Een jaar na zijn vertrek bij Anderlecht en zes maanden na zijn aanstelling als assistent-bondscoach amuseert Frankie Vercauteren zich nog steeds. ‘Ik mis het veld niet. Als ik erop sta, is dat leuk, maar het hoeft niet meer elke dag.’

Vorige week woensdag, 12 november 2008. In een zonovergoten etablissement met uitzicht op de basiliek van Koekelberg bestelt een goedgeluimde Frankie Vercauteren koffie. Dag op dag een jaar na zijn ontslag als hoofdtrainer van Anderlecht. Hij kijkt verrast op. “Echt? Ik onthoud geen datums.”

Wat herinner je je nog van die dag?

Frankie Vercauteren: “Ik moest eigenlijk niet op Anderlecht zijn. We hadden een vrije dag, maar de schoonmaakploeg was bij ons thuis en dan word ik lastig. Want waar je ook zit, overal komt er wel een stofzuiger voorbij. Gewoonlijk trap ik het dan af. Toen ik op de club arriveerde, vroeg men mij om bij de voorzitter te komen. Daarmee wist ik genoeg. Ik ben naar beneden gegaan en heb mijn bureau leeggemaakt.”

Kan je nu, één jaar later, eindelijk ophelderen waarom de breuk zo hard is gespeeld?

“Neen, ik kan en mag daar niets over zeggen. Wat sommigen ook beweren: ik heb er niet voor gekozen om mijn volgende job (technisch directeur bij Anderlecht, nvdr) níét te doen. Verder zeg ik daar niks meer over. Anderlecht is het verleden en ik heb een hekel om te leven met het verleden. Ik weet dat ik er iets heb betekend als speler en als trainer, en ik koester dat verleden, maar ik wil er niet aan herinnerd blijven worden. Het is genoeg geweest.”

Laten we het over de nationale ploeg hebben dan. Waarom ben je assistent-bondscoach geworden?

“Omdat ik iets wou doen dat combineerbaar was met de prioriteiten van het moment. Het voorbije jaar is er een geweest van tot rust komen en herontdekken van waarden die ik veel te lang vergeten was. Als hoofdtrainer word je geleefd en met jou de mensen rond jou. Nu doe ik weer mijn goesting.

“Ik doe dit echt heel graag. Ik mis het veld niet. Als ik erop sta, is dat leuk, maar het hoeft niet meer elke dag, al is het ook niet zo dat ik geen hoofdtrainer meer wilde worden.”

Lost de job je verwachtingen in?

“Ja, maar ik was verwittigd: ik heb veel met Demol(de vorige assistent-bondscoach, nvdr) gebabbeld (lacht). Door vooraf zo veel mogelijk inlichtingen in te winnen, kom je niet voor verrassingen te staan. Wanneer ik op Anderlecht werd verrast door iets wat volgens mij niet klopte, ging ik daarop in en verloor ik er energie aan. Nu niet meer: als er op de bond iets niet loopt zoals ik het wil, ga ik zelfs de discussie niet meer aan.

“Ik amuseer me. Het is prettig dat je meer tijd hebt dan als clubcoach. Je speelt ook alleen maar toppers, want elke wedstrijd is zo belangrijk dat je je geen misstap kunt veroorloven. Minder prettig is dat je je ploeg niet dagelijks kunt kneden, maar daar staat tegenover dat je ook niet wordt geconfronteerd met de problemen van elke dag met spelers en bestuur (grijnsje).”

Als assistent-bondscoach moet je spelers scouten. Dan kom je vast nog wel eens op Anderlecht.

“Dat hoeft niet. Ik kan ze ook op verplaatsing zien. Bovendien ken ik al die spelers vanbinnen en vanbuiten. Er komen er twee of drie in aanmerking voor de nationale ploeg: Legear misschien, maar die speelt zelden, Deschacht en Van Damme. Gillet ken ik het minst, maar hem heb ik ondertussen leren kennen bij de nationale ploeg. De vaste waarden hoef je ook niet zo nodig te scouten. Het is goed om te weten of Kompany goed of slecht heeft gespeeld, maar ik denk niet dat je hem niet selecteert, begrijp je?

“Ze hebben mij al uitgenodigd, hoor, zelfs voor de seats, en ook voor het boek en de tv-uitzending over 100 jaar Anderlecht, maar ik heb geweigerd. Eén keer ben ik wel nog terug geweest: voor de voorstelling van het boek van Erwin Vandenbergh. Erwin had me gebeld en ik had toegezegd. Toen hij me nadien de uitnodiging stuurde, bleek het op Anderlecht te zijn. Probleempje. Maar ik had het beloofd en dan hou ik mijn woord.”

Kwaliteit = resultaat

Kan het Belgische clubvoetbal je nog boeien?

(ontwijkend) Standard tegen Sevilla, Liverpool, Everton: ik heb het allemaal gezien. Maar AZ-PSV, wedstrijden in Frankrijk: dat is waar ik graag naartoe ga, want dat is het niveau waarmee wij worden geconfronteerd. En eigenlijk ben ik vooral in spélers geïnteresseerd, minder in wedstrijden.”

Je maakt nu van dichtbij kennis met de talenten van de vroegere concurrentie, zoals Defour, Witsel en Fellaini, maar ook met in het buitenland spelende jongens als Vertonghen, Vermaelen en Dembélé. Hoe is dat?

“Een enorme verrijking voor mezelf. Op Anderlecht werk je tenslotte in een kleine cocon: van de rest weet je weinig af, terwijl iedere club toch anders is. De meeste van die jongens zijn nog leergierig. Ze willen beter worden en staan open voor zaken die ze nog kunnen leren. Dat is interessant. Ik stap ook rapper op die jonge gasten af, omdat ik net als zij nieuw ben. Ik denk dat ze dat ook nodig hebben.”

Klopt mijn indruk dat je een speciale band hebt met Axel Witsel?

“Ik heb hem graag, ja. Hij is een jongen met veel potentieel en je kunt met hem communiceren zonder veel te zeggen. Hij staat altijd open voor commentaar. Pikt ook snel veel dingen op. Voor mij is hij een voorbeeld – maar niet het enige – van hoe de nieuwe generatie moet zijn.”

Je staat bekend om je vaak strenge oordeel over jong, bewierookt talent. Hoe goed is deze groep internationals volgens jou?

“Goed. Ik ben toch verrast geweest door de kwaliteit van een groot deel van de groep. Alleen vind ik dat ze geen excuses meer hebben. De Spanjaarden hebben ook een heel jonge ploeg, geloof mij. En je kunt toch niet zeggen dat Kompany, Defour en Witsel geen ervaring hebben? Het is belangrijk dat deze groep nu ook met resultaten bewijst dat ze kwaliteiten heeft. Iets omzetten in een resultaat, dát betekent volgens mij kwaliteit. En dan sta je op een WK. Hoe meer progressie we willen maken, hoe meer we zullen moeten bereiken. Dan is het WK het enige niveau dat hen nog beter zal maken, naast naar het buitenland gaan.”

Defour en Witsel zegden al dat ze hier niets meer te leren hebben.

“Daar ga ik niet mee akkoord. Vorig jaar verweet men hen dat ze alleen in de competitie presteerden, nu in de Europabeker. Er in alle omstandigheden om de drie dagen weer staan: dat kunnen ze hier wel nog leren.”

Geluk versus vorm

De WK-campagne is vier interlands ver, Frankie Vercauteren is erbij gekomen en de Rode Duivels leven weer. Wat is je geheim?

(onverstoord) Een deel van de kritiek was onterecht en op de persoon gespeeld. René(Vandereycken, de bondscoach, nvdr) heeft toch een aantal zaken bijgebracht, die men niet wil zien of gewoon niet ziet. Hij heeft een ploeg gebouwd, met nieuwe en jonge spelers die in het begin nog niet de kwaliteiten en de ervaring hadden die ze ondertussen wel hebben. René functioneert ook anders dan zijn voorgangers, maar dat vergelijkt men niet. Wel de resultaten, maar die waren al langer niet goed. Nu pas is het moment aangebroken dat men alleen naar het resultaat moet beginnen te kijken.

“Dat het voetbal ook een tijd niet goed was, kwam volgens mij door een dip in de generaties. Wij hebben niet de breedte om spelers zomaar te vervangen.”

Vooral op de rechtsachter blijft het zoeken, al overtuigde Anthony Vanden Borre wel tegen Spanje. Had jij geen haat-liefdeverhouding met hem?

“Líéfdeverhouding. Geen haat, integendeel, vraag het hem maar. Op een zeker moment was ik niet tevreden over bepaalde zaken. Dat is alles. Typisch voor Anthony zijn de hoogtes en laagtes. Zijn probleem is: bevestigen.

“Ik denk dat hij zich op zijn gemak voelt bij mij, maar ook dat hij wat schrik heeft. Hij heeft dat nodig, anders komt hij direct twee dagen te laat op training. In Italië krijgt hij de structuur en de discipline die hij nodig heeft, maar dat hij er niet als rechtsachter speelt, is een nadeel. Het maakt het moeilijk voor hem om een constante in zijn prestaties te leggen.”

Wat was het verschil tussen België en Spanje in die laatste interland?

“Ik denk dat wij beter in vorm waren en zij meer geluk hebben gehad. Onze kansen waren uitgespeeld, terwijl hun doelpunten te vermijden waren. We zijn afgestraft en dat is hun kwaliteit. Maar ik heb spelers bij ons gezien die zowel in Turkije als tegen Spanje geen enkel foutje hebben gemaakt en dat niveau dus ook in zich hebben.

“De ambities moeten altijd zo hoog mogelijk liggen: de eerste plaats dus. Alleen is de realiteit dat we vijf punten achter liggen op Spanje en nog naar ginder moeten. We hebben het dus niet meer in eigen handen. Niks moet, alles mag, maar toch: we móéten naar Zuid-Afrika. Voor deze ploeg is dat ook noodzakelijk, denk ik.”

Met Vandereycken én Vercauteren?

“Ik hoop het, echt waar. Een WK voor mij is de max, meer dan de Champions League. Toch als je daar maar nul punten pakt (grijnst).

“Een WK is een wereldgebeuren, er ontbreken maar weinig topspelers en iedereen die op deze bol tegen een bal sjot, kijkt ernaar. Kleppers als Argentinië en Brazilië zijn erbij en die spelers zie je ook wel in de Champions League, maar niet samen in één ploeg. Ik schat Argentinië en Brazilië hoger in dan AC Milan.

“Je moet wel alles al eens hebben meegemaakt om zo’n WK naar waarde te kunnen schatten. Als je nooit in de Champions League hebt gestaan of kampioen bent geweest, mis je toch iets. Ik heb titels gewonnen, een beker, in vijf Europacupfinales gestaan, halve finale van een WK gespeeld. Alleen de finale van het EK ’80 heb ik gemist. Ik weet wat het allemaal betekent, dan wil je nog wel eens pieken naar een WK.”

Is dit assistentschap een opstapje naar iets meer? Bondscoach misschien?

“Eigenlijk niet, neen, maar zeg nooit nooit. Zoiets hangt ook niet van mij alleen af. Ik heb een contract met drie datums: oktober 2009 als we uitgeschakeld zijn, november als we barrages spelen, en juli 2010 als we het WK bereiken. En ik heb een ontsnappings-clausule, maar ik ga niet zitten solliciteren ondertussen of bellen naar managers. Trouwens, misschien doe ik hierna wel iets buiten het voetbal.”

Tot slot: stel dat deze Rode Duivels Zuid-Afrika halen, wat is daar dan mogelijk?

“Een toernooi is iets raars. Daarom is het goed dat meerdere van deze jongens de Olympische Spelen hebben meegemaakt: ze weten nu hoe zo’n toernooi functioneert. De eerste ronde overleven is altijd het uitgangspunt, lager mag je ambitie nooit liggen. Daarna hangt het af van wat ik altijd noem: geluk en vorm van de dag. Ik bedoel maar: als wij die match tegen de Sovjet-Unie in ’86 tien keer herspelen, verliezen we hem misschien negen keer.” S

door jan hauspie – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content