Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

In jaar één van het nieuwe Okapi bereiken de Ajuinen meteen de play-offs in tweede klasse. ‘Maar’, steekt ondervoorzitter Danny Verhulst het vingertje op, ‘de stap naar eerste komt te vroeg.’

Elk begin is een consequentie. Zo ook het basketbal in Aalst. Okapi is dood ! Leve Okapi ! Maar ditmaal moet het anders. Aalst werd Aalstar en van het vorige bestuur blijft enkel jeugdcoördinator Edwin Schorreel – nu voorzitter – over. Naast vele anderen, schuiven drie namen naar de voorgrond als de huidige hoogconjunctuur ter sprake komt : Danny Verhulst, ondervoorzitter en samen met Willy Steveniers de drijvende kracht achter de wedergeboorte van Okapi, coach Ivan Bleyenbergh en boegbeeld Ronny Bayer.

Midden juni 2001 werd het stamnummer 515 definitief ingetrokken, ondanks verwoede pogingen tot kunstmatige instandhouding van onder meer crisismanager Patrick De Cock en burgemeester Annie De Maght. “We hebben geleerd uit die vorige passage”, zegt Danny Verhulst. “Daarom dat we, nu het goed gaat, niet opnieuw met het hart moeten denken, maar met het verstand. Aalstar zou het financieel aankunnen om te promoveren naar eerste klasse, het bestuur koos echter bewust om nog een jaartje te rijpen in tweede. Het vertrouwen van de supporters hebben we kunnen terugwinnen, daar moeten we op verder gaan. Ik vergelijk het bouwen van een club graag met het bouwen van een huis : dat plant je ook niet zomaar neer op het gras, eerst moeten funderingen gelegd worden.”

Aan die funderingen wordt volop gewerkt, na een aarzelende start prijkte Aalst vlak voor de eindsprint aan de kop van het klassement, stond die uiteindelijk af aan Hoei, maar bereikte toch de play-offs. Ivan Bleyenbergh, een homo incognito in het coachingsgild en grondlegger van de onverhoopte comeback van Okapi, stelt zichzelf graag even voor. “Ik mag dan misschien geen naam hebben op nationaal niveau, in het Antwerpse is de naam Bleyenbergh wel bekend. Ik coachte eerder Drakenhof (provinciale) en Boom (vierde nationale) en telkens speelde ik met die clubs kampioen. Ik werk altijd volgens eenzelfde filosofie : een kleine kern van anciens, aangevuld met jongeren.”

Ronny Bayer, Joost Van de Vondel en Werner Van Nimmen waren de basispionnen waarrond een ploeg werd gebouwd, zegt Bleyenbergh. ” Frank Van Impe is dan weer meer de carnavalist die op elk moment een zaal in vuur en vlam kan zetten. En met Wim Vuchelen bezitten we één van de meest getalenteerde spelers in tweede klasse. Dat het zo’n vaart zou lopen, had niemand verwacht. Daarom brengt die sportieve weelde toch enkele vraagtekens met zich mee. Je zit met de vraag : zijn de jongeren klaar voor die stap ? Om eerlijk te zijn, denk ik dat het te vroeg is. Aalstar beschikt nog niet over de middelen om een competitieve ploeg in eerste klasse op het parket te brengen en ik weet dat de coach dan het kind van de rekening wordt. Als je ziet welke financiële moeilijkheden sommige clubs in eerste kennen, moet je als gezonde club tweemaal nadenken. Volgend seizoen mikken we dan resoluut op de titel en bijgaande promotie.”

De coach wordt daarin bijgetreden door de ondervoorzitter. “Het kan niet de bedoeling zijn dat we afhangen van één grote geldschieter, want als die dan vertrekt, sta je met lege handen. Kijk naar Estaimpuis. Het is nog te vroeg, we blijven nog een jaartje in tweede om zo een spaarpotje aan te leggen. Van dit seizoen houden we alleszins al 65.000 euro over, de inkomsten van de play-offs niet meegerekend. Aalstar groeit. Steeds meer zakenlui willen bij ons aan business-to-business komen doen. Ons restaurant telt gemiddeld 150 eters. Wij trekken gemiddeld 2000 toeschouwers, terwijl ons budget voorzien was op 500 kijklustigen per wedstrijd.”

Ook Bleyenbergh valt in zijn enthousiasme niet te stuiten. “In Aalst is het elke wedstrijd carnaval. Als coach moet je veeleer oog hebben voor het kweken van groepssfeer. Kijk, Aalst ís carnaval. Daar moet je rekening mee houden. Je zorgt er bijvoorbeeld voor dat de dinsdagtraining naar maandag verplaatst wordt zodat de jongens daarna samen de stad kunnen intrekken. Dat de spelers daar blijven hangen tot vijf uur ’s morgens moet je toelaten. In het begin van het seizoen organiseerden we een stage in de Ardennen. Het hele weekend werd er geen bal aangeraakt. Dat hoeft ook niet, belangrijker was dat de groepsmentaliteit daaruit ontkiemt.”

De coach maakte op die manier indruk bij de belangrijkste speler, maar omgekeerd geldt hetzelfde. “Ronny is het anker van de ploeg. Hij geeft de jonge gasten zelfs specifieke bijkomende trainingen in Antwerpen. Om aan hun voetenwerk te schaven. Van iemand met zijn ervaring kan je veel leren. Ook ik leer van hem, tenslotte zit is dit ook voor mij een leerproces. Er bestaat een ideale wisselwerking tussen ons.”

En daarmee wordt het belang van Bayer voor de wederopbouw van Okapi benadrukt. Ronny Bayer, die met Racing Mechelen en Oostende bekers en landskroontjes verzamelde als waren het postzegels, speelt tegenwoordig met Aalstar in tweede klasse. “Tweede klasse is mij aangenaam bevallen,” anticipeert hij op onze onbegrijpende blik. “Ik train nu driemaal per week en dat volstaat. Als jonge gast ben je na twee uren gerecupereerd, tegenwoordig kost mij dat twee dagen. Ik ben een zeer gelukkige man in Aalst. Ik kon ook in eerste klasse blijven, maar niet bij de top en die challenge heb ik nodig. Daarvoor bezit ik nog te veel winnaarsmentaliteit. Deze stap terug gaf een nieuwe impuls aan mijn carrière, ik beleef weer plezier aan het spelletje.”

En dat was vorig seizoen bij Bergen wel even anders. “Als ik er vijf shots per wedstrijd pakte, was het al veel. En als je dan eens miste, stonden de buitenlanders al met hun handen omhoog. Daar had ik héél wat problemen mee. Alle systemen werden in functie van de buitenlanders gespeeld. Op den duur voel je je als Belg minderwaardig. Want dat is zo’n beetje de tendens in het huidig basketbal. Je hebt met moeite tien Belgen over de hele eerste klasse die een basisplaats hebben bij hun club. Dan moeten die nog in dienst spelen van de buitenlanders ook. Bij Aalstar spelen we met tien Belgen én we houden stand tussen ploegen als Wilsele en Hoei die zich tussentijds versterkten met Amerikanen of Joegoslaven.”

Dat Aalstar tien Belgen in zijn rangen telt, heeft een gunstige invloed op de groepssfeer, vindt Bayer. “Wij bellen elkaar buiten de trainingen, of het beste voorbeeld : voor carnaval is iédereen van de ploeg mee op stap gegaan. In eerste zou je altijd wel een paar gasten hebben die thuisblijven. Ik maakte vijf jaar Racing Mechelen mee, drie jaar Oostende, maar nooit eerder trof ik een sfeer zoals hier aan. In de Mister V Arena hoor je alleen kabaal als Oostende voorstaat. Mijn broer ( Paul Bayer, nvdr.) zei me : In Aalst moet je eens gespeeld hebben. Hij had gelijk. Enkel de Bergenfans komen in de buurt .

Ook op de vraag of Aalstar mag en kan stijgen, neemt Bayer een duidelijke stelling. “Wat ga je als promovendus met een budget van rond de vijftien miljoen doen tussen clubs die met een budget van om en bij de honderd miljoen werken ? Het zou stom zijn als Aalstar deze huidige, gezonde situatie te grabbel zou gooien. Promotie zou tevens betekenen dat zowat de hele groep op straat staat. Van deze kern zie ik maar drie namen die klaar zijn voor eerste klasse : Wim Vuchelen, Joost Van de Vondel en Dave D’Haens. Mij zie je niet meer in eerste klasse, tenzij als coach.” Ook Ronny Bayer is gezwicht voor carnaval.

door Matthias Stockmans

‘Ik maakte vijf jaar Racing Mechelen mee en drie jaar Oostende, maar nooit eerder trof ik een sfeer aan zoals hier.’ (Ronny Bayer)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content