Geen voetballer die sinds zijn transfer de wereld náást het veld zo in tweeën verdeelt als Steven Defour (20). Welke mens schuilt er eigenlijk in de kapitein van Standard?

Het mag vergezocht klinken, maar er zit iets van Steven Defour in de ringtone van Paul Stefani’s gsm. Alsof Half a boy and half a man door Nick Lowe voor hen is geschreven – He ain’t a fool, but he’s a tool. De makelaar, die al 41 jaar in het vak zit, behartigt sinds zijn turbulente transfer naar Standard in 2005 de belangen van Defour.

Paul Stefani: “We gaan vaak samen een crème glace eten. Dat doet Steven graag. Dame blanche. We waren eens naar een supportersclub met een etentje geweest en dan roepen ze door de micro om: ‘Zo direct komt het dessert, maar één zaak hebben we helaas niet: dame blanche!’ ( schatert) Dat heb ik hen dan ingefluisterd en dan weet Steven al genoeg, hé.

“En lompe moppen vertellen … Van dat meisje dat haar rijexamen gaat doen en vijftig keer rond een rotonde rijdt omdat er een bord met 50 stond. Ze is niet geslaagd en als ze dat aan haar vriendin vertelt, zegt die: ‘Dat kan toch niet. Je hebt je zeker vergist in het tellen!’ ( lacht)

“Onze karakters passen bij elkaar: ik heb mij altijd voorgehouden dat je het leven van de zonnige kant moet bekijken. Ik ben nooit depressief. Steven ook niet. Toen ik bij Schalke kwam, zei Rudi Assauer altijd: als je hier komt en we doen zaken, dan lachen we ons kapot. En als je hier komt en we doen geen zaken, dan lachen we ons óók kapot. Zo is Steven ook: hij wil kunnen lachen.”

De tondeuse erin

De vrolijke kant van Standards kapitein komt nog het meest naar voren als er kinderen in de buurt zijn.

Stan Van den Buijs, vorig seizoen assistent-trainer bij Standard: “Hij voetbalt zó graag, op dat gebied is hij zelf nog een kind. Ik heb via een vriend van mij geregeld gekregen dat hij in alle voetbalkantines in België een promotiecampagne kan doen voor Roycosoep. Die opnames zijn gemaakt met twee kinderen erbij. Wel, daarna staat hij dus met die twee gewoon te sjotten. Zijn vriendin stond bij mij en die zei het ook: op dat gebied is hij als een kind, hé.”

Willy Mraz, die hem bij Genk in zijn pleeggezin opnam: “Zijn karakter was altijd: spelen, lachen, plagen. Hij deed je altijd schrikken: ‘Pas op, achter je!’ En daar had hij plezier in als dat lukte. Den Duffe was: het leven alleen langs de mooie kant.

“De eerste keer dat ik hem zag staan, dacht ik: kan die voetballen? Trainingsbroek aan, handen in de zakken, klak scheef, lang haar, onverzorgd. Den Duffe besteedde geen aandacht aan kleren: de eerste keer dat hij een kostuum van de club moest aandoen, hebben we hier staan lachen. Zo kenden wij den Duffe niet. Ik denk dat hem altijd iemand moet zeggen: doe je haren zo of kleed je zo.”

David Hubert voetbalde met Defour bij KV Mechelen en Racing Genk en zat met hem op de topsportschool in Leuven. “Ik denk dat de manier waarop hij zijn haren later droeg de invloed is van anderen,” zegt hij, “want Steven zelf is daar niet echt mee bezig. Vroeger was dat: de tondeuse erin en zo kort mogelijk. Zijn pa deed dat, net als de mijne, en dan kwam hij vaak op de club met nog een paar van die haren die te lang waren ( lachje). Neen, Steven was nooit iemand die met zijn uiterlijk bezig was.”

Stan Van den Buijs: “Zijn vriendin is daarin heel belangrijk voor hem, een goeie tegenpool, want Steven is een beetje een chaoot, nonchalant. Als je hem een foto vraagt of zo, kan het blijven duren. Dat is ook een uitlaatklep. Als hij dat leven buiten het voetbal ook zou moeten organiseren, komt hij nooit tot rust. Zo kan hij dingen voor een stuk van zich afzetten. Maar als ik hem bijvoorbeeld vraag om langs te komen in een café bij een gehandicapte supporter, is hij daar wel meteen toe bereid.”

Ja, ja, ja, …

Vincent Stevens, zijn jeugdtrainer bij KV Mechelen: “Steven was heel licht, hij kreeg veel stampen. In sommige wedstrijden werd hij gewoon uit de wedstrijd geïntimideerd. Ik ben weer in die wedstrijdverslagen gaan kijken: als hij de vrijheid kreeg, was hij niet af te stoppen, maar als een Lierse of Sint-Truiden daar een man of twee op plakte, die kapten en sneden, dan was het gedaan met Steven en kwam hij niet meer uit zijn hoek. Maar hij heeft zich later enorm ontwikkeld als persoonlijkheid.

“Hij kon toen al niet tegen zijn verlies. Maar tegen dat hij bij de -14 speelde, begon hij te beseffen dat verliezen niet alleen zijn schuld was, maar van het hele team. Dan begon hij wel wat mensen op hun plaats te zetten, terecht te wijzen. Buiten de wedstrijden was hij tot zijn veertiende een stille jongen. Heel lief manneke.”

Willy Mraz: “Hij is misschien geen burgerlijk ingenieur, maar de dingen des levens had hij rap door. Als ik hem dingen ga vertellen, gaat hij zeggen: ja, je hebt gelijk, maar er toch zijn eigen mening over hebben. Dat is het spijtige, ook tegenover zijn vader. Jacques kon tijdens het uur dat ze vroeger in de auto richting Mechelen reden veel bijpraten, zaken die op zijn lever lagen, maar hij is dat contact wat kwijtgeraakt. Maar Duffe trok zich daar waarschijnlijk toch niet veel van aan. Hij zei dan wel altijd ja, ja, ja, … om van dat gezever af te zijn, maar dan deed hij uiteindelijk toch wat er in zijn kopke zat.

Tom Caluwé en Jan Verlinden waren zijn helden bij Mechelen. Op dat moment waren dat uitblinkers. En Janneke Verlinden … dat was iets speciaals om naar te kijken: erg visueel, terwijl je als trainer dacht: hij maakt nogal veel fouten … Een ongelooflijke inzet ook en die expressie van: ik ga die bal er direct in krijgen. Hij zou los door een muur gelopen zijn. Op een kleine van tien jaar moet die een ongelooflijke indruk gemaakt hebben.”

Ronny Van Geneugden kreeg Defour als vijftienjarige twee jaar bij de beloften van Genk, waar hij daarna in de eerste ploeg debuteerde. “Hij was in die twee jaar vooral dominant in de wedstrijd en met zijn voeten”, weet Van Geneugden nog. “Hij was op een rustige manier aanwezig. Je hoorde hem niet meer dan een ander. In die periode was er een verschil tussen de voetballer op het veld en de persoon daarbuiten. Hij was als voetballer verbaler, veel meer aanwezig. Daarbuiten was hij rustiger, volgzamer, niet iemand die de kar trok, maar iemand die meedeed met de groep. Hij lag perfect in de groep, maar je hoorde hem heel weinig in de kleedkamer. Hij was ook de jongste van de kern. Hij maakte gewoon indruk door zijn kwaliteiten als voetballer: volwassen spelen, temporiseren, dominant zijn door de bal op te eisen. Zoals hij er op het veld boven uitstak, zo op de achtergrond bleef hij naast het veld in die jaren.”

Bram Cottyn zat met Defour in de kleuterklas en de lagere school en speelde met hem bij Zennester Hombeek en KV Mechelen. “We hebben De Kreuners nog geplaybackt op bosklassen in de lagere school. ‘Ik wil je!’ Steven was gewoon de toetsenist.”

Roland Breughelmans, jeugdcoördinator van Genk: “Ik heb bij Steven als persoon altijd een goed gevoel gehad – het is een braaf menneke, geen moeilijke jongen. Hij is een winnaar en hij wist toen hij hier als snottebel binnenkwam waarvoor hij ging. Maar de winnaar in hem wordt soms geconfronteerd met het gegeven dat het voor sommige zaken misschien nog wat vroeg is. Hij is dan zelfkritisch genoeg om te weten wat hij brengt of nog niet brengt. Dat kan hij goed inschatten.”

David Hubert: “Hij is door vroeg om te gaan met oudere mensen sneller volwassen geworden dan normaal. Ik was bij KV Mechelen zijn kapitein en ik moest hem altijd tegenhouden. Een beetje zoals mijn vader met zijn vader moest doen. Het was iemand die altijd tegen slechte beslissingen van scheidsrechters inging.”

Scout van 14

David Hubert: “Het was fijn samenspelen met hem, hij wou altijd winnen. Sommige uitspraken in de kranten zijn volgens mij meer een gevolg van zijn karakter op het veld, dat doorwerkt ernaast. Steven was een van de spelers die zich meer opjaagden als er iemand een slechte pass gaf en dan zelf iets probeerden als het niet lukte. Het was iemand die altijd naar oplossingen zocht. Voetbal was zijn leven. We sliepen in dezelfde gang op het internaat van de topsportschool. Ik kwam tijdens de examens soms met een vraag naar zijn kamer en dan lag hij vaak gewoon te slapen omdat we ’s avonds training hadden.”

Stan Van den Buijs: “Hij rust heel consequent: ’s namiddags is hij bijna nooit bereikbaar omdat hij dan slaapt. Hij leeft in functie van het voetbal. Iedereen zegt dat hij een rotkarakter heeft en op het veld is dat ook zo: hij doet er alles aan om te winnen. Steven heeft zoveel liefde voor het spel en het voetbal, als ze hem dat afnemen, door hem op de bank te zetten bijvoorbeeld, dat is …

“Als hij voelde dat hij of iemand anders op een andere positie moest gaan spelen, was hij daarmee bezig. Dan kwam hij vragen: gaan we zo spelen? Of zo? Dan riep MichelPreu-d’hommehem wel eens bij zich om daarover te spreken. Hij is daar heel veel mee bezig en zeker niet alleen met zichzelf. Daardoor wil hij soms overal zijn. Als je hem op de tien laat stilstaan, gaat hij daarom niet renderen. Hij zal nooit voor zichzelf gaan spelen. Hoe grootser de omstandigheden, hoe meer lef hij heeft. Michel heeft hem kapitein gemaakt en die erkenning heeft hem ook een boost gegeven.”

Willy Mraz: “Op zeer jonge leeftijd voelde hij al wat wij later op het veld zagen: dat is geen simpele speler. Voetbal zal altijd op de eerste plaats komen voor hem. Hij wist al vroeg: ik ga voetballer worden. En zijn vader Jacques deed alles in functie daarvan.”

Vincent Stevens: “Bij Stevens debuut op Brussels heeft de Jacques een pakje sigaretten opgerookt in één time en telkens hij iemand van de bank zag opstaan om zich op te warmen – oei! – had hij schrik dat ze Steven gingen vervangen. Hij maakte zich continu zorgen, maar hij zag dat Steven altijd een ongelooflijke focus op voetbal had. Hij heeft bij Genk, met Ronny Van Geneugden, grote progressie gemaakt. Ik vind het schitterend zoals hij zich ontwikkelt. Een toernooi of een voetbalkamp, alle dagen voetballen en drie keer trainen per dag, dat was hem op het lijf geschreven. Dat deed hij enorm graag. Aan niks anders dan voetbal moeten denken.

“Ik deed destijds scouting voor de eerste ploeg van KV Mechelen en in de kleedkamer van de -14 heb ik ooit gevraagd wie er met mij wou meegaan, want mijn vaste maat had afgezegd. Niemand zei een woord, ook Steven niet – hij is nooit de mondige speler geweest die hij nu is. Ik denk dat hij die omschakeling gemaakt moet hebben in de topsportschool, toen hij 16, 17 jaar was: mondiger geworden, zich meer laten gelden. Maar ik was nog geen vijf minuten thuis of ik kreeg telefoon van papa Defour of Steven mee mocht gaan scouten. Ik heb hem in het verslag van Beveren-Antwerp – dat is die fameuze match dat er een supporter van Antwerp naast de goal kwam staan en Stack die vol in zijn gezicht motte – vermeld als medescout. Daar is toen reactie op gekomen van het bestuur. Een van de -14 die scout? Maar dat is typisch Steven. Zó was hij daarmee bezig.” S

door raoul de groote – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content