Op 24 juni 2012 was het een jaar geleden dat Roland Duchâtelet Standard kocht. Ondanks het missen van Europees voetbal blikt de voorzitter tevreden terug op zijn eerste jaar in Luik. Hij pareert alle kritiek én formuleert steile ambities.

R oland Duchâtelet wil ons iets laten zien. Samen met Bob Claes, zijn uit de omstreken van Sint-Truiden afkomstige commercieel verantwoordelijke, neemt hij ons mee onder de tribunes van het Standardstadion. Werklui zijn druk in de weer met de nieuwe aankleding van de supporterstogen. Valse plafonds verhullen de hoge, kale betonnen constructies. “Allemaal voor de gezelligheid en het comfort van de gewone supporter”, zegt Duchâtelet, waarna hij ons laat kennismaken met de nieuwe kuipstoeltjes in het stadion. Plannen zat. De mogelijkheid om de twee open hoeken dicht te bouwen en de capaciteit naar 40.000 toeschouwers op te trekken, ligt al op de studietafel. “Maar dat is pas voor als we in de Beneliga spelen.”

De voorzitter is een tevreden man. “We hebben een zeer succesvol jaar achter de rug”, blikt hij terug. “Vanuit mijn perspectief toch, tegen de achtergrond van de overname. We hadden weinig tijd om de vertrekkers te vervangen. Daar zaten toch toppers tussen als Defour, Witsel, Carcela en Mangala. Niet vanzelfsprekend, zonder trainer en zelfs zonder sportief directeur. Dat in acht genomen hebben we vrij goed gepresteerd, zowel in de Belgische competitie als in de Europa League. De bekeruitschakeling tegen Lierse was redelijk dom, maar de vierde plaats in de reguliere competitie was buiten verwachting goed. Alles ging zeer goed, tot de play-offs. Daarin hebben we zonder meer slecht gepresteerd, al hadden we tegenslag ook, met de vele blessures. Pijnlijk, want met deze club horen we altijd Europees te spelen. Dit seizoen moet het lukken. Onze uitgesproken doelstelling is de top drie. Niet top vier of vijf. Top dríé.”

Aan de transfers zal het niet liggen dit keer. “We hebben met Felipe, Tchité en Cyriac drie sterkhouders verloren, maar daar staat tegenover dat we zeer goede ingaande transfers hebben gedaan. Voor de buitenstaander valt dat misschien nog af te wachten, maar voor mij bestaat er geen twijfel over. Ik heb heel veel vertrouwen in de toekomst. Niet in het minst in de nieuwe coach. Ron Jans is een topper.”

Gouden adresboekje

We klimmen van Sclessin naar de heuvels van Sart Tilman, waar de state-of-the-art-Académie Robert Louis-Dreyfus zich uitstrekt over een heuvelachtig domein van liefst 26 hectare. Beneden in de verte leidt Jans een open training voor een aardig volgelopen tribune. Terwijl we plaatsnemen op het terras van het clubrestaurant, herhaalt de trotse voorzitter zijn tevredenheid over zijn eerste jaar in Luik. “We hebben geen enkele slechte transfer gedaan vorig seizoen.”

En Dufour, Bergonsi, Traoré en Eninful dan? Fijntjes: “Schrijf dat maar op het conto van mijn voorganger. Allemaal aangeworven door D’Onofrio met zijn gouden adresboekje.” Mpoku? “Dát is wel een goede transfer.” Belhocine? “Van de wedstrijden die hij heeft gespeeld, hebben we geen enkele verloren.” González? En Seijas? “Successen!” Buzaglo? “Pech gehad met blessures, maar je zal zien: die gaat heel goed presteren dit seizoen.” Bjarnason? “Wordt uitgeleend aan Pescara. Als de Italianen hem kopen, hebben we een mooie zaak gedaan. Standard is een buitengewone springplank.”

Zesentwintig vertrekkende spelers, veertien inkomende. Het va-et-vient was groot. Ook in de overige geledingen van de club ging de bezem door het personeel. “Een organisatie leeft. Wat nooit verandert, gaat niet vooruit. Misschien veranderen wij nu wat te veel en te snel (lacht), maar dat ligt niet altijd aan onszelf. Ik heb niet gevraagd dat José Riga en Michel Bruyninckx weggingen, waardoor de academie, die voor ons toch heel belangrijk is, weer moet worden gereorganiseerd. Vaak zie je dat er met de komst van een nieuwe leiding ook een ander soort mensen zijn intrede doet. Dat is heel normaal. Kijk naar Club Brugge: daar zijn nog veel meer wijzigingen doorgevoerd.”

Andere managementstijl

Over het ontslag van algemeen directeur Pierre François wil hij niet veel kwijt. “Meningsverschillen zijn er altijd, maar dat heeft niet geleid tot conflicten. De samenwerking is nooit moeilijk geweest. Op een bepaald moment kies je voor een manier van werken en dan blijkt de zijne misschien niet ideaal te zijn. Pierre is samen met Standard gegroeid. Hij had alles onder controle. Maar een bedrijf wordt groter en dan is de vraag: kan de organisatie meegroeien? Met zijn managementstijl was dat moeilijk. Verder is er niks aan de hand. Ik verwijt hem absoluut niets. Je moet er niet altijd meer achter zoeken dan er is.”

Ook niet dat François technisch directeur Jean-François de Sart had willen ontslaan? “Dat is niet waar.” Of dat hij te close omging met minstens één makelaar? “Nee, niks mee te maken.” Dat hij zijn hand overspeelde in de deal die hij probeerde op te zetten met Tchité? Standard zou investeren in de academie van Tchités broer in Burundi en in ruil daarvoor zou de aanvaller nog jaren in Luik blijven. “Daar weet ik niets van. Pierre wou Tchité een plezier doen opdat hij goed zou spelen. Zijn intentie was goed, daar ben ik van overtuigd, maar of het ook een goed plan was, is een ander verhaal.”

Dat het ontslag de onrust bij de Luikse aanhang heeft aangezwengeld: ook dat gelooft hij niet. “Supporters zijn vooral bezig met de spelers en de coach. Dat zijn hun vedetten.”

Op de zwarte lijst

In de omgeving van Tchité viel kritiek op Duchâtelet te horen. De voorzitter zou hem te duur hebben gevonden in verhouding tot zijn rendement. “Absolute onzin. Tchité is een zeer goede speler. Het is spijtig dat hij weggaat. Het is een troef die van ons naar de concurrentie gaat. Net als Cyriac. In beide dossiers zijn er fouten gemaakt. We hadden dit beter moeten aanpakken, maar een voetbalclub is echt wel een mijnenveld. Cyriac had bijgetekend en Pierre wilde uitsluiten dat hij naar Anderlecht kon, maar zijn makelaar heeft dat geweigerd.”

Die makelaar, Mogi Bayat, is op de zwarte lijst gezet. “Ik vind die man onbetrouwbaar. Ik ben ervan overtuigd dat Cyriac al heel lang had getekend bij Anderlecht. Dat mocht niet, zonder ons akkoord om met Anderlecht te onderhandelen. We doen nooit nog zaken met hem. Om meer dan de affaire-Cyriac alleen trouwens.”

Opvallend is dat Jean-François de Sart buiten schot blijft. Het gerucht gaat nochtans dat ook Duchâtelet aan hem ging twijfelen na klachten van Riga. “Dat is fel overroepen. Alle beslissingen hebben we samen genomen. Riga heeft één keer gezegd, in december, dat hij hoopte dat er een aanvaller bij kwam. Wij waren daarmee bezig. Ezekiel is gekomen, maar andere pistes hebben zich niet geconcretiseerd. Daarna heb je van Riga niets meer gehoord.”

Toch zou hij al in het gezelschap van Luciano D’Onofrio zijn gesignaleerd. Duchâtelet schiet in de lach. “Ongelooflijk! Dat meen je toch niet? We hebben daarnet de lijst met transfers overlopen: daar heb je toch zelf het antwoord gegeven?”

Twijfelende abonnees

Twee krasse gepensioneerden komen het terras opgeklommen. Ze stuiten op de gesloten deur van het restaurant en ontwaren de voorzitter van hun club. Er ontspint zich een gesprekje. De senioren zijn vol lof over hun kennismaking met Ron Jans tijdens de zonet afgelopen training. Mooie presentatie. In het Frans. Veel volk ook. En applaus.

“We zijn vertrokken voor een mooi seizoen”, concludeert Duchâtelet.

De ene: “Ik denk het.”

De andere: “Ik hóóp het.”

De ene stelt de andere voor als voorzitter van een vijfhonderd leden tellende supportersclub. Die heeft slecht nieuws. De teleurstelling van de play-offs heeft twijfel gezaaid bij het verlengen van de abonnementen. “Je voelt het verschil. We hebben mensen verloren.”

Duchâtelet zet zich schrap. “Wel, ze hebben ongelijk. Omdat we goed gaan spelen en onze eerste matchen allemaal gaan winnen. Het verschil tussen de prijs van een abonnement en die van een ticket is groot. Ik beklaag degenen die voor elke wedstrijd een ticket zullen kopen. Dat ze niet komen klagen achteraf. Onze ticketprijzen zullen opslaan, maar de prijzen van de abonnementen hebben we onveranderd gelaten. 170 euro voor een heel seizoen: dat is een cadeau! Daar heb je bij Arsenal hooguit twee wedstrijden voor gezien.”

De gsm van de voorzitter licht op. De verklaring voor het gesloten restaurant is gevonden. Congé annuel. We keren terug naar Sclessin en houden halt voor een onopvallende gevel aan de boorden van de Maas: Chez Massimo.

Prettig samenwerken

Duchâtelet houdt de tijd in de gaten. Wat deed hem zo innemen voor Ron Jans? “Hij is niet iemand die naast zijn schoenen loopt. Hij houdt de zaken eenvoudig. Dat spreekt mij erg aan. Ik heb een heel goed gevoel bij hem omdat hij no-nonsense is. Zoals ik. Hij verkoopt geen show, ik verkoop geen show. Hij zegt waar het op staat, ik zeg waar het op staat. Het is heel prettig om met zo iemand samen te werken.”

Hij ontkent dat hij voor een Nederlander koos om zijn pleidooi voor een Beneliga kracht bij te zetten. “Nee, er waren meer mogelijkheden.” Op namen gaat hij niet in. “In de pers wordt veel gezegd wat niet waar is. Ik ga me niet verplicht voelen om telkens te reageren. Als ik het dan een keer niet ontken, zal men zeggen: ah, het zal dus waar zijn. Dus zeg ik niets. Geleerd van Pierre François. Heel verstandig.”

Op de persconferentie waarop José Riga zijn vertrek toelichtte, kondigde Duchâtelet aan geen haast te maken met de opvolging. Hij sloot zelfs niet uit dat de voorbereiding zou starten zonder de nieuwe coach. Dat leek het pad te effenen voor Frank Vercauteren. Om belastingtechnische redenen kon de in het Midden-Oosten om werk verlegen zittende Brusselaar pas begin juli opnieuw in België aan de slag. Zijn aanwerving zou een meesterlijke zet naar de explosieve Luikse achterban zijn geweest.

Duchâtelet glimlacht. “Niet gek bedacht, inderdaad, maar ik ben niet zo’n goede strateeg.”

Jans was – net als Riga, benadrukt hij – zijn keuze. Over waarom hij het trainersdossier naar zich toe trok, is Duchâtelet wel duidelijk. “De trainer vervult een bijzondere job. Je kunt als voorzitter veel zaken delegeren, maar niet de keuze van een trainer. Meer dan een technisch directeur kijk je naar relationele aspecten. Trouwens, De Sart was het roerend eens met mijn keuze.”

De indruk van een diffuus sportief beleid is wel gewekt. Met Christophe Dessy zette De Sart iemand uit de Franse school aan het hoofd van de Académie. Een koerswijziging van honderdtachtig graden na Bruyninckx en Riga, vurige aanhangers van het Spaanse model, dat toch nauwer verwant is met de Nederlandse voetbalcultuur van Jans. Duchâtelet: “Ron Jans zal zijn speelwijze kiezen op basis van de beschikbare spelers. Hij wil voetballen, maar dat wil niet zeggen dat het altijd over de grond zal moeten of met zeventig procent balbezit. Riga heeft óók 4-4-2 gespeeld.”

Irrationele supporters

Geen tijd voor koffie. Roland Duchâtelet stuurt zijn grijze Citroën terug naar het stadion. Een laatste thema: Standard vervlaamst. Hij lacht het weg. Bob Claes, akkoord, maar verder? “Niemand! Die opmerking is voor het eerst gemaakt in een Vlaamse krant. De Franstalige media hadden er niet eens bij stilgestaan. Ron Jans is de zesde Nederlandse coach in de geschiedenis van Standard. En hoeveel Limburgers hebben hier in het verleden niet gespeeld? Veel meer dan nu. Standard is geen Waalse club. Nederlandstalige supporters zijn hier altijd in het Nederlands verwelkomd. Standard is steeds een tweetalige club geweest.”

Hij vindt niet dat hij iets heeft goed te maken tegenover de sluimerend ontevreden achterban. “We hebben goed gewerkt. We hebben alleen geen chance gehad in de play-offs. Dat is alles. Als de supporters zich daar niet mee kunnen verzoenen, is dat pech voor hen. Ik ga mijn beleid niet laten beïnvloeden door goedkoop commentaar. Supporters zijn irrationeel. Je moet rekening met ze houden, maar je mag daarin niet overdrijven.”

Zijn rotsvaste geloof in een plek in de top drie moet hen geruststellen. Geen excuses dit keer. “We gaan ons nergens achter verschuilen.” En na het komende seizoen? “Nóg een jaar met goede resultaten en dan komt de Beneliga. Daar willen we ook weer sterk in presteren.”

Het afscheid is dat van een tevreden man. “Dat niet alles hier gebeurde zoals ik het zou willen, is normaal. Je moet een organisatie de kans geven te evolueren. Daarom hebben we haar gewijzigd. We moeten vooruit. Door een andere manier van werken worden er zaken mogelijk die anders moeilijk waren geweest. Al onze afdelingen zullen autonomer kunnen nadenken over wat ze gaan doen en wat niet. Dat is de voornaamste organisatorische evolutie – geen revolutie. Eigenlijk zijn het details.”

DOOR JAN HAUSPIE – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Onze uitgesproken doelstelling is de top drie. Niet top vier of vijf. Top dríé.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content