‘Atletiek gaf structuur aan haar leven’, zegt Tine Eyckmans, de moeder van Tia Hellebaut. Op zoek naar de roots van de beste hoogspringster van het moment.

Wanneer Tia Hellebaut (29), regerend Europees kampioene hoogspringen, haar aanloop inzet op de tonen van Start me up van The Rolling Stones, zien we een verbeten sportvrouw die heel goed weet waar ze naartoe wil. Ook al is Gulden Tia op en naast de atletiekpiste iemand die van het leven geniet, doch met enige reserve. Dat Tia Hellebaut nu tot de wereldtop behoort, heeft ze te danken aan haar eigen vechtersmentaliteit, maar evenzeer aan de uitgekiende opvolging van haar ouders. Zelf schreef ze haar competitiviteit toe aan haar jeugdjaren. Haar moeder, Tine Eyckmans, die twee kinderen – Tia en haar één jaar oudere broer Nico – tien jaar lang op haar eentje moest opvoeden. Het ontbreken van een vaderfiguur. Tot stiefvader Joris Hellebaut in hun leven kwam en ze samen van het woelige Borgerhout naar het groene Brecht verhuisden. Joris Hellebaut, een nuchtere arbeidsgeneesheer en dus zeer goed op de hoogte van wat goed en slecht is voor een lichaam, hamerde altijd op dosering en geleidelijk doorgroeien.

Het kleine meisje Tia bleek nochtans een sportief alleskunnertje : de jongens uit de buurt kwamen haar vragen om in de goal te staan bij het voetballen en op school zat ze in zowat alle sportploegen die het GIP in Brasschaat rijk was. Joris Hellebaut : “Tia blonk in alle sporten uit : atletiek, voetbal, volleybal, basketbal.” Tine pikt in : “In de lagere school kon ze met de vereniging Kindervreugd elke woensdagnamiddag sporten. Elke woensdag was ze weg. Later, in het middelbaar, studeerde ze ook sportwetenschappen. Eigenlijk was er maar één sport waaraan ze een hekel had : zwemmen.” “En turnen”, vult Joris aan. Tine : “Omdat ze niet lenig genoeg was.”

Ons Tia heeft altijd veel gesport”, gaat mama Tine verder. “In Borgerhout reed ze vooral met haar fietsje rond, maar eens we naar Brecht verhuisden, kwam ze hier in een omgeving met veel kinderen van haar leeftijd terecht. Met haar broer Nico klom ze in de bomen of organiseerde ze mini-Olympische Spelen in de tuin. De zandbak diende om ver te springen en met twee bamboestokken en ijzerdraad maakten zij en haar broer een lat om hoog te springen. Een matras ving hen op. Ze waren toen iets van elf of twaalf jaar. Daarbij kon het er soms zeer competitief aan toegaan want Tia wilde altijd winnen.”

Via Joris kwam Tia voor het eerst in aanraking met de atletiekwereld. William Nachtegaele, ooit een succesrijke Antwerpse hoogspringer, bleek een jeugdkameraad van hem. Joris : “Tia had ondertussen al meegedaan aan enkele schoolveldlopen in Borgerhout en won telkens op haar één been. Ik meldde dat eens aan William en hij nodigde haar uit om eens naar de atletiekclub te komen. En zo is dat begonnen.”

“Na de eerste keer dat ze zo’n scholencross had meegelopen,” herinnert Tine zich, “vertelde ze mij dat ze atletiek wilde doen. Maar het was niet evident om een club te vinden waar ze met de kinderen op een goede manier bezig zijn.”

Joris : “Bij AAC (Antwerpse Atletiek Club) kende ze het geluk meteen in een hecht kliekje te komen van vier of vijf jonge meisjes die alle disciplines beoefenden. Ze heeft daar altijd meerkamp gedaan en daarbij bleek wel dat hoogspringen altijd haar beste nummer was. Nu, haar techniek liet in het begin serieus te wensen over, ze leek meer op een stoel die over de lat sprong. Daaraan heeft ze hard moeten werken, met verschillende trainers. De aanloop is altijd haar grote kracht geweest, ons Tia kan lopen, dat zie je. Met alle respect voor de andere meisjes, maar die kunnen niet aanlopen, daar klopt iets niet.”

Joris hield de evolutie van zijn energieke meisje nauwlettend in de gaten. Hij wist hoe belangrijk het was om Tia geleidelijk naar de top te loodsen. “Op haar veertiende is Tia van Antwerpse Atletiek naar OLSE Merksem overgestapt en daar kwam ze in contact met Marc Borra. Ze wilden met vier clubs één grote atletiekclub maken in Antwerpen en dat mislukte. Later is Tia Marc gevolgd naar Atletica ’84. Marc Borra was één van de trainers die er een coördinerende functie had, want in de meerkamp had je voor elke discipline een trainer.” Maar lang hield de samenwerking met Borra niet stand. Hij zag dat Tia’s voornaamste kwaliteiten bij het hoogspringen lagen en pushte haar in die richting. Dat was tegen de wil van de familie Hellebaut én tegen die van Tia zelf. “Hoogspringen was wel al de discipline waarin ze uitblonk, daarmee redde ze vaak haar meerkamp”, geeft Joris toe.

Tine : “Maar ze wou echt blijven meerkampen. Er is een tijd geweest dat ze zich meer op hoogspringen toelegde en toen gingen de resultaten meteen achteruit, ook in het hoogspringen. Ze vond dat te eentonig.”

Joris : “Voor een trainer is dat soms moeilijk om te snappen. Maar wij hebben haar altijd gestimuleerd om zoveel mogelijk proeven te doen. Ik zei haar : het is niet belangrijk om als junior of scholier kampioen te zijn, dat moet je later doen.”

Tine : “Ook wanneer trainers haar aanbevalen om krachttraining te doen, verbood Joris dat, omdat Tia nog niet volgroeid was. Soms moest je daar hard tegen in gaan. Weet je, die basis als meerkampster is nu net haar sterkte. Zeker op het mentale vlak.”

Joris : “Daar zijn we uren over bezig geweest. Ik was er altijd bij op wedstrijden. Ik zag hoe ze keek naar de andere deelneemsters en hoe ze verloor omdat ze zich te veel op de concurrentie concentreerde. In het begin had ze last van een minderwaardigheidscomplex. Daar heeft ze uit geleerd. Want dat ze talent had, wisten we ondertussen, vanaf haar dertiende kregen we dat steeds vaker te horen van haar trainers.”

De eerste jaren van Tia Van Haver

De kleine Tia was een introvert meisje, dat vooral met de jongens meedeed en plichtsbewust trainde en studeerde. “Heel rustig en verlegen. Wanneer je haar iets vroeg, deed ze dat”, vertelt Joris niet zonder enige trots. Tine : “Als het tegen haar zin was, zag je dat, maar ze deed het wel. Ik heb haar ook zelden kwaad of agressief gekend. Ze heeft nooit met deuren gegooid of is nooit kwaad weggelopen. Ze verwerkt de dingen binnenin, zo is ze altijd geweest. Tia heeft ook nooit echt gepuberd. Ze was een straatmus : in de bomen klimmen, rondfietsen, maar geen stoute dingen. Volgens mij komt dat door de discipline die ze in haar sport ontwikkelde. Dat gaf een bepaalde structuur aan haar leven.”

Een structuur die ze nodig had, want tot haar tien jaar leefden Tia en haar broer Nico zonder vaderfiguur. Zonder dat ze hem ooit ontmoet had, gebruikte Tia tot haar vijftiende toch de naam Van Haver, die van haar biologische vader. Met enige schroom vertelt Tine over die moeilijke eerste tien jaren : “Tia was zes maanden oud en Nico anderhalf jaar toen hun vader hen verliet, ze hebben nooit een vaderfiguur gekend. Natuurlijk kwamen ze na een vakantie wel eens vertellen over hoe hun vriendjes met hun vader weg waren geweest, maar ja, ik kon niet zomaar een vader tevoorschijn toveren.

“In Borgerhout woonden we op een appartement, daar had ze de vrijheid niet die ze hier in Brecht had. Ze moesten veel hun plan trekken. Als ze van school kwamen, zaten Tia en Nico dikwijls eerst een uur alleen thuis. Het kon niet anders. Enkel mijn zus zorgde wel soms voor opvang. Tia kon zichzelf urenlang bezighouden in alle stilte. Ze puzzelde veel, boekjes lezen, tekenen. Puzzelen doet ze nog altijd graag, van twee- of drieduizend stuks. Tia was een kind dat weinig aandacht opeiste, in tegenstelling tot haar broer. Ik heb altijd hard moeten werken, fulltime, dus ik had niet veel tijd voor de kinderen. Ik heb het er later dikwijls met Tia en Nico over gehad, toen ze 20 en 21 jaar waren, maar zij beweren dat ze daar nooit nadelen van hebben ondervonden. Ze wisten ook niet beter. Omdat ik geen tijd had, moesten ze tijdens de vakanties vaak mee met Kindervreugd en met de ziekenkas. Maar een kind heeft niet veel nodig : vriendjes, school, eten en kleren. Materialistisch gezien hadden ze minder dan de meeste van hun leeftijdsgenoten, ik had immers de centen niet, maar ze zijn weinig te kort gekomen.”

Veel, zo niet alles, veranderde toen Joris Hellebaut negentien jaar geleden in hun leven verscheen. Tine : “Het moment dat Joris erbij kwam, was net het moment dat ik aanvoelde dat ze iets meer nodig hadden. Ik herinner me wel nog dat Tia in het begin heel verlegen was tegenover Joris.”

Joris knikt : “We hebben er van meet af aan over gesproken dat de kinderen zich ook goed moesten voelen bij ons samenwonen.”

Tine : “Ik zou nooit de stap hebben gezet als mijn kinderen daarmee niet akkoord gingen. Mijn kinderen, dat was mijn leven. Maar Tia en Nico hebben het snel aanvaard en op alle vlakken verbeterde ons leven : financieel, evenwicht, structuur.”

Indonesische en Italiaanse roots

Toen ze vijftien was, kreeg Tia er plots een zusje bij : Evi. Voor het nieuw samengestelde gezin hét moment om één en ander officieel te maken. Op het paspoort van Tia werd Van Haver vervangen door Hellebaut, de naam van haar adoptievader Joris. Voor Tia het moment om de confrontatie met haar roots aan te gaan. Vlak na het finaliseren van de adoptieprocedure trok ze op zoek naar haar biologische vader. Tine toonde begrip voor de beslissing van haar dochter : “Ze heeft eigenlijk gewacht tot Joris haar geadopteerd had, tot er op haar paspoort Hellebaut stond, vooraleer ze hem ontmoette. Ze wilde weten wat voor iemand hij was. Ik heb haar ook altijd gezegd dat ik zou helpen hem voor te stellen. Die ene ontmoeting was genoeg voor haar, nu wist ze het en daarmee was de kous af. Ze is daarna nooit meer over haar biologische vader begonnen. Haar broer wil helemaal geen contact, hij kropt dat allemaal op, Tia kan daar veel beter over praten.

“Ze heeft wel nog af en toe contact met haar biologische grootmoeder, die zich afgezet heeft van haar zoon. In haar grootmoeder herkent ze ook dingen van zichzelf, vooral uiterlijk. Haar grootmoeder is half Indonesisch, half Italiaans.”

Vanaf die definitieve naamsverandering leek alles in zijn plooi te vallen in huize Hellebaut-Eyckmans. Atletiek kreeg een steeds prominentere plaats in hun leven. “Tia interesseerde zich voor alle sporten”, zegt Tine. “Ook op televisie bekeek ze die allemaal. Maar wij hebben haar nooit moeten aanmanen om de televisie uit te zetten en te gaan studeren. Tia was altijd heel erg gedisciplineerd : studeren, trainen, ontspanning. Nooit problemen mee gehad, de resultaten waren er. Vanaf haar veertiende werd haar leven steeds meer gedomineerd door studeren en trainen. Ze heeft altijd veel moeten ‘blokken’ om resultaten te halen. Thuiskomen, studeren, trainen en opnieuw studeren. Als er dan nog tijd overschoot, hing ze voor tv. Ze trainde twee keer per week een anderhalf uurtje.”

Joris : “Ik ben me dan verder gaan informeren, tot in Brussel toe, over meerkamp en hoe je daarin kon doorgroeien. Ik heb Tia nooit geprepareerd, wel gestuurd, kwestie van blessures te vermijden en geen spieren te overbelasten. In vergelijking met andere ouders had ik door mijn vakkennis misschien het voordeel dat ik af en toe de druk van haar kon afhouden. Een trainer eist dat je al op je dertiende vijf keer per week gaat trainen, maar dat wilden wij niet. Ze moest ernstig met haar sport bezig zijn, maar het was niet het belangrijkste. Haar studie was bijvoorbeeld belangrijker.”

Tine : “We hebben altijd gezegd : als het op school niet loopt, mag je niet gaan trainen. Die dreiging hebben we nooit moeten waarmaken. Ze sloeg nooit een training over.”

Joris : “Ik zie het nog zo voor mij … bij Antwerpse Atletiek Club : na de training moesten ze uitlopen en zij vroeg dan om een extra rondje te mogen doen, kwestie van zich nog meer uit te putten. Dat typeerde haar. Ze won ook af en toe, daar genoot ze van. Maar in stilte. Zoals nu, in feite is ze weinig veranderd. Wél opener geworden. Ze kan het aan, ze heeft dat al die jaren opgebouwd en zag hoe anderen moesten afhaken. Tia doorliep netjes alle reeksen, ze weet vanwaar ze komt en ze geniet nu van het succes. Ze is niet naar de top gekatapulteerd, want dan kan je veel dieper vallen. Zoals met alles was zij een laatbloeier, zelfs haar eerste pasjes deed ze pas na achttien maanden.” Kriek

Na het middelbaar koos Tia voor de hogeschool in Turnhout, waar ze chemie (optie milieuzorg) ging studeren. Tot dan toe stond ze bekend als de introverte kwajongen, maar aan het bruisende studentenleven bleek ze zich snel te kunnen aanpassen. Joris : “Ze reed toen met een kleine Nissan Micra van 15.000 Belgische frank, daar heeft ze nog drie jaar mee rondgetoerd. Elke dag Turnhout-Brecht op en af. Ik denk wel dat ze daar meer op stap ging en van het leven genoot, dat lijkt me normaal op die leeftijd en in die studentenomgeving.” Tine : “Maar je kan zeker niet zeggen dat Tia een fuifbeest was.”

Toch is dat het imago dat de talentvolle jonge atlete Tia Hellebaut opgespeld kreeg. Nog steeds trouwens. Paul Van Roeyen, de voorzitter van atletiekclub Atletica ’84, beaamt : “Tia was vroeger inderdaad iemand die van het leven genoot en graag een stapje in de wereld zette. Ze kon behoorlijk drinken bovendien. Nu nog, wanneer ze op de club komt, laat ze voor haar verjaardag een vat bier aanrukken. Tia is altijd iemand geweest die bijzonder goed in de groep ligt.”

Volgens moeder Tine was Tia een echt zonnekind, heel sociaalvoelend en altijd goedgeluimd. Maar feesten, nee … “Dat is gazettenpraat”, oordeelt ze. “Ik herinner mij dat Tia tijdens haar schooljaren maar drie of vier keer naar een fuif ging en ’s ochtends thuiskwam. Ik denk dat wij destijds veel meer uitgingen dan Tia.”

Joris : “Tia was zeker geen uitgaanstype.” Tine : “Babbelen en iets drinken, maar zeker niet als een wildeman op de dansvloer staan. Maar drinken, ja, dat wel.” Joris knipoogt : “Een kriekske, hé.”

Toen de trainer ook levensgezel werd

Na Joris Hellebaut werd Wim Vandeven de tweede man die Tia’s leven een bepalende richting gaf. Eerst was hij haar trainer, nadien vormden ze een koppel en sinds enkele jaren leven ze samen in Tessenderlo. Volgens Paul Van Roeyen was samenwonen met Vandeven een cruciale fase in haar carrière : “Doordat hij haar partner en trainer was, kon hij haar veel nauwer controleren.”

“In het begin pendelde ze tussen Antwerpen en Hasselt”, vertelt Joris. “Ze werkte immers halftime bij Decathlon, op de schoenenafdeling. Maar toen ze naar Atletiek Vlaanderen overstapte, was de combinatie niet langer haalbaar. Ze trainde ’s ochtends en ’s avonds. Toen heeft ze beslist om in Hasselt een appartementje te huren. Ze moet iets van een 23 jaar geweest zijn.” Niet veel later verhuisde ze definitief naar Tessenderlo, om er bij vriend/trainer Wim Vandeven in te trekken. “Ik denk dat ze wel moeite heeft gehad om de stap te zetten,” gaat Tine verder, “vooral haar band met Evi was bijzonder sterk. Evi heeft ook nooit anders gekend dan dat haar zus in de buurt was. Ze bellen nog vaak.” Joris : “Tia heeft heel bewust gekozen voor Hasselt zodat ze voor haar sport kon leven. Ze weet heel goed hoe ze de zaken moet aanpakken om haar doelen te bereiken.”

En die zijn de wereldtop, daar waar ze nu staat. Er is maar één minpuntje, weet Joris ons tot slot nog toe te vertrouwen : “Tia heeft het moeilijk met het feit dat ze door haar drukke programma bepaalde familiale aangelegenheden mist. Zoals Kerstmis bijvoorbeeld. Ik weet dat ze daarmee zit. Maar ja, dat hoort erbij.” S

door matthias stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content