Net geen jaar is het geleden dat Michel D’Hooghe op een FIFA-congres in Zürich een aaneenschakeling van de gruwelijkste overtredingen uit het internationale topvoetbal toonde. De beelden bleken zo confronterend dat het muisstil werd in de zaal. Tot veel bezinning heeft het allemaal niet geleid. De verwildering en verruwing op het veld nam intussen buitenproportionele vormen aan. Moedig is het daarom dat de Nederlandse bondscoach Bert van Marwijk vorige week de voor Manchester City uitkomende Nigel de Jong uit de selectie gooide nadat die, niet voor het eerst in zijn carrière, over de schreef was gegaan en met een horrortackle het kuit- en scheenbeen van Newcastlespeler Hatem Ben Arfa brak. Van Marwijk – het moet juist worden gekaderd – nam de sanctie mede onder druk van de publieke opinie. Op hetzelfde moment deed Manchester City alsof er niets was gebeurd.

Trainers dragen een grote verantwoordelijkheid voor de attitude van hun spelers. Maar ook zij hebben al lang grenzen overschreden. Er zijn trainers die oorlogstaal in de mond nemen en zich in hun pogingen om spelers op te naaien een despotische houding aanmeten. Alle middelen zijn kennelijk goed om de tegenstander het voetballen te beletten. Toen Axel Witsel vorig jaar na zijn huiveringwekkende aanslag op Marcin Wasilewski voor elf weken werd geschorst, vermocht Standard het zelfs nog om daartegen in beroep te gaan.

Er is sprake van een alarmerende normenvervaging in het voetbal, een uitloper van een maatschappij waarin fatsoen en wederzijds respect tot vage begrippen zijn uitgegroeid. Zeldzaam zijn de trainers die wat dat betreft de vinger in de wonde leggen. Na de Europese wedstrijd van Club Brugge op Villarreal zette Adrie Koster de drieste Jonathan Blondel op de bank omdat die de Spaanse spelmaker Cani van het veld had getrapt. En toen Dorege Kouemaha eerder in de derby tegen Cercle een kopstoot uitdeelde, kreeg hij van de club een alternatieve straf. Dat is lovenswaardig. Maar dat zowel Kouemaha als nu Blondel niet meer met de media wenste te praten nadat ze werden bekritiseerd, is ook al veelzeggend: spelers zijn zich van geen kwaad bewust. Want ze leven in een artificiële wereld en voelen zich, veelal omringd door jaknikkers, boven alles en iedereen verheven. Het geeft hen een vrijbrief om zich alles te veroorloven.

Veel van wat er zich in wedstrijden afspeelt, heeft ook te maken met wat er buiten het veld gebeurt. Ook op de tribunes is er, zeker in dit land, al lang sprake van een gebrek aan ethiek. De voortdurende kritiek van sommigen op scheidsrechters zorgt voor een grimmige sfeer die de ontluisterende werkelijkheid doet vergeten. Die is dat je tegenwoordig overtredingen ziet waarin voetballers in pure commandostijl doelbewust en met de duidelijke intentie te blesseren het been van een collega breken.

In dit ontspoorde voetballandschap is de rol van de scheidsrechter determinerend. In de strijd tegen alle excessen moeten ze in een voetballandschap dat steeds meer overhelt naar kracht en fysiek harder en consequenter optreden. Het is, naast een veel langere schorsing, het enige afschrikmiddel.

Maar ook naast het veld is er nood aan een andere moraal. Dat de bestuurstop van Standard na het incident Witsel-Wasilewski lang weigerde om met Anderlecht te praten, is daar een voorbeeld van. Alsof de schuld van de aanslag in de Brusselse bestuurskamer lag. Maar het is tekenend voor de voetbalsport, waarin men doorgaans niet veel verder komt dan te kijken naar dat wat er voor de eigen deur gebeurt. Dat leidt tot verblinding. En tot een klimaat waarin slechts weinig trainers en bestuurders weten hoe ze met wangedrag op het veld moeten omgaan.

Hoe uniek de morele boodschap ook is die Bert van Marwijk vorige week gaf, veel meer dan een voetnoot zal het uiteindelijk niet zijn.

door JACQUES SYS

Ook trainers zijn verantwoordelijk voor de attitude van hun spelers.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content