Dat hij de wedstrijd van AA Gent tegen zijn vorige club, Westerlo, met een bijzonder gevoel zou beleven, wist Bart Willemsen. Maar niet dat het met artrose in beide heupen en vanaf de tribune zal zijn.

B art Willemsen : “Ik had mij voorgenomen : als ik moet stoppen met voetballen, zal ik me niet laten gaan, want zo ben ik niet. Maar wat ik niet van mijzelf wist, is dat ik me tóch zo kon laten gaan. De hele dag dat het bekend raakte, was ik nochtans goed doorgekomen : met de pers gepraat, tv op bezoek geweest, telefoons gekregen. Maar ’s avonds koekten ze me neer ( lachje). Mijn ouders zijn hier dan de hele nacht gebleven en ik heb een slaappilletje gepakt. Maar toen was het wel al drie uur.

“Op dat moment deed het goed om mij eens te laten gaan, maar de momenten dát ik dat heb gedaan, zijn eigenlijk heel schaars. Want ik neem alles nogal met een korreltje zout. Vroeger zeiden ze op school : allez, trek jij je dat niet aan, dat je slechte punten hebt ? Een ander kon in de put zitten voor een peulschil, maar ik niet.

“Ik probeer het allemaal ook zo positief mogelijk naar buiten te brengen, omdat ik weet dat er anders ook mensen in de familie onder lijden, mensen die elke wedstrijd kwamen kijken. Als ik in de put ga zitten, dan maakt dat het alleen maar erger. Hoe moeilijk het soms ook is, want als ik thuis kwam, had ik het best wel moeilijk. Maar ik heb ook direct gedacht : als ik moet stoppen, maar voor de rest van mijn leven geen last heb, dan zul je mij niet horen klagen. Er zijn mensen die er veel erger aan toe zijn.

“Ik ben op mijn zeventiende prof geworden. Overgeschakeld van drie keer per week naar twee, drie keer per dág trainen, plus achttien centimeter gegroeid. Soms voelde ik me toen wel stijf in de heupen, maar in januari 2000 werd de pijn almaar erger. Mijn benen open en dicht doen, in en uit de auto stappen, dat betekende voortdurend pijnscheuten. Als ik een uur of twee niet bewoog, dan moest ik mij daarna echt in gang zetten. Als je dat op je tweeëntwintigste hebt, moet je toch eens beginnen na te denken hoe gezond dat kan zijn.

“Toen, in januari 2000, was er voor het eerst sprake van artrose en kinesitherapie om de mobiliteit van mijn heupen te verbeteren. Ze hebben mij zes inspuitingen gegeven, links en rechts, en daarna had ik een periode waarin ik heel goed was. Op een jaar tijd ben ik twee keer zo soepel geworden. Toen zag het er eigenlijk goed uit. Het seizoen begon goed, maar na twee wedstrijden herviel ik en bleek dat het niet slecht was om te opereren, om alles eens te reinigen. Daardoor was ik weer zeven maanden buiten strijd. Maar ik heb aan mijn kracht gewerkt en ik voelde mij nadien goed.

“Westerlo wou mij een nieuw contract geven, maar pas als ik bij de start van het seizoen fit was. Zij wisten, dat hadden we afgesproken, dat ik met andere ploegen zou praten terwijl zij wachtten. Ze dachten waarschijnlijk : een geblesseerde speler, wie gaat dat willen. Daarom ben ik Gent heel dankbaar, want dat zij mij wilden, was een stimulans om dat stapje extra te zetten.

“Ik kende daar twee goeie weken. Wedstrijd gespeeld, direct gescoord, maar dan kom je in de kleedkamer… Ik doe mijn veter los en… Van het moment dat ik stilviel, begon dat te trekken en te doen. Ik heb er toen nog niks van gezegd om er een nachtje over te kunnen slapen, maar ’s morgens kon ik bijna niet meer stappen. Toen vond ik het genoeg geweest : het was de vijfde of zesde keer dat ik herviel. Zonder dat ik een diagnose hoorde, was dat voor mij toch een teken aan de wand. De dag na een vriendenmatch met Gent stond ik op en kon ik bijna niet meer gaan. Ik heb tegen mijn vriendin gezegd : het is gedaan, ze mogen zeggen wat ze willen, het is gedaan, want de beste dokter ben je zelf.

“Van dokter naar dokter – op Marc Goossens, van de nationale ploeg, moest ik zeven dagen wachten omdat hij juist met vakantie was -, dat was niks dan nagelbijten. Ik hoopte ook gewoon dat hij zou zeggen : stop ermee. Ik had al drie, vier chirurgen gesproken, als hij had getwijfeld, dan zou het mentaal niet meer te houden geweest zijn. De clubdokter was al heel realistisch en cru geweest. Als ik het zeg, zei hij, is het gedaan. Dat was wel een eerste klap. Maar hij had gelijk. Beter het zo te horen dan op een andere manier. Ik kwam daardoor al bij Goossens binnen met het idee : 99 procent kans dat ik hier niet meer als profvoetballer buiten stap. Ik had nog niks gezegd, hij nam de foto’s en het was in de eerste minuut al beslist. Het onderzoek heeft hij pas achteraf gedaan. Zo duidelijk was het. Nu kan het zijn dat ik twintig jaar zonder veel last kan leven, maar dat is afwachten tot de ontstekingen weg zijn.

“Ik kan het begrijpen, maar soms was het wel vervelend dat mensen er zoveel naar vroegen. Dan had ik er ’s avonds echt genoeg van. En daarom heb je een vrouw nodig, hé ( lacht naar zijn vriendin). Mijn vriendin kon alles redelijk goed relativeren. Ik ben wel geschrokken van sommige telefoontjes, van mensen van wie ik het echt niet verwacht had. Maar er zijn er ook van wie ik niets gehoord heb, terwijl ik er wel op gerekend had. Ik lig daar niet van wakker, ik begrijp het wel : voetbal is ieder voor zich. De een zijn dood is de ander zijn brood, zal ik maar zeggen. Maar er zijn er wel heel veel, DeBeule, Severeyns, Schoofs, spelers uit mijn lichting van de beloften, enfin, te veel eigenlijk om op te noemen, die mij enorm gesteund hebben.

FrankDauwen ook bijvoorbeeld, naar hem keek ik als voetballer op en als mens eigenlijk ook. Ceulemans ook. Die zei : Bart, neem het risico alstublieft niet voor de rest van uw leven. Van de ene kant was ik heel blij met al die reacties, maar tegelijk voel je ook : nu is mijn carrière gedaan. Van sommige mensen droomde ik om er ooit mee te voetballen en het is mij gelukt, maar eigenlijk zonder dat ik het wist. In een knip was het voorbij. Dat doet wel raar. Je hebt toch het idee dat je langer zal spelen dan mannen van 34.

“Ik kijk nu wel anders naar mijn voetballeven. Ze vragen soms : wat is je mooiste moment ? Speelde ik nog, ik zou zeggen de beker van België of Europees op Berlijn. Maar nu zeg ik gewoon : alles. Elk moment is mooi. Na die zeven maanden revalideren eens tegen een bal kunnen trappen of een bal door de benen spelen, dat was al mooi op zich. Terwijl je daar twee jaar geleden niet bij stilstond, gaf nu elke bal die ik raakte me een goed gevoel.

“Ik heb de knop dus gewoon in een andere richting gedraaid. De eerste weken en nu nog voel ik steken in mijn borst : de-trainingssyndroom. Het hart dat zich moet aanpassen van veel naar niet meer trainen. Dat zijn van die signalen dat je ook fysiek voelt dat je anders aan het leven bent. Daarom moest ik direct de draad weer oppakken met zwemmen en fietsen. Vanmorgen om zeven uur zat ik al op de fiets, gisterochtend in het zwembad. Ik heb nooit gefietst, maar mijn broer heeft vorig jaar een koersfiets gekocht die ik mag gebruiken. Mij ’s morgens een uurtje goed in ’t zweet rijden, douchen en dan is mijn dag goed begonnen.

“Met mijn broer heb ik trouwens ook gevoetbald. Die heeft mij hard gemaakt, hoor ( grijnst). Een beenhouwer. Achteraf bekeken is dat wel goed geweest, want ik wou altijd al voetballer worden. Ik heb het zesde middelbaar afgemaakt en dan nog wel een half jaar zakelijk vertaler-tolk gedaan, maar als ik ’s morgens in de klas kwam, dacht ik al aan de trainingen van ’s namiddags. Ik wíst dat ik wou voetballen. Iedere keer als ik dat zei op school vroeger, zeiden ze : ja maar serieus, wat wil je worden ? Profvoetballer dus. Ik zei : je zal het wel zien.

“Het was altijd voetballen. Thuiskomen, boekentas aan de kant en overal aan de deuren gaan bellen om mee te spelen. Zes of zeven uit de wijk voetbalden er bij hetzelfde ploegje. Maar die mannen studeerden allemaal en ik moest alleen gaan shotten. Hoeveel keer onzepadenhof heeft moeten heraanleggen omdat hij overhoop was gestampt… Die is blij dat hij zijn tuin nu eens voor zich kan hebben, zie. Van de zomer heb ik er ook nog even in geshot, maar voor de rest zit ik daar op de bank in de zon kruiswoordraadsels op te lossen of speel ik met de petanqueballen ( lacht). Dat klinkt alsof ik 65 ben, maar de heupen zijn ernaar, hé ( lacht).

“Er gaan zeker momenten komen dat ik het weer lastig krijg. Dat vertelde PhilippeVandeWalle mij ook. Voor hem, zegt hij, was dat een heel proces. Soms gaat het je voor de wind en soms loop je te vloeken : was ik maar weer voetballer. Maar ik zal daar tegen gewapend zijn omdat ik de dingen van nature altijd positief bekijk. Al ben ik wel eens wakker geworden dat ik in mijn slaap een wedstrijd van vroeger aan het herspelen was. En als ik een videoband vastpak van Westerlo-Lommel, de bekerfinale, dan heb je zin om te schreien, natuurlijk, hé. Boven in de gang hangt ook een poster van Westerlo en elke keer als je daar in het begin passeert, dan… Maar nu denk ik : dat heb ik gehad, dat kan ik later aan iedereen laten zien. Want van het moment dat je beseft dat er geen andere weg meer is, moet je die knop omdraaien, anders lig je binnen de kortste keren op de depressie-afdeling van het ziekenhuis.

“Er zijn mensen die zich alles meer aantrekken, die het daar moeilijker mee hebben. Mijn broer bijvoorbeeld, die was zo’n pietje precies, die kon op school een opstel weggooien omdat de laatste ‘o’ niet goed geschreven was. Terwijl ik al blij was als de laatste ‘o’ goed gevormd was en de rest niet ( grijnst).

“Na mijn afscheid heb ik maar één wedstrijd van Gent, die tegen Gençlerbirligi, gezien. De eerste tien minuten had ik echt moeite om ernaar te kijken. Van het moment dat ze opkomen, besef je : daar zal ik nooit meer tussen staan. Dat was het eerste moment dat ik grondig begon te beseffen dat het over was. Maar in tegenstelling tot sommige anderen mensen, die zomaar kunnen stoppen met iets, zal ik geen Europese wedstrijd op tv missen. Alleen van de eerste speeldag heb ik bewust wat afstand genomen. Ik ben naar Turnhout, dat voor de beker speelde, gaan kijken. Als ze dan tijdens de rust de stand in eerste afroepen, moet ik wel even slikken. Westerlo-Gent volgende week, dat zal erger worden. Maar ik ga er wel naar kijken, anders zou ik achteraf spijt hebben.

“Als je van je 21 al zoiets meemaakt, besef je pas dat er erge dingen kunnen gebeuren waar je geen grip op hebt. Tot mijn 21 liep alles eigenlijk als een trein. Ik stond er nooit bij stil, het was de normaalste zaak. Als ik nu de klok kon terugdraaien, had ik misschien wel dubbel genoten van alles. Maar dat is het leven. Nu besef ik dat niet alles zomaar voor het grijpen ligt.

“Financieel is het ook een streep door de rekening, maar ik heb het geluk dat ik een persoonlijke verzekering heb afgesloten. Daar moet ik mij niet te veel zorgen over maken. Alleen zijn de goeie tijden van de matchpremies voorbij. Om een kwartier te gaan fietsen krijg ik geen premie ( lacht). In juni trouwen we en dan hoop ik dat we kunnen uitkijken om te bouwen van zodra ik werk heb. Op dit moment ben ik aan het solliciteren en gesprekken aan het voeren om te zien wat de mogelijkheden zijn. Het is de bedoeling om deels in de voetbalwereld te blijven. Het eerste jaar zal ik wellicht aan cursussen besteden : trainersschool en misschien ook sportwetenschappen. Om daarna misschien iets te doen in de begeleiding van spelers. Maar dat zal zichzelf wijzen.”

door Raoul De Groote

‘Als je de knop niet omdraait, lig je binnen de kortste keren op de depressie-afdeling.’

‘Ik los nu kruiswoordraadsels op of speel met de petanqueballen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content