Er staan ondertussen bomen op de plaats waar Patrick Goots zijn eerste doelpunten maakte voor Dessel Sport, maar de herinneringen zijn gebleven.

“Hier lag het, hé, het B-veld,” zegt Patrick Goots op een boogscheut van waar hij bouwde, achter het stadion van Dessel Sport. “Een heel slecht veld. En dààr waren de kleedkamers. Een oud platenkot. Douches waren er niet. Je moest je ’s winters wassen met een kom koud water. Maar dat is hier al lang weg allemaal. Tweeëntwintig jaar, schat ik. De jeugdvelden liggen nu in Brasel, waar ik destijds woonde. Maar daar is het voor mij begonnen, waar die bomen staan. Schoenen had ik al toen ik voor het eerst kwam trainen, maar de eerste keer dat je zo’n tenueke van Dessel Sport draagt… Eigenlijk is dat een droom die in vervulling gaat. Groen en wit, met reclame erop voor Ravago Plastic, nog altijd een hele grote firma in Arendonk. Mijn eerste officiële wedstrijd was op Zwarte Leeuw, de zondagochtend om halftien. 1-3. Ik maakte ze alledrie.

“Ik ken ze nog allemaal van toen. Ronny Debie, Noël Gijs, Koen Mertens in de goal. Ik ben de enige die carrière maakte, omdat, denk ik, ik op de juiste momenten wat geluk kende én omdat ik een strenge vader had. Je moet weten : de leeftijd van 15, 16, 17, 18 jaar is hier een zeer gevaarlijke periode. Hier is altijd een brouwerij geweest, de Campina, en hier drinkt men nogal rap bier. Bij de scholieren moesten wij de zondagochtend sjotten en dan waren daar mannen bij die om vier, vijf uur ’s nachts waren thuisgekomen. Ik herinner mij nog dat er eens twee zegden : we waren vannacht op de markt en er was niets meer open, behalve het buskotje. Maar ik was al bijna 17 toen ik de zaterdag voor het eerst mocht uitgaan en dan moest ik nog om elf uur thuis zijn.

“Hier is al enorm veel talent verloren gegaan, heel veel van mijn generatie ook. Hét talent was Dion Leysen. Stond met 16 jaar in het eerste van Dessel, is nog jeugdinternational geweest, maar toch is er niks van geworden. Nu doet hij mee met de tweede ploeg van de Kempenzonen.

“Wij hadden destijds in de buurt van waar ik woonde een hele zware bende. Elke avond kwamen we samen om te voetballen en te honkballen, met een stok en een tennisbal. We waren hardrockers, begonnen dan naar concerten te gaan en… Ja… Dan komt die drank erbij, hé. Ik ben dikwijls kwaad geweest op mijn vader. In Retie was een dancing en daar was elke zaterdagavond bal waar iedereen uit de omstreken naartoe ging. Maar tegen dat het echt begon, zat ik al op mijn fiets naar huis. Ik probeerde wel eens iets uit te vinden, een platte band of problemen met mijn ketting, maar dat pakte niet. Ik had het daar heel moeilijk mee, maar achteraf bekeken, is dat de enige juiste beslissing geweest. Want zonder mijn vader, kwam ik met zekerheid ook maar om drie, vier uur thuis. Ik weet nu al dat dat één van de zaken wordt waar ik met mijn zoon heel streng op zal moeten zijn.

“Ik was negen jaar toen ik bij Dessel Sport begon. In een stratentoernooi had ik dertien, veertien doelpunten gemaakt en ik moest meteen een aansluitingskaart tekenen. Eén keer per week trainen en ’s zondags voorwedstrijdjes spelen van de eerste ploeg. Ik weet nog dat we eens met 24-0 wonnen en ik er 12 of 15 maakte, waarna de trainer zei : je bent te goed voor die voormatchkes. Ik was nog te jong om met de miniemen mee te doen, maar met een valse pas speelde ik vanaf dan toch bijna een heel seizoen bij de miniemen C. Zonder problemen, tot de op één na laatste match. Tegen Gierle was dat. 5-5. Ik maakte er vier. Zegt de vader van Walter Meeuws, die dat ploegje trainde : “Dàt is gemakkelijk, als je kadetten meebrengt.” Waarom mijn vader, onze ploegafgevaardigde : “Wie dan wel ?” û “Die witte daar van voor”, zegt de vader van Meeuws. Waarop mijn vader : “Als je klacht indient, zal je de match winnen, want hij mag eigenlijk nog nog niet meedoen. Hij is nog maar negen jaar.” Ze hebben hem mijn echte pas moeten laten zien, want hij geloofde het niet.

“Ik groeide dan ook op met een bal. Mijn vader was heel voetbalminded en richtte in 1969 de caféploeg op waar ik nu trainer van ben. Mij konden ze alleen maar straffen met : je mag zaterdag niet mee naar de Kempenzonen. Dat was voor mij de ergste straf, maar ik weet van mijn tante die naast ons woonde dat ik dan zodanig kon manoeuvreren dat ik het uiteindelijk toch nog wel geregeld kreeg om mee te mogen gaan. Ik sta dan ook op alle foto’s van de Kempenzonen uit die tijd.

“Mijn droom was bij de Kempenzonen spelen. Anderen waren supporter van Cruijff en Pele, mijn idool was Marcel Sterckx van de Kempenzonen. Een spits die alleen maar meedeed als hij het nummer 13 mocht dragen. Hij was ook snel, scoorde ook heel gemakkelijk een doelpunt, maar had niet zo’n goed schot als ik.

“Eigenlijk wou ik keeper worden. Achter het ouderlijk huis was heel veel ruimte, we hadden daar een voetbalveldje en ik stond heel graag in de goal. Al mijn kameraden van de omliggende straten kwamen na school bij ons voetballen. Dat was : kabas in de hoek en sjotten tot het donker werd. De penaltytrofee en zo. Maar het is niet doorgegaan. Zowel in dat stratentoernooi als bij Dessel was er al een keeper. Maar ik sta nog altijd graag in doel. In de zomer keep ik bij de Kempenzonen. Wat ik graag doe, is dan eens meegaan op corner en dan rap moeten teruglopen (lacht).

“Mijn grootmoeder woonde bij ons en elke zaterdag moest ik met haar te voet mee naar de kerk. Dan sjotte ik een steen of een blikje van bij ons thuis tot aan de kerk en terug. Ging ik met de hond wandelen, tot aan de chiro, dan nam ik een bal mee en probeerde ik hem in zo weinig mogelijk trappen daar te krijgen û en terug.

“Jeugdtrainers die ik nu nog terugzie, zeggen mij : uwen traptechniek was toen al fenomenaal. Ik deed veel thuis, helemaal alleen tegen de muren sjotten. Mijn moeder werd heel dikwijls horendol. De garagepoort, de ramen… Alles kapotgestampt. Ook de ramen in de lagere school trouwens.

“Ik ben altijd wel een doelpuntenmaker geweest. In de jeugd scoorde ik vooral door op snelheid achter ballen in de diepte te gaan en de keeper te dribbelen. Eigenlijk ben ik mij pas echt op mijn schot gaan toeleggen bij Lommel en Beerschot. Afstandschoten uit mijn jeugd herinner ik mij zo niet meer. Maar als ik naar doel schoot, was het wel meestal tussen de palen. Ik ben altijd heel erg gefixeerd geweest op het kader, gewoon, denk ik, omdat ik altijd veel naar doel getrapt heb. Ik herinner mij dat wij thuis een houten goal hadden, door mijn vader van bomen gemaakt, en dat ik altijd oefende om op de lat trappen. Ooit raakte ik ze dertien, veertien keer na elkaar.

“Op training trap ik er niet meer binnen dan een ander, maar in de matchen is het anders. Dan is de drang om te scoren groter. Ik weet niet hoe dat komt. Dan wordt dat opgeteld, hé (lacht). Ik ben ook altijd meer met competitiematchen bezig dan met vriendschappelijke wedstrijden. In het begin had ik een suikernonkel van wie ik twintig frank per goal kreeg. Dat duurde een jaar of twee, tot mijn vader zei : dat moet stoppen. Misschien ben ik een beetje verkeerd opgeleid. Als kadet speelde ik twee jaar bij Lierse ; misschien had ik nog meer uit mijn carrière kunnen halen, was ik daar langer gebleven. Maar Dessel vroeg opeens het dubbele van wat afgesproken was en ik moest terugkeren. Ik stopte toen zelfs een tijdje met voetballen. Er waren woorden geweest, omdat ik drie keer bij Antwerp was gaan testen.

“Hoe dan ook : ik denk dat je Tor-instinct niet kunt kopen en ook niet kunt trainen. Die koelbloedigheid, het zelf bepalen wat er gebeurt als je het duel met de keeper aangaat… Dat héb je of dat heb je niet. Onze Killian heeft dat ook.

“Het voetbal heeft mij veel gegeven. Vergeet niet : ik werkte drie jaar voor ik profvoetballer werd, bij Daf Trucks en bij een nucleair bedrijf hier. Zonder voetbal was ik nu al twintig jaar aan het werken zoals iedereen, want ik was niet zo’n uitmuntende student. Als ik nu oud-leraars terugzie, zeggen die allemaal hetzelfde. Op de vraag wat ik later wou worden, kwam steeds hetzelfde antwoord : voetballer. Ik ben in het derde studiejaar nog mee geweest naar Club Brugge-Hamburg met een leraar die goed bevriend was met Julies Cools. Die zegt ook : er was maar één ding. Voetbal, voetbal, voetbal. Tijdens de lessen was ik al ploegjes aan het verdelen, van : zo gaan we straks op de koer sjotten. Dat heeft dus altijd in mij gezeten. Het is begonnen met de Kempenzonen, daar kreeg ik de microbe te pakken. Nu ben ik 38 jaar en begin ik straks al aan mijn twintigste seizoen als trainer van de Kempenzonen. Dat is dus één rode draad door mijn leven.

“Wat er sindsdien allemaal is gebeurd, had ik nooit kunnen denken. Misschien dacht ik er wel aan ooit in de eerste ploeg te spelen van Dessel of op een dag in tweede klasse te geraken ; maar de carrière die ik maakte, overtreft alle verwachtingen. Maar toeval is het natuurlijk niet. Iedereen denkt bijvoorbeeld dat ik een bon-vivant ben, maar ik heb toch altijd wel voor mijn sport geleefd : mij altijd goed weten te verzorgen, op tijd rust genomen en altijd heel graag getraind.

“Een topploeg en Europees voetbal heb ik gemist, zeker omdat ik een speler ben die goed presteerde als er sfeer was. Maar kijk : tot 38 jaar in eerste klasse gespeeld en nu nog een jaar als prof bij KV Mechelen, ik denk dat er daar veel voor willen tekenen als ik zie wie er van mijn generatie al afgehaakt is en gaat werken. Ik denk wel dat ik iets betekend heb in het Belgische voetbal. 158 doelpunten, waaronder toch een paar schitterende. Als je de gemiddelde Belg vraagt wie ik ben, zullen ze wel weten wat of hoe. Ik ben content met wat ik bereikte.

“Mijn vader is daarin cruciaal geweest. Als ik hier in Dessel ouders nu bezig hoor… Het zijn allemaal Maradona‘s, hé. Je moet, vind ik, je kind verdedigen tot en met, maar je moet ook realistisch zijn. Ik hoor al die mannen hier al van Anderlecht en van Barcelona dromen, terwijl : als er één ooit in eerste raakt, zal het al een succes zijn.

“Ik laat onze Killian voelen dat hij niet de beste is, omdat ik ook weet : van nature is hij een leiderstype dat veel naar zich toetrekt en dan botst dat regelmatig. Als zoon vàn zal hij het hier in Dessel ook niet gemakkelijk krijgen. Ik had het hier trouwens ook niet gemakkelijk. Daarom ga ik ook heel weinig kijken. Het is zo al moeilijk genoeg voor hem. Jaloezie, hé.

“Ik herken heel veel van mezelf in hem, ook dat emotioneel zijn als het moet. Het verschil is dat wij vroeger niks anders deden dan buiten sjotten en dat die ruimte van toen er nu niet meer is. Want wat deden wij vroeger ? Voetballen en wat knikkeren en een kamp maken in de bossen. Als ik van school kwam, keek ik nooit televisie. Hij stond ook nooit op, omdat er voor kinderen weinig of niets te zien was. Nu hebben ze een eigen tv, een playstation, een gameboy, een computer en dan is er nu ook nog die Yu-gi-oh !-rage. Ze zijn met heel veel andere dingen bezig. Als ik verjaarde, was het : een bal. Alles was daar toen op gericht, nu is de aandacht verspreid. Ik begrijp dat ze nu vier keer per week moeten trainen. Wij trainden alle dagen, spontaan.

“Ik denk wel dat het vroeger beter was. Bijkomend voordeel was toen : op straat en op pleintjes speelde je ook tegen grotere jongens. Nu traint iedereen in zijn leeftijdscategorie tegen zijn leeftijdsgenoten. Als ik dertien, veertien jaar was en eens een wedstrijdje mocht meedoen met de Kempenzonen, moest ik mij altijd heel hard weren. Want dat waren volwassenen. Je leerde tegen een overmacht spelen. Ik herinner mij nog dat ik met hen ging lopen in het Prinsenpark en dat ze mij naar huis moesten dràgen. Ik kon niet meer gààn ! Je wil je niet geven, hé. Ik ben geneigd te zeggen dat dat voor mij misschien wel de doorslag heeft gegeven.

“Ik wil proberen Killian bij alles te helpen. Dat is enerzijds het plezier in het spelletje proberen te bewaren en anderzijds karakter kweken. Als we in de tuin aan het voetballen zijn, gaat hij vaak na een halfuur bleitend binnen, want ik laat hem nooit winnen. Hij heeft de kwaliteiten om het te maken als voetballer, maar ik wil dat hij ook die echte winnaarsmentaliteit krijgt. Hij moet leren vechten. Net als ik vroeger gaat hij heel graag in de goal staan en dan trap ik zo hard dat alle ballen binnenvliegen. Dan zit mijn dochter op de glijbaan te kijken en doe ik precies alsof ik gescoord heb in eerste klasse. En dan is het ambras, hé. Dan roept en brult hij en klimt hij over de platen en is hij weg. Maar omdat hij het zo graag doet, begint hij elke keer opnieuw, hé. En ik moet zeggen dat ik enkele weken geleden serieus moeite heb moeten doen om hem in een spelletje tennisvoetbal te kloppen. Hij is op goede weg (lacht).

“Ik zal niet zeggen dat het vroeger allemaal zoveel beter was, maar… Als het goed weer is en ik zie wat er dan allemaal aan speelgoed op het gazon staat, en wat er nog in het tuinhuisje ligt dat al jaren niet meer gebruikt wordt… Ik mis respect voor wat ze allemaal krijgen. Ik was anders. Ik vergeet nooit dat ik van mijn ouders eens witte sportschoenen kreeg die met een soort rood plastiek overspannen waren. Echt, dat waren schoenen, jong ; dat was hét cadeau voor mij. Ik doe ze aan om naar school te gaan, ik sjot ermee tijdens de speeltijd, de bel gaat, ik sta in de rij, ik kijk naar mijn tip en… ik zie dat dat rood plastiek eraf is ! Ik was helemaal van de kaart. Ik ben thuisgekomen en ben ze meteen gaan verstoppen. Ik durfde ze niet te laten zien.

“Ik heb altijd veel zorg gedragen voor mijn schoenen. Op den Antwerp sjotte ik twee jaar met hetzelfde paar. Maar daar moest dan ook geen man aan raken, hé ! Dat respect voor je materiaal mis ik nu een beetje bij de jeugd. Ik heb nog nooit met een trainer gevochten, maar bij Turnhout heb ik wel de Plessers eens bij zijn kraag gegrepen, omdat hij tegen mijne kabas stampte. Nu is het hier : dinsdag rits kapot, woensdag regenvestje verloren… Dan word ik zot. Ik weet : Killian is er één… Als ik die niet kort zal houden, gebeuren er rampen.

“Ik weet hoe belangrijk de leeftijd van 14 tot 18 jaar is. Destijds zag ik bij vrienden wat er allemaal fout kan lopen en ik zie het hier in Dessel nog altijd. Killian moet zelf ook een beetje zijn weg zoeken, maar prioriteit wordt dat hij van de drugs afblijft.”

door Christian Vandenabeele

‘Mijn eerste officiële wedstrijd was op Zwarte Leeuw. De zondagochtend om halftien. 1-3. Ik maakte ze alledrie.’

‘Ging ik met de hond wandelen, dan nam ik een bal mee.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content