk even zeer noodzakelijk.

Je hebt nog de tijd van twee rijders per team gekend. Nu is men geëvolueerd naar drie of zelfs vier rijders per team. Hoe schat je die evolutie in ?

Ik vind ze normaal omdat het ritme van het rijden enorm opgetrokken is. Door de bereikte snelheden van toen en de inmiddels volkomen voorbijgestreefde veiligheidsfactor, was Francorchamps vroeger zeer belastend op het mentale vlak, maar op fysiek gebied waren er relatief lange recuperatietijden. Bovendien waren de wagens een stuk fragieler, waardoor je als rijder een zekerheidsmarge moest inbouwen. Die trend is in de jaren tachtig helemaal gekanteld. Het circuit is perfect veilig geworden, maar gunt de rijders geen moment rust meer. En de wagens zijn veel minder breekbaar geworden en kunnen lange tijd tot het uiterste gaan. Daardoor is deze race eigenlijk veranderd in één lange sprint. Zo’n sprint kan een team niet langer meer met twee rijders afhandelen.

Na zich diverse jaren toegespitst te hebben op toerismewagens bekeert Spa zich nu tot de GT. Een goede keuze ?

Absoluut. Aanvankelijk liep ik niet warm voor deze koerswijziging, maar het succes kan niet worden ontkend. Kijk maar naar de editie van 2003. Er stonden minstens vijftien teams aan de start die voor de zege in aanmerking kwamen. Vergelijk dat eens met Le Mans waar één van de twee Bentleys bijna verplicht is om te winnen. Ik denk dat Spa de juiste bocht genomen heeft.

door Eric Faure

Het circuit is veilig geworden, maar gunt de rijders geen moment rust meer.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content