Hoe zit het nog in het Antwerpse, waar de stad geen eersteklasser heeft en ze in de rand – in Lier en Beveren – op leven en dood strijden voor het behoud? Een stand van zaken in het Waasland, waar ze dezer dagen in afwachting van betere tijden de helden uit het verleden afstoffen.

Nostalgie naar vroeger. Het leeft, ook in Beveren, waar ze de voorbije weken voor thuiswedstrijden de helden van vroeger in de bloemetjes zetten. Een uurtje voor de aftrap een drankje en een hapje, en dan een korte voorstelling op het veld. Voor de match tegen Zulte Waregem was het de beurt aan de kampioenen uit de jaren zeventig. Eentje ervan verkozen de fans in 2010, bij het 75-jarig bestaan van KSK Beveren, tot hun favoriete speler aller tijden: Heinz Schönberger (65).

Hij lacht wanneer we hem bij hem thuis aan die verkiezing herinneren. “Ik dacht, de jeugd kent ons niet meer. Wellicht heeft mijn vrouw veel stemmen geronseld.” Zijn (tweede) levenspartner komt uit Beveren, vandaar dat hij er na zijn actieve carrière, die hem twee titels en twee bekers opleverde, bleef wonen. Twee dochters heeft hij, en één zoon. Zijn ene dochter voetbalde ook (“technisch was ze zeer goed”), zijn zoon stopte op een hoogtepunt. Lachend: “Toen hij tien was. Altijd hoofd- of buikpijn als hij moest trainen. Ik vroeg na een tijd: doe je het wel graag? Ik doe het voor jou, papa, zei hij. Later ging hij een tijdje kickboksen, dat lag hem beter.” Twee kleinkinderen heeft hij inmiddels. “Twee meisjes, ik kan thuis geen training geven.”

Als we langsgaan, zit hij net wat voetbal te kijken, Bundesliga. Af en toe gaat hij nog terug naar de heimat, bij de familie, maar zijn leven speelt zich af in het Waasland. Werken deed hij tot zijn pensioen voor Pioneer, waar Frans Van Hoof, gewezen voorzitter van de voetbalploeg, zijn baas was. Trainen doet hij bij de club van zijn hart, nog steeds.

Schönberger: “Toen ik vijftig werd, tenniste ik nog wat, maar was ik uit het voetbal verdwenen. Naar aanleiding van die verjaardag draaide AVS, de regionale televisiezender, een reportage. Ik zei daarin dat ik het voetbal miste en dat ik wel wat voor Beveren wilde doen. Eddy Roelandt, toen jeugdcoördinator, belde ’s anderendaags. Hij zei dat er een ploegje vrij was.” Schönberger kreeg eerst de U10, U11, maar na drie jaar vonden ze dat hij nuttiger werk kon leveren met techniektrainingen bij de beteren uit alle reeksen.

Sindsdien is zijn relatie met de club af en aan. Jean-Marc Guillou wilde hem ooit trainer van de beloften maken. Hij weigerde, omdat Danny Pfaff, een maat, dat al deed. Pfaff gaat weg, zei Guillou hem. De broer van Jean-Marie (Schönberger: “In Beveren is dat eerder een nadeel dan een voordeel.”) plooide zich onvoldoende naar de eisen van de Fransman, die alleen zijn Ivorianen wilde zien spelen, ook al haalden ze niet het niveau of waren ze fysiek niet klaar. Schönberger: “Uiteindelijk ging het niet door omdat ik onvoldoende Frans sprak… Dat vond Guillou, die zelf nota bene maar één taal beheerste, ‘onoverkomelijk’. Terwijl voor mij de techniek telt, niet de taal.”

Later keerde hij toch weer terug en nu werkt hij als techniektrainer in de bovenbouw, met de besten vanaf vijftien. Twee keer per week anderhalf uur, met de aanvallers. Twee andere trainers nemen op hetzelfde moment verdedigers en middenvelders onder handen.

Vrasene

Techniek is zijn ding. Niet de fysiek. “Ze laten lopen, daar hebben ze mij niet voor nodig. Techniek leren wel, al vraag ik me af of die twee keer anderhalf uur per week met de spitsen volstaan. Ik denk van niet, daarom vraag ik altijd alle trainers om op elke training aandacht te besteden aan techniek.” In het weekend volgt hij aandachtig de matchen, om te zien wie van zijn poulains vooruitgang boekt.

Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de jeugd? “Povertjes”, zucht hij. “In elke leeftijdscategorie zijn er drie, vier goeie. De rest zijn meelopers. Dan win je geen wedstrijden, toch niet tegen ploegen als Anderlecht waar ze elf goeie hebben.” Dus staan ze nagenoeg in alle reeksen onderin. Ook na de fusie, ook na het verdwijnen van de Antwerpse eersteklassers. Schönberger: “In het begin dacht ik, net als veel anderen: daar gaan we van profiteren. Maar al snel bleek dat de besten al in Mechelen zaten, of bij Anderlecht, in Brugge.”

Veel heeft met perspectief te maken, zegt hij. De degradaties naar tweede hebben veel jongeren weggejaagd, de periode-Guillou ook. “Toen stapten de U8 met een hele ploeg over naar Lokeren. Onzin, vond ik, iedereen wist toch dat die Fransman hier geen tien jaar zou blijven.”

Inmiddels is hij al wel een klein decennium weg. Guillou werd in maart 2006 ontslagen door het bestuur. Schönberger: “Toen de overname door Waasland er kwam, sprak Dirk Poppe ons toe. De jeugd fusioneerde en wij moesten er met drie man de besten uithalen. Dat is gelukt, denk ik. Toen zei Dirk ook: we gaan het professioneel aanpakken. Allee, we blijven Beveren, ik zeg dus liever semiprofessioneel.”

Het ontbreekt hen aan middelen. Hij zucht: “Niemand die bij de jeugd werkt, doet het voor het geld. Jongens die investeerden in het behalen van hun diploma, willen daar toch iets voor terugkrijgen.” En dan bleek dat provinciale ploegen als Vrasene of Melsele hun trainers 1000 tot 1500 euro per maand betaalden. In Beveren krijgt een jeugdtrainer hetzelfde bedrag… per jaar. Schönberger: “Dirk zegt altijd: wij investeren in de jeugd. Maar in de realiteit is dat toch anders.”

Met lede ogen ziet hij hoe er elk jaar bij de A-ploeg veel transfers worden gedaan. “Ze halen er telkens twintig, van wie er, laat ons wel wezen, vijf op het veld mogen staan. De rest zijn meelopers. Dan denk ik: dat kunnen die van Beveren zelf ook, als je ze een paar maanden laat meetrainen met de A-kern. En die zullen het met hun hart doen. Koop jaarlijks drie, vier heel goeie, betaal die veel beter en omring ze met eigen jongeren. Investeer meer in jeugd. Ik ga Beveren zeker niet vergelijken met Ajax, maar daar lukt dat model toch. Mét jeugdtrainers die degelijk worden vergoed en uit de club komen.”

Nu is hij de enige. Pfaff, Van Genechten, Jean Janssens: allemaal zijn ze gestopt. Schönberger: “In België wordt algemeen veel te weinig aandacht aan de jeugd geschonken. Overal pleintjes, maar geen volk. En in de clubs mag het niks kosten. (haalt diep adem) Ouders die zich moeien, ‘mijn zoon moet spelen’… In Nederland mogen die gaan, hun koffers pakken. Hier heb ik dat eens gehoord langs de lijn, een papa die klaagde dat zijn zoon te weinig meespeelde. De week erna speelde hij de hele match. Zoiets kan niet, vind ik. Papa’s mogen hun zoon brengen en kijken, maar verder niks.”

Desnoods is het maar herbeginnen in tweede klasse, zegt hij. “Voor mijn part zeggen ze maar tegen de jeugd: we gaan toekomstgericht werken. Al spelen we een jaar of twee opnieuw in tweede klasse, blijf hier! Dit is geen kritiek op Beveren alleen. Voor mij gaat het om een filosofie. Je kunt niet anders dan opleiden. Dan krijg je ook een ploeg. Waarom werden wij indertijd kampioen? We hadden talent, maar niet het meeste. Anderlecht had veel meer individueel talent. Maar geen ploeg. Arie Haan gaf Robbie Rensenbrink geen bal – wat daar was gebeurd weet ik niet. Maar bij ons stond er wél een ploeg, met veel jongens uit de streek. Ik weet wel, vandaag is het voetbal anders, maar de basisfilosofie kan blijven.”

Even kijkt hij naar de haven. Schönberger: “Als ze het in mijn tijd een beetje verstandig hadden aangepakt… Er is hier zo veel industrie. In onze tijd wilde Bayer in de club investeren, maar van het bestuur kregen ze geen inzicht in de boeken. Ze wilden zich sportief met niks moeien, gewoon weten hoe de club ervoor stond. Het bestuur weigerde. En kijk nu: Bayer Leverkusen. Enkel door Bayer hoor! Klinkt Waasland-Beveren zo veel beter? Ik had liever Bayer Beveren gezien.”

Kapotte lamp

Een boogscheut verder, de Freethiel. Daar moet Guido Brepoels (53) de ploeg in veilig water loodsen. Hij heeft er net een training op zitten.

Op winterstage ging de club niet. Wel werd er in eigen huis een soort ministage georganiseerd, waarbij de spelers in Beveren bleven overnachten. Van de avonden maakte Brepoels gebruik om met de spelers te praten. “Individueel en per linie.”

Brepoels: “We hebben vooral over voetbal gepraat, en over hoe ik het zag, en wat zij van bepaalde dingen vonden. Eisen per linie, per positie. Wij willen één veldbezetting neerzetten waarmee we iedereen kunnen bekampen zonder veel te moeten wijzigen. In de zomer heb je zes, zeven weken om dingen in te oefenen. Nu niet. Het zijn nu eenmaal jongens die verschillende nationaliteiten hebben, dan kun je beter duidelijke afspraken maken. Ronny Van Geneugden heeft hier goed werk geleverd, maar ik wil niet dat ze op het veld staan met drie, vier gedachten, of spelen in drie, vier systemen. Daarom: één veldbezetting. Ik weet ook wel, alles staat of valt met individuele fouten. Daar ben je machteloos als trainer. Maar ik ga voor duidelijkheid. Een leider op het veld hebben we niet, dat weet ik. Door duidelijkheid vanaf de kant te geven moeten we dat rechtzetten. Coaching is algemeen een probleem bij veel ploegen. Wanneer coachen de meesten? Na de actie. Niet in de actie, of ervoor. Drie stappen vooruitzien is weinig mensen gegeven. Zeker als je onderaan staat.”

Een van de problemen is balvastheid. Die is er voorin niet, zodat de hele ploeg zich rot moet rennen. Brepoels: “Als je voorin geen bal kunt vasthouden, kun je moeilijk bijsluiten. Dat hebben we tot dusver nog niet kunnen oplossen. Misschien kan dat in de toekomst, dat weet ik niet. Op een andere manier spelen. Ballen in de ruimte geven, aan spelers die met het aangezicht naar de goal van de tegenstander voetballen. Als we dan een bal bijhouden, kunnen we misschien wél bijsluiten. Je moet zoeken naar hun kwaliteiten. Ik heb het er met Alex (Czerniatynski, een van zijn assistenten, nvdr) al over gehad, de manier van lopen van de spitsen. Daar is hij nu mee bezig.”

Alleen voetbal telt, zegt hij. Brepoels: “Teambuilding hebben we tijdens de winterstop niet gedaan. Ik houd me ook niet bezig met randgevallen. Niet zeuren. Als de soep koud is, ís het maar zo. Deze keer houd ik me daar niet mee bezig. In Sint-Truiden deed ik het wel, was ik met alles bezig, zelfs met de verwarming als die eens niet werkte. Hier niet. Die zeven wedstrijden die nu nog komen, zijn voor iedereen superbelangrijk. Voor de club, voor de spelers, ook voor mij. In deze competitie worden ze altijd maar jonger en jonger. Spelers van 17 tot 20 jaar vind je tegenwoordig overal in de basis. Waarom? Omdat die nog geld in het laatje brengen.”

Hier niet, constateert hij net als Schönberger. Brepoels: “Hier niet, neen. Dat is iets voor later, wanneer je moet kiezen of je zo blijft doorwerken of niet. Maar dat is later. Wat ik nu wil zeggen, is: als het hier mislukt voor de jongens en ze moeten gaan, kunnen ze een probleem krijgen. Voor de buitenlanders weet ik het niet, maar onze Belgische jongens beseffen dat het menens is.”

En daarna? Brepoels: “Toen ik geen club had, heb ik me bijgeschoold en heb ik veel wedstrijden gezien. Veel in eerste klasse, maar ook in Duitsland en Nederland. Bij Fred Rutten geweest, bij Jan-Pieter Martens in Schalke, op PSV. Je weet nooit wat je daar op termijn mee kunt doen. Ook zij hebben spelers die ze willen plaatsen, die net te kort komen. Ik zag er toch een paar goeie lopen. Misschien voor volgende zomer.”

Dan zit je weer in hetzelfde schuitje van spelers lenen en denken op de korte termijn. Brepoels: “Het moet geen zes man zijn. Maar misschien doen we dat niet, hoor. Het was ook de manier van werken die me interesseerde. Ook op fysiek vlak. Wat ze in Gelsenkirchen doen in de voorbereiding. Tien keer duizend meter. Soms vroeg ik me af: hoe houden ze het vol? Maar de randgevallen zijn allemaal geregeld daar. Als de soep daar koud is, wordt die vervangen. Is een lamp van je auto kapot, dan monteren ze een ander, terwijl je traint. Maar op het veld verwacht men geen enkele minuut verslapping. Geen bal flauw inspelen, dan is het oorlog. Dat is topsport.”

DOOR PETER T’KINT

“Dirk Poppe zegt altijd: wij investeren in de jeugd. Maar in de realiteit is dat toch anders.” Heinz Schönberger

“Ik houd me hier niet bezig met randzaken. Als de soep koud is, is het maar zo.” Guido Brepoels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content