Indien alles normaal verloopt, tekent Frankie Vercauteren dezer dagen een driejarig contract als hoofdtrainer van Anderlecht. Na die periode treedt hij in dienst als technisch directeur. Dat is een opmerkelijk teken van continuïteit, want de kans dat een trainer in het stressgevoelige Brusselse voetbalbolwerk drie jaar overleeft, is niet erg groot. Het vertrouwen van de bestuurlijke top van paars-wit in Vercauteren is onbegrensd. Nogal bizar gezien het feit dat de voormalige middenvelder als trainer nog niets bewezen heeft. Alleen tijdens het seizoen 1998/99 trok hij de ploeg samen met Jean Dockx weer recht, na een catastrofale start die onder Arie Haan onder meer naar een historische laatste plaats in het klassement had geleid. Veel meer dan Vercauteren profileerde Dockx zich naar buiten uit toen als de spreekbuis van de ploeg. Hij gaf ook de trainingen en stelde de ploeg samen. Vercauteren voelde zich goed met een rol in de luwte.

Nu, op zijn 48ste, neemt de eeuwige adjunct toch de handschoen op. Aan de pure trainerskwaliteiten van Vercauteren twijfelen slechts weinigen. Hij is hard en rechtvaardig en desgevallend niet bang om tegen schenen te stampen. Hij pakt voetballers die zich niet aan de regels houden genadeloos aan. Aan zo’n harde hand hebben sommige ingedommelde pseudo-vedetten ongetwijfeld behoefte. De vraag is alleen of een hoofdtrainer dezelfde omgangsvormen kan hanteren als een assistent. Vreemd was het in ieder geval om Vercauteren te horen verklaren dat hij geen boetes wil geven en al evenmin de noodzaak voelt om veel op afzondering te gaan. Enige mildheid past niet bij Vercauteren, maar hij is leep genoeg om te weten dat hij een groep niet mag shockeren of bruuskeren. Spelers zijn bij machte hun trainer te kraken. Hoe veeleisender een coach is, hoe kwetsbaarder hij zich in feite opstelt. Zeker als de resultaten tegenvallen. Dat blijft de enige barometer. Voor Vercauteren valt het alleen maar te hopen dat die uitslagen hem de ruggensteun geven om zijn lijn door te trekken.

Nog belangrijker dan de aanstelling van een nieuwe hoofdtrainer is de vraag met welke ploeg Anderlecht volgend seizoen zal aantreden. Het vertrek van Aruna Dindane staat vast, Vincent Kompany en Christian Wilhelmsson zullen wellicht volgen. En voor een volgevreten voetballer als Walter Baseggio kan er onder Vercauteren geen plaats meer zijn. Anderlecht toonde interesse voor Marius Mitu, Daniel Cruz en Laurent Delorge, maar dat zijn – net zoals de intussen op de bank verzeilde Christophe Grégoire – niet echt de voetballers waarmee je punten pakt in de Champions League.

Het probleem van Anderlecht is dat het naar dat soort spelers moet grijpen om leemtes op te vullen. Los daarvan heeft de ploeg hoe dan ook behoefte aan een nieuwe injectie en een andere mentaliteit. Niet erg goed is het daarom dat Pär Zetterberg, de belichaming van het verleden, besloten heeft nog een jaar door te gaan. De meeste voetballers kunnen kennelijk zelf het moment niet bepalen wanneer ze moeten stoppen. Bij Zetterberg ligt de situatie zoals bekend complex. De Zweed krijgt na zijn carrière een functie als scout, terwijl het nog maar de vraag is of hij daarvoor wel de nodige kwalificaties heeft. Een echt voetbalbeest is Zetterberg nooit geweest. Je moet afwachten of hij het zal kunnen opbrengen om van het ene in het andere vliegtuig te stappen om overal in de wereld talent op te sporen.

Volgend weekend beleeft de competitie een scharniermoment. Als Anderlecht op RC Genk wint, blijft het een kandidaat voor de titel. Club Brugge, dat in zijn laatste vijf wedstrijden drie keer op achterstand kwam, draait stroef en schept nauwelijks kansen. Er is bovendien een stuk gretigheid uit het team verdwenen. Op La Louvière zal zaterdag moeten blijken of de knop weer kan worden omgedraaid.

Blauw-zwart leek zich het voorbije jaar sportief te willen wapenen voor de toekomst, maar het is vreemd om vast te stellen dat van de vijf spelers die de voorbije twaalf maanden werden aangetrokken alleen Bosko Balaban speelt. Victor en Jonathan Blondel zitten op de bank, Manaseh Ishiaku kan de draad niet oppikken, Michael Klukowski nog veel minder. Trond Sollied en Marc Degryse verklaren naar buiten uit dat ze veel met mekaar overleggen. Maar je moet blind zijn om niet te zien dat er over een aantal (sportieve) dingen anders wordt gedacht.

Zelfs als Club Brugge de titel pakt, heeft het in zijn technische staf nood aan vernieuwing. Vijf jaar met dezelfde trainer is lang. Zes jaar nog langer.

door Jacques Sys

Een veeleisende trainer is kwetsbaar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content