‘Eens uit het moeras verlang je er naar terug’

© KOEN BAUTERS

Ariël Jacobs (67) won prijzen met Anderlecht, FC Kopenhagen en La Louvière, maar is vooral trots dat hij spelers als Lukaku mee op weg zette. De oud-trainer vertelt zijn verhaal tijdens een wandeling door Diegem, waar hij opgroeide, aan de lopende band scoorde voor de plaatselijke club en nooit meer wegging.

Amper dertien kilometer is het van Diegem naar de Grote Markt van Brussel, maar het zijn twee verschillende werelden. Toch sijpelt de grootstad geleidelijk het dorp binnen. Je ziet het aan de nieuwe bouwprojecten dicht bij het centrum, aan het straatbeeld en aan de afkomst van een groeiend aantal handelszaken, al blijven alle opschriften voorlopig netjes in het Nederlands. Ze merken het ook bij Diegem Sport aan de instroom van spelertjes vanuit de hoofdstad. De voertaal op de club blijft wel Nederlands, met dank aan de vele jeugdspelers, die vaak van anderstalige afkomst zijn maar wel in het Nederlandstalig onderwijs school lopen.

Kortom: Diegem, dat in 1977 fuseerde met Machelen in plaats van met Zaventem – waar het zich meer verwant mee voelde – is qua inwoneraantal dan wel verdubbeld (van 3000 naar 6000), het blijft een Vlaams dorp rond een kerktoren met een compact centrum en een groot park, gekneld tussen de Brusselse ring en het hoofdstedelijk gewest.

Kunnen we met Ariël Jacobs, die hier geboren en getogen is en er nog altijd woont, door het centrum wandelen? ‘Ja, ‘ glimlacht hij, ‘maar niet te snel, anders zijn we er zo doorheen.’ Af en toe valt het gesprek stil bij één van de vele laagvliegende vliegtuigen. Jacobs is eraan gewend: ‘Je wéét dat, wanneer je hier woont. Het zijn mensen van buitenaf die zich daaraan storen.’

Het dorp uit zijn jeugd is veranderd. Er zijn nog een paar goeie restaurants, maar het aantal cafés slonk sinds zijn jeugd van 23 naar 3. ‘Liever dan ons te ergeren aan de nadelen concentreren we ons op de voordelen van het nabuurschap met Brussel. Je kan klagen over de vele snelwegen, de industrieparken en de laag vliegende vliegtuigen, maar we wonen hier nog redelijk landelijk, en op twintig minuten sta je aan de Brusselse Grote Markt.’

Crossing Schaarbeek

Zijn actieve leven bracht hij voor een groot deel door in de hoofdstad. Als kind trok hij met zijn vader om de twee weken naar het zeven kilometer verderop gelegen stadion van Crossing Schaarbeek. ‘Dat was, buiten Anderlecht en Union, in die tijd de enige ploeg van belang waar je topvoetbal kon zien. We stonden op de staanplaatsen aan de cornervlag. Ik herinner me een hevige sfeer en een goed gevuld stadion waar de grote ploegen op dat drassige veld – waar vanaf november geen gras meer opstond – niet graag naartoe kwamen. Het waren voor mij magische avonden, met Josef Masopust en later Salvador. Ik ben er een paar jaar geleden nog eens terug geweest, het is nu een mooi en modern stadion geworden.’

De voetbalwereld is in feite een omgekeerde trechter. Eens je erin zit, is er bijna geen uitweg meer.’ Ariël Jacobs

Niet alleen op zaterdagavond trok Jacobs naar Brussel. Op aangeven van zijn moeder, die zelf naar het Franstalig onderwijs was geweest, belandde hij in een Franstalige school, eerst in het naburige Haren, later in het centrum van de hoofdstad. ‘Je werd toen, in volle taalstrijd, geacht onderwijs te krijgen in je moedertaal. Ik was dus als de dood voor inspectie, al had mijn vader me ingeprent wat ik moest zeggen: dat mijn moeder thuis Frans sprak, en dat we een zaak hadden waar beide talen gesproken werden. Op een zaterdagochtend stapte zo’n strenge inspecteur de klas binnen. Ik had klamme handen van het zweet, maar kwam weg met mijn verhaal.’

Na zijn middelbaar volgde hij in Brussel een opleiding tot vertaler-tolk. Moeiteloos drukt hij zich uit in het Nederlands, Frans, Engels en Duits. Toen de toenmalige EEG in 1973 uitbreidde van zes naar negen landen besloot hij om één van de nieuwe talen bij te studeren: Deens, niet vermoedend dat hij een paar decennia later trainer van FC Kopenhagen zou worden.

Ook zijn professioneel leven speelde zich grotendeels in Brussel af: eerst op de kantoren van de NAVO in Evere, vervolgens als werknemer bij de KBVB op de Houba de Strooperlaan in Laken, en later als clubtrainer: eerst bij RWDM en later bij Anderlecht.

FC Diest

In het stemmige gemeentelijke park bracht Jacobs niet alleen zijn jeugd maar ook bijna zijn hele actieve voetbalcarrière door. Boven het ouderlijk huis in de Vander Aastraat hangt nog steeds het vroegere bord ‘Sportlokaal Diegem Sport’, toen een buurtcafé. Jacobs moest enkel de straat oversteken om in het park te belanden waar de Diegemse jeugd verzamelde, met name jongens. Alternatieven waren er niet: geen sporthal, geen andere sportvelden. ‘Je ging ’s morgens met de bal naar het park, wachtend op andere jongens om mee te voetballen, tot je ’s avonds naar huis ging voor het eten.’

Het logische vervolg was een aansluitingskaart bij het plaatselijke Diegem Sport. In die jaren lag het veld nog open in het park, nu is het een heus stadion, met een omheining. Maar geen nood: Jacobs heeft voor alle zekerheid de sleutels van het complex mee. Werkt nog altijd beter dan een kniptang.

Tot begin jaren 80 was Jacobs zonder het zelf te willen dé man van Diegem Sport, die met zijn ploeg de opgang van derde provinciale naar derde nationale maakte. Een wereldvoetballer was hij niet: ‘Ze zetten me linksbuiten, daar kon ik het minste kwaad aanrichten. Ik stond daar niet graag, maar ik had één probleem: ik maakte altijd goals. Een spits die goals maakt, die laat je staan. Pech, want ook op die positie speelde ik niet graag.’ Toen hij het in tweede nationale bij FC Diest als spits probeerde, stootte hij op zijn limieten. ‘Pas later, toen ik terugzakte naar het middenveld en het spel dirigeerde, merkte ik dat dat me veel beter lag.’

Niet naar Standard

In zijn beginjaren als trainer hoorde hij wel eens dat hij geen topvoetbal had gespeeld. ‘Maar José Mourinho was ook geen topvoetballer. Ik heb nooit willen vechten tegen windmolens. De raad van mijn vader was: je kunt geen twee dingen combineren. Alleen studies telden bij ons.

Wat hem het meest verbaast wanneer hij op zijn voetbaltraject terugblikt, was dat hij zijn comfortzone verliet voor een job in het onzekere profvoetbal. En dat terwijl hij was opgevoed om binnen die comfortzone te blijven: eerst studies en dan een vaste baan. ‘Plots beland je in de jungle.’

Dat was zeker het geval bij zijn eerste club, RWDM. ‘Geen makkelijke start, maar ik ben ook blij dat ik daar ben begonnen, omdat ik er meteen geconfronteerd werd met de realiteit.’

Mijmerend: ‘Je komt wel tot het besef dat het voetbal een eng wereldje is. Overschakelen van het voetbal naar een gewone, traditionele job, wordt dan heel moeilijk, omdat je een bepaalde tunnelvisie ontwikkelt. Je belandt in feite in een omgekeerde trechter. Eens je erin zit, is er bijna geen uitweg meer. Soms zit je bij tegenslag te sterven op een bank, maar een paar maanden na je ontslag of het einde van je contract kijk je naar diezelfde bank en denk je: daar zou ik toch wel graag willen zitten. Je haat het, maar wanneer je uit dat moeras geraakt bent, verlang je er weer naar. Is dat verslavend, of alleen maar passie?’

Wat hij geleerd heeft als trainer in het profvoetballer? ‘Dat het niet belangrijk is wát je kent, maar wíé je kent. Een goed netwerk moet je hebben. Ik heb altijd zonder makelaar gewerkt, maar zeker in deze tijd kun je niet meer zonder. Want hoe ben ik ooit bij FC Kopenhagen beland? Op een dag kreeg ik telefoon van Axel Smeets. Ik had hem nog gecoacht bij de nationale beloften en hij was makelaar geworden: ‘Ariël, ik zit hier toevallig bij de td van Kopenhagen om te vragen welke spelers hij nodig heeft, maar hij wil een nieuwe trainer. Is dat niets voor jou?’

‘Nog in mijn eerste jaar bij Kopenhagen kreeg ik in oktober telefoon van Jean-François de Sart met wie ik samengewerkt had bij de beloften. Hij belde als td van Standard namens Roland Duchâtelet die net Ron Jans ontslagen had. Ik vond dat ik dat niet kon maken, en meldde Kopenhagen dat ik bleef. Zij waren not amused: ze vonden het not done dat een andere club me rechtstreeks had benaderd.’

Mijmerend in het stadion van Diegem, naast het dorpscentrum: 'Ik heb altijd zonder makelaar gewerkt.'
Mijmerend in het stadion van Diegem, naast het dorpscentrum: ‘Ik heb altijd zonder makelaar gewerkt.’© KOEN BAUTERS

Autoloze zondag

In zijn professionele voetbalcarrière waren het niet de landstitel met Anderlecht of FC Kopenhagen of de bekerwinst met La Louvière die hem de meeste voldoening gaven. ‘Dan denk ik niet aan prijzen, maar aan de vooruitgang die je samen met een aantal mensen maakt, met name bij La Louvière. Toen ik er aankwam, stonden ze dicht bij de degradatie, die het einde van de club zou betekenen. Vervolgens groeiden een aantal mensen en maakten we een paar mooie jaren mee, tot Filippo Gaone me in het derde seizoen in januari uitnodigde voor een etentje en zei: ‘Normaal zouden we nu over een nieuw contract moeten praten, maar het kan zijn dat ik er over zes maanden de stekker uittrek. Je mag blijven zo lang je wil, maar kom dan niet klagen dat ik je niet gewaarschuwd heb.’

‘Toen ik bij Mouscron zat, vroeg Herman Van Holsbeeck, die ik nog kende van Molenbeek, of ik naar Anderlecht wilde komen.’ Veel mensen ervaren Anderlecht als een club waar je een extra rugzakje krijgt, niet Jacobs: ‘Je wéét dat daar extra druk heerst, dus moet je daar niet over zeuren, of er gewoon niet naartoe gaan. Ik heb dat bij Anderlecht ook altijd tegen mijn spelers gezegd: ‘Je weet dat het hier zo is, stop daar geen energie in.”

Ook bij Anderlecht denkt hij in de eerste plaats niet aan de prijzen maar aan de weg die hij samen met een aantal mensen aflegde. ‘Vandaag vind ik voor een trainer communicatie heel belangrijk, maar als ik heel kritisch voor mezelf ben, had ik zelf niet genoeg contact met de spelers – of ging dat contact niet diep genoeg.’

Een trainer moet een goed contact hebben met zijn spelers, naar het voorbeeld van José Mourinho die na het behalen van de titel met Inter uit zijn auto stapte en Marco Materazzi, wel Italiaans internationaal maar geen basisspeler bij Inter, eens goed vastpakte. Het is het beeld dat voor Jacobs perfect de ideale band tussen trainer en speler uitdrukt. ‘Je mag wel empathie voor ze tonen, maar geen sympathie.’ Ook hij had een aantal lievelingsspelers, ‘al mag je dat nooit tonen’. Lucas Biglia was er zo één: ‘Een speler naar mijn hart, van wie iedereen zei: het is geen leider. Maar wél een echte prof, waar de andere spelers naar opkeken, om hoe hij was, wie hij was, hoe hij trainde: hij gaf altijd het beste van zichzelf zonder ooit met de vuist op de borst te kloppen, hoewel hij Argentijns international was.’

Wat ik geleerd heb als trainer in het profvoetbal? Dat het niet belangrijk is wát je kan, maar wíé je kent.’ Ariël Jacobs

Ook Dieumerci Mbokani viel best mee. ‘Geen speciaal karakter, niet de moeilijkste in de kleedkamer. Niemand had problemen met hem, maar je had wel een handleiding nodig om met hem om te gaan. Als je die nauwkeurig volgde, kreeg je er veel voor terug.’

Anekdotes zat. Zoals die ochtend op winterstage toen Dieu niet opdaagde voor het ontbijt. ‘Hij lag in bed en zei doodleuk: ‘Ik kan niet bewegen, ik ben kapot.’ Ik zei hem: ‘Dieu, beneden in de ontbijtzaal zitten 25 spelers die kapot zijn.” Of die keer, twee dagen voor de beslissende match op Club waar Anderlecht kampioen kon worden: Mbokani stapte het tijdens de vrijdagtraining af, zonder nog iets tegen iemand te zeggen. Ook zijn makelaar kon hem niet bereiken. ‘De volgende ochtend wandelde hij voor de training binnen alsof er niets gebeurd was. Ik vroeg hem: ‘Dieu, wat scheelde er?’ Hij zei: ‘Had die speler mij die bal gegeven, dan hadden we dat trainingsmatchke gewonnen.’ Zo banaal. Die zondag stelde ik hem gewoon op en we werden kampioen. Maar ik kan me wél voorstellen dat ze na zo’n moment van Dieu bij Monaco of Wolfsburg dachten: we hebben het gehad.’

Als trainer van RWDM: 'Ik ben blij dat ik daar ben begonnen. Omdat je meteen geconfronteerd werd met de realiteit.'
Als trainer van RWDM: ‘Ik ben blij dat ik daar ben begonnen. Omdat je meteen geconfronteerd werd met de realiteit.’© belgaimage

Ook voor Mbark Boussoufa had Jacobs het wel: ‘Een echte liefhebber, een schitterende voetballer die elke training wilde afsluiten met een partijtje, en die woedend werd wanneer je hem vijf minuten voor tijd van het veld haalde.’ Eén keer was er een akkefietje met Bous: ‘Op een autoloze zondag vertrok de bus naar het hotel in Diegem om half twaalf. Eén probleem: Boussoufa en Olivier Deschacht, twee pijlers van het team, waren er nog niet. Om vijf over half twaalf keek de chauffeur naar mij, en ik zei: ‘Rijden.’ Eén seconde later scheurden twee auto’s de parking op. De chauffeur keek weer naar mij, ik voelde de blikken van de spelers in mijn rug priemen en wist: op zo’n moment van grote druk moet je alle emotie bannen en rationeel denken. Dus herhaalde ik: ‘Michael, rijden.’ ( gniffelt) En tegen de teammanager: ‘Dat ze zorgen dat ze bij de bespreking in het hotel zijn om half één.’ Wóé-dend waren ze, maar ik heb ze wel allebei opgesteld.’

Een echte vedette was Milan Jovanovic: ‘Van zo’n jongens hoop je dat ze, ook als ze er met hun klak naar gooien, met één flits het verschil maken in de match. Op een bepaald moment bracht Milan niet alleen niets extra’s meer in de match, maar hij trainde ook zo nonchalant dat het de groep begon te irriteren. We beslisten hem op Gent op de bank te zetten. Milan is een emotioneel type, dus geef ik hem de boodschap voor de wedstrijdbespreking, met Besnik Hasi als vertaler. We verwachten een scène, maar hij zegt gewoon: ‘Oké’ en stapt weg. Tot onze grote verbazing. Tot ik op zondagmiddag tijdens de opwarming te horen kreeg dat hij niet op de bank wilde zitten. Op zo’n moment gaat er van alles door je heen, maar ik bleef kalm, en wat zag ik bij de aftrap? Milan zat op de bank en bij een 0-3-voorsprong liet ik hem invallen. Hij maakte een mooie actie waaruit de 0-4 kwam en na de match gaf ik hem een compliment. Dat zijn momenten waarop er ineens veel door je hoofd gaat en je goed moet weten wat te doen.’

Van de zes communiefeesten van onze drie kinderen was ik slechts bij één aanwezig.’ Ariël Jacobs

Vader

In 2013 zette Ariël Jacobs een punt achter zijn trainerscarrière. Hij was coach bij het Franse Valenciennes, maar was er niet met zijn volle gedachten bij. Tot dan kon hij dat wel. ‘Dankzij mijn vrouw heb ik me altijd helemaal op het voetbal kunnen richten. Zij is altijd blijven werken, ze had een kledingwinkel in Diegem. Ze is daar vroeger dan voorzien mee gestopt om voor mijn ouders te zorgen, terwijl ik in Kopenhagen zat.’ Zijn moeder was al langer dementerend, de laatste jaren kreeg zijn vader het moeilijk. ‘Mijn vrouw heeft toen veel van me overgenomen. Ik aarzelde al om naar het buitenland te gaan, vanwege de toestand van mijn ouders, maar mijn vader moedigde me aan.’

Het kantelmoment kwam toen hij op een vrijdagavond in 2014 van Valenciennes terugreed naar huis. ‘Mijn vrouw belde me dat het niet echt goed ging met mijn vader. In tien seconden heb ik de knoop doorgehakt: ik zou stoppen met het trainerschap en voor mijn vader zorgen. Ik heb direct de voorzitter gebeld, die me aanraadde om er nog een nacht over te slapen. ’s Anderdaags stond mijn besluit vast. Wanneer je verantwoordelijk bent voor andere mensen, maar je kunt je niet blijven concentreren, voel ik me daar niet goed bij. Hoe zou ik die situatie opgelost hebben mocht ze zich tien jaar eerder voorgedaan hebben?’

Want het trainerschap is een veeleisende job. ‘Het trainerschap neemt heel veel van je weg. Je hebt er veel voldoening van, het is een boeiende job, maar als je die goed wil doen, moet je al de rest opzijschuiven. Omdat ik er dag en nacht zo veel tijd in stak, vroeg mijn vrouw wel eens: ‘Ofwel werk jij trager dan de andere trainers, ofwel werk je slechter, maar je gaat me toch niet zeggen dat al die trainers zo leven?’

‘Het voetbal is zeker een obsessie, al vond ik het nooit een kwelling. Het had wel impact, al hoorde ik daar thuis nooit klachten over. Nooit konden wij samen met vakantie, want mijn vrouw kon omwille van haar zaak pas vertrekken na de solden, wanneer ik al lang weer aan het voetbalseizoen of de voorbereiding bezig was. Van de zes communiefeesten van onze drie kinderen was ik slechts bij één aanwezig.’

Hij heeft er alles uitgehaald, als speler en als trainer. Is hij te vroeg gestopt? Jacobs aarzelt. ‘Mijn vader heeft nooit geweten dat ik omwille van hem gestopt ben. Zo heb ik nog twee jaar voor hem kunnen zorgen, met hem kunnen praten. Ik heb mijn vader nooit enkel aanzien als mijn vader, maar als een boezemvriend, een raadgever. Die twee jaar waren zo waardevol…

‘Hij stierf uiteindelijk vier maanden eerder dan mijn moeder, die al meer dan 20 jaar alzheimer had. Zijn dood heeft me gepakt; ik ben geschrokken van de impact die zijn overlijden, nu vijf jaar geleden, op mij had, en nog heeft. Ik was echt van de kaart. Ik zat naast hem toen hij overleed op zijn 89e, helemaal op. Daarna heb ik twee jaar niets kunnen doen. Ik moest dat eerst verwerken.’

Vandaag werkt Jacobs nog steeds in het voetbal, bij Double Pass. Minstens vijf dagen per week zit zijn agenda nog altijd vol, rekent hij uit. ‘Maar we kunnen nu wel samen met vakantie.’

‘Voor 0,001 procent Romelu geholpen’

Ariël Jacobs heeft nog altijd contact met Romelu Lukaku, die hij in 2009 op zijn zestiende in het eerste elftal bracht tijdens de testwedstrijd voor de titel van Anderlecht op Standard. ‘Maar ik ga niet zeggen dat ik hem ontdekt heb. Ik zit daar hooguit voor 0,001 procent tussen. Ik heb het erg moeilijk met de mensen die nu roepen dat ze altijd geweten hebben dat hij het zou maken, terwijl ze vroeger luidop hun twijfels uitten.’

Die twijfels had hij ook. ‘Niet bij zijn mentaliteit. Aan zijn integratie in de A-kern heb ik niet moeten werken. Door zijn houding en zijn nederigheid liep dat vanzelf.’ Twijfel had hij bij sommige keuzes die Lukaku maakte. ‘Hij wou per se naar Chelsea. Dat was de club van zijn hart, dus wanneer die komt aankloppen, dan ga je toch? We hebben daar veel over gepraat. Ik somde de spitsen op die Chelsea toen al had, en kwam aan vier; hij zou in het worstcasescenario vijfde spits zijn. Wanneer Chelsea met twee spitsen speelde, zouden ze er één, maximaal twee meenemen op de bank, nooit drie. Maar hij wilde zijn droom realiseren. Toen hij naar Italië ging, dacht ik even: oei. Want wat heeft Romelu nodig om goals te kunnen maken? Ruimte! Net wat je in Italië nooit krijgt. Chapeau hoe hij zich ook daar doorzet.’

Wat hij nog altijd in de Lukaku van vandaag herkent, ‘is zijn leergierigheid en zijn dankbaarheid. Hij is nooit naast zijn schoenen gaan lopen.’ Van Lukaku’s moeilijke jeugd wist hij, ondanks hun goeie band, niets: ‘Ik heb hem daar ook een bericht over gestuurd. Ik wist dat niet en het is mijn fout dat ik dat niet wist. We praatten wel veel, maar ik had dieper moeten graven. Ik stuurde hem een bericht: ‘Nu ik dat weet, is mijn respect voor jou alleen maar groter geworden.”

Van 35 naar 1

Ariël Jacobs trainde RWDM, La Louvière, was twee jaar td bij KRC Genk en werd vervolgens coach van Lokeren, Mouscron, Anderlecht, FC Kopenhagen en Valenciennes, waar hij in 2014 stopte. Daarvóór werkte hij vanaf 1982 als td jeugd bij de KBVB en trok aan de alarmbel. Bij zijn overstap naar het clubvoetbal in 1998 stond België 35e op de FIFA-ranglijst. Terwijl Jacobs zijn weg omhoog maakte, klom België naar de eerste plaats. ‘Geleidelijk groeide bij de beleidsbepalers een bewustwording dat het niet goed ging qua infrastructuur, structuur en mensen. Toen ik me bezighield met de jeugd, was Werner Deraeve bij Anderlecht de enige die in België voltijds werkte met jongeren. Vandaag zijn dat er zo veel meer. Het gaat er veel professioneler aan toe en er is een grote bereidheid om het nog professioneler te doen. Als je ziet hoe veel jonge spelers er worden weggehaald door het buitenland, geeft dat aan hoeveel aanzien we hebben. De onderbouw is mee geëvolueerd, maar we worden ook gediend door een supergeneratie bij de Rode Duivels, met naast heel goeie voetballers ook een paar beslissende en bepalende spelers, zoals Romelu Lukaku, Kevin De Bruyne, Thibaut Courtois en Eden Hazard. ‘

Met de zestienjarige Romelu  Lukaku bij Anderlecht: 'Hij is nooit naast zijn schoenen gaan lopen.'
Met de zestienjarige Romelu Lukaku bij Anderlecht: ‘Hij is nooit naast zijn schoenen gaan lopen.’© belgaimage
Ariël Jacobs in het stadion van Diegem Sport, waar hij vroeger speelde: 'Ze zetten me linksbuiten, daar kon ik het minste kwaad aanrichten.'
Ariël Jacobs in het stadion van Diegem Sport, waar hij vroeger speelde: ‘Ze zetten me linksbuiten, daar kon ik het minste kwaad aanrichten.’© KOEN BAUTERS
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content