Bart De Roover verliet tweedeklasser Waasland-Beveren om Francky Dury

op te volgen bij Zulte Waregem. Zaterdag leidde de Kempenaar voor het eerst

een training aan de Gaverbeek. ‘Ik probeer uit een voetballer te halen wat erin zit, dát is mijn benadering. ‘

In het trainerskantoor van Zulte Waregem is het interview zo’n drie kwartier aan de gang als Bart De Roover, tijdens het formuleren van een antwoord, zijn linkerarm over de rugleuning wil gooien van de bureaustoel waarop hij zit, om even achterover te hangen. Hij botst met zijn hand op het zwarte leer achter zijn hoofd. “Oei,” monkelt de nieuwbakken proftrainer, “die stoel is hoger dan ik dacht.” Hij kijkt om. “Wat een fauteuil.” Een fijne lach moet een spatje gêne wegjagen. Ook als hij iets later een rist maagdelijke notablokken uitpakt die hem zijn toegestopt, en een nog ongeopend pakje plastic hoesjes, zwemt De Roover wat in onwennigheid. Hij dropt ze op een bijtafeltje, naast enkele zakken die uitpuilen van de paperassen. Intussen knikt hij naar enkele kastjes. “Die zitten allemaal al propvol, op enkele dagen tijd. En deze ook. Ik word overstélpt met informatie. En eigenlijk gaat het maar om één ding: dat wat er op de groene akker gebeurt. Die lap van 60 meter op 110, dáár is het te doen. Ik ben een voetbaltrainer van een voetbalploeg, we zitten hier in een voetbalstadion. Voetbal is het kernwoord. Alle andere elementen moeten in functie daarvan staan, ze horen rond de spelersgroep een koepel te vormen en die moet je proberen sluitend te houden.”

Geen uitleg

U liet in verscheidene kranten verstaan dat de aanbieding van Zulte Waregem voor u nogal abrupt kwam. Toch viel uw naam al in 2007 bij Germinal Beerschot en toonde onlangs ook KV Mechelen interesse. U voelde het toch een beetje aankomen?

Bart De Roover: “Ik was daar totaal niet mee bezig. Waarschijnlijk kom ik nu heel ongeloofwaardig over, maar het is de waarheid.”

Kan u zelf verklaren waarom uitgerekend u de aandacht trok van verscheidene eersteklassers? Er zijn in tweede klasse nog trainers die goede resultaten boeken en daarnaast een bekendere naam hebben én ervaring in eerste klasse, Francky Van der Elst bijvoorbeeld.

“Ik heb daar absoluut geen uitleg voor, sorry.”

Praatte u de afgelopen jaren met Germinal Beerschot toen die club een nieuwe trainer zocht?

“Ik was tot enkele weken geleden vertegenwoordiger bij Banden Donckers. Dat bedrijf heeft een stoel op het Kiel. Af en toe volgde ik er eens een wedstrijd. Met Zwarte Leeuw speelde ik in derde klasse ook nog tegen het toenmalige Germinal Ekeren. Je leert dan wel mensen kennen.”

Praatte u onlangs met KV Mechelen?

“Dat is niet belangrijk.”

“Ik kende hier niemand. Afgelopen seizoen zat ik hier zelfs niet één keer op de tribune.”

Met Red Star Waasland werd u afgelopen seizoen zesde in tweede klasse. De club stapte vorige maand in een samenwerking met Beveren. Was dat een reden om er weg te gaan of veeleer een argument om te blijven?

“Absoluut dat laatste. Waasland had een kleine supportersvijver en niet al te veel uitbreidingsmogelijkheden. Dit is een eerste stap naar een grote club. Je kunt een ruimer publiek aanspreken, gebruikmaken van een betere accommodatie, het sponsorenaantal laten aangroeien én uit de twee spelersgroepen een kern distilleren met heel veel potentieel.”

Spreekt u nu over een toekomstige eersteklasser?

“Dat is op termijn misschien een optie. Nu Lierse en Eupen weg zijn uit tweede klasse, kunnen heel veel ploegen bovenaan meedingen.”

Wat trok u over de streep om dat project achter te laten en in te gaan op het aanbod van Zulte Waregem?

“De eerste klasse, ik volgde de Pro Licensecursus niet voor niks. Zo’n mogelijkheid krijg je niet elke dag.”

Bal in de nek

De jonge voetballiefhebbers kennen u helemaal niet, legt u voor hen eens uit wat voor speler u was?

“Een goede clubspeler die probeerde te voetballen volgens zijn mogelijkheden en zich ook heel bewust was van zijn mindere punten.”

Wat waren die mindere punten?

“Heb je even? ( lacht) Nee, serieus, je moet weten wat je kan en wat niet. Daar vond ik na verloop van tijd een evenwicht in. Mij moest je niet vragen om de bal in mijn nek te leggen en 27 keer hoog te houden.”

U doet nu wel wat bescheiden, maar u versierde wel vijf caps bij de Rode Duivels.

“Je moet alles in zijn context bekijken. In die tijd zaten we met Lierse in een heel goede periode en de groepsgeest was gewéldig sterk. Een individu is afhankelijk van het collectief en als individu moet je je inpassen in dat collectief. Tegelijkertijd moet je je plaats kennen.

“In 1997, het kampioenenjaar van Lierse, was er voldoende kwaliteit in de kern, maar het enthousiasme en de gretigheid waren dat seizoen zeker even bepalend. Op een gegeven moment paste ik in het profiel van de speler die Georges Leekens, toen ook bondschoach, dacht nodig te hebben: een jongen die heel goed in de organisatie kon spelen en de mouwen wilde opstropen.”

U speelde in het centrum van de verdediging. Het was Aimé Anthuenis die u bij Lokeren omvormde van aanvaller tot verdediger.

“Dat kwam door omstandigheden. Toen we eens tegen Anderlecht moesten spelen, miste Aimé veel jongens door blessures en schorsingen. Hij zocht iemand om Edi Krncevic in bedwang te houden en schoof mij naar achteren, omdat ik kopbalsterk was. Dat viel zo goed mee dat ik er bleef staan.”

Omgaan met kapitaal

De lijst van trainers onder wie u speelde, is indrukwekkend.

“Geweldige persoonlijkheden: Aimé Anthuenis, René Van-dereycken, Walter Meeuws, Lei Clijsters, Erik Gerets, Georges Leekens, Herbert Neumann en Henk ten Cate.”

Onder welke trainer boekte u de grootste vooruitgang?

“Ja… ( lacht) Die voelde ik aankomen. Van elke trainer steek je iets op.”

Ja, die voelde ik ook aankomen, maar antwoordt u toch maar eens. Welke trainer maakte van u een betere speler?

( stilte) “Een trainer kan een speler toch niet beter maken? Ik probeer uit een voetballer te halen wat erin zit, dát is mijn benadering. Via overleg en trainingsvormen, al dan niet aangepast aan het individu, tracht ik ervoor te zorgen dat een speler zich goed voelt, om zo het maximum uit hem te puren. Je moet inzicht krijgen in het brede gamma van factoren die daarbij een rol kunnen spelen. Ik ben op dat vlak begaan met mijn spelers. Vaak leverde een club grote inspanningen om een jongen te halen. Dat betekent dat je als trainer omgaat met een vorm van kapitaal. Met geld ben je zorgzaam. Anderzijds moet je ook niet te diep spitten. Voetbal blijft voetbal, dat is een simpel spel. Het moeilijke is: het simpel houden.”

Er wordt vaak gezegd dat een trainer spelers beter maakt.

“Als jij met links niet kunt trappen, zal ik je met die voet nooit twintig goede centers zien geven. Dat bestaat niet. Maar we kunnen er via een positiewissel voor zorgen dat je altijd bij je rechtervoet uitkomt, waarmee je wél goede voorzetten geeft. De creativiteit, organisatie en duelkracht die in iemand zitten, verander je ook niet. Maar als een jongen sterk is in de duels en het net daarvan moet hebben, moet je er wel voor zorgen hij vaak in duel kan of moet gaan. Zo laat je hem meer tot zijn recht komen. Maar hem beter maken, nee… Ik kan spelers wel beter laten samenspelen.”

Welke van uw trainers liet u tot uw recht komen?

“Anthuenis bracht mij door zijn enthousiasme en gedrevenheid tot bepaalde inzichten. Als jonge gast dacht ik: Lokeren, wow, eerste klasse… Bij Zwarte Leeuw trainden we drie keer per week en naast het veld werd er vooral gelachen. Door de manier waarop Aimé communiceerde, pikte ik op dat ik de zaken naast het voetbal ook moest verzorgen: voeding, bijtrainen… Vandereycken kon dan weer een elftal op tactisch vlak neerzetten en liet je meedenken met de ploeg. Onder hem leerde ik om niet enkel te focussen op mijn eigen prestatie. Bij Gerets begon ik mee te coachen. Gerets kon heel goed inspelen op de kwaliteiten van zijn spelers. Die wist precies wat je kon. Dát vroeg hij van je, niet meer. Wat hij aan de ene vroeg, vroeg hij niet aan de andere, en omgekeerd.”

Ezelsbruggetjes

Wat voor een trainer bent u?

“Een enthousiaste. Ik probeer goed en kordaat met mijn groep te werken.”

Zit er nog veel van de voetballer Bart De Roover in de trainer Bart De Roover?

“Onlangs speelde ik met enkele andere oud-spelers mee tijdens de afscheidsmatch van Nico Van Kerckhoven. Ik genoot toen weer enorm van de kleedkamerhumor, die zo terug naar boven kwam. Met mekaar dollen en plezier maken, dat is toch schitterend? De kleedkamer bepaalt alles.”

Bedoelt u nu dat u als trainer die kleedkamersfeer een duwtje in de rug probeert te geven?

“Je kunt dat niet forceren, maar er zijn misschien wel ezelsbruggetjes.”

Teambuilding?

“Die was hier al voorzien in de voorbereiding, maar is in samenspraak nu uitgebreid, ja. Er staat een sessie bij Johan Desmadryl op het programma. Ik vind dat belangrijk, niet alleen omwille van het speelse karakter, maar ook om te benadrukken dat spelers elkaar nodig hebben én dat moeten durven toegeven. Dat hoeft niet eens altijd braaf gezegd te worden, we spelen geen flauw spel. Een voetballer mag gerust eens tegen de enkels schoppen van een jongen die voor hem bepalend kan zijn en roepen: ‘Verdomme, man, jij moet hier evenveel werken als ik!’ Zolang ze elkaar maar respecteren.”

Hoe streng bent u? Matte Janssens, voormalig sportief coördinator bij Cappellen, zegt: ‘Eigenlijk staat hij voor het principe: my way or the highway. ‘ Cisse Severeyns, die bij Cappellen onder u speelde, betwijfelt dan weer of u wel streng genoeg bent om in de eerste klasse te werken.

“Natuurlijk ga ik met een jonge gast van twintig anders om dan met Cisse, die 36 was toen ik met hem werkte. Cisse moest ik niet meer leren voetballen, maar net ruimte bieden. Hij was een speelvogel. Als je hem dat speelse afneemt, perk je zijn kwaliteiten in. Voor hem was ik minder streng dan voor een speler die het van zijn organisatie moet hebben. Maar, toegegeven, diegene die met mij kan botsen, moet al raar doen.”

Welk soort voetbal wilt u brengen met Zulte Waregem?

“Daar doe ik nog geen uitspraken over. Ik wil voetballen volgens de mogelijkheden van mijn groep. Wat die mogelijkheden zijn, kan ik nu nog niet inschatten.”

Wat is een gelijkenis tussen u en Francky Dury?

“We kunnen, denk ik, allebei trouw zijn aan een club.”

Het vertrek van Franck Berrier opvangen, lijkt nu een van de belangrijke kwesties bij Zulte Waregem. Hoe wilt u dat doen?

Berrier was een bepalende figuur, op en naast het veld. Ik zie op dit moment nog geen jongen die dat kan overnemen, maar ik vertrouw erop dat zich snel en automatisch een opvolger binnen de kern zal ontpoppen. Andere jongens met veel mogelijkheden zullen nu hun meerwaarde tonen. Sowieso moeten we dat vertrek collectief opvangen, het individu blijft ondergeschikt. En laat ons vooral niet al te veel meer zeuren over Berrier. Je moet niet op problemen focussen, maar naar oplossingen zoeken.”

door kristof de ryck – beelden: jelle vermeersch

Diegene die met mij kan botsen, moet al raar doen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content