Emma Plasschaert en Fanny Lecluyse: ‘Het échte geluk ligt in ons leven naast de sport’

© belgaimage - eric lalmand
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

In juli 2019 begon voor Fanny Lecluyse (27) en Emma Plasschaert (26) het aftellen naar de Olympische Spelen in Tokio, één jaar later. De zwemster en de zeilster hebben veel meer met elkaar gemeen dan een fascinatie voor water. Tijd voor een eerste dubbelgesprek.

Half december, 17.30 uur. Gehuld in een palet van paarsoranje kleuren vallen de laatste zonnestralen van de dag langzaam over het olympisch zwembad van de Gloria Sports Arena. Zoals ook de temperatuur, over de middag opgelopen tot 18 graden, stukje bij beetje afneemt. Van de intredende koude hebben Fanny Lecluyse en Emma Plasschaert echter geen last. In aanpalende banen werken ze tijdens deze preolympische stage in Belek hun laatste lengtes in het water af. Lecluyse uiteraard wat rapper, maar ook Plasschaert klieft, als zeilster, verrassend snel door het water, met een ogenschijnlijk goede, krachtige schoolslagtechniek.

In groot bad heb ik nog geen medaille behaald, dus ga ik dat nu niet luidop verkondigen.’ Fanny Lecluyse

‘Deze week al veel tips gekregen van Fanny en de zwemtrainers’, lacht de ex-wereldkampioene wanneer ze de laatste keer aantikt en wacht tot Lecluyse – nog altijd zeer gefocust – haar sessie beëindigt. Om warm te blijven begint Plasschaert te watertrappelen, met de vingers in de lucht. De Petit Chinois-oefening, horen we van Horatio Droc, de coach van Lecluyse. ‘Jonge zwemmertjes moeten dat kunnen om hun brevet te halen.’

Net als de hele zwemsessie een goede training voor Plasschaert, in een week waarin ze zich vier à vijf uur per dag afbeult in de gym, op de spinningfiets of in het zwembad. ‘Zwaar, maar als ik zie wat Fanny hier allemaal doet – tweemaal per dag zeven à acht kilometer zwemmen, setjes van 600 meter dit, 400 meter dat… – dan moet ik niet klagen. Respect hoor, om dat zó gedisciplineerd, zo perfect getimed, af te werken. En zonder veel decorafwisseling in het zwembad.

‘Ik prijs me daarom gelukkig dat ik meestal op zee kan trainen – soms in de zon, met een mooi strand op de achtergrond. Dan denk ik: er zijn slechtere plaatsen om af te zien. Alleen bij regenweer is het minder leuk. Maar zelfs dan heeft water iets poëtisch: de afwisseling van kleuren, het samenspel tussen wind, golven en stromingen, de ruwe natuurkracht… Ik ben er als kind van de kust altijd door gebiologeerd geweest’, vertelt Plasschaert, waarop ze met Lecluyse, keuvelend in het water, poseert voor de fotograaf – na een eerdere fotoshoot bij het begin van de training, aan de rand van het zwembad.

Lecluyse, die samen met Plasschaert intussen heeft plaatsgenomen in de hotellobby, klaagt echter niet over de monotone zwembadtrainingen: ‘Ik ben dat van jongs af gewoon. Zwemmen in de zon, zoals op deze stage, is natuurlijker leuker, maar zelfs in het indoorbad van Moeskroen ( haar vaste trainingsplaats, nvdr) tel ik niet continue tegeltjes. Ik focus zo op mijn techniek en mijn tijd dat ik me zelden verveel. Bovendien voel ik me helemaal op mijn gemak in het water. Vroeger had ik soms last van mijn middenrif, waardoor ik kortademig werd. Maar zodra ik in het water dook, kalmeerde ik. En nog altijd – alsof de stress dan van me afglijdt. Door het water bewegen en behalve het geklots alleen stilte horen, heerlijk.’

Emma Plasschaert: 'Het inspelen op plots wisselende windrichtingen en stromingen is waarom ik zeilen zo boeiend vind.'
Emma Plasschaert: ‘Het inspelen op plots wisselende windrichtingen en stromingen is waarom ik zeilen zo boeiend vind.’© belgaimage – eric lalmand

Ontmoeting op het Paleis

De link met water was ook de reden waarom de West-Vlaamse dames (de ene afkomstig van Oostende, de andere van Spiere-Helkijn) begin november samen aan tafel zaten bij de huldiging van de Belgische sporters op het koninklijk paleis. En er elkaar vreemd genoeg pas voor het eerst spraken. Een babbel die een maand later langere praatjes werden als kamergenotes tijdens deze preolympische stage in het Turkse Belek. ‘Het klikte meteen’, zegt Plasschaert. ‘Zeker omdat ik mezelf herkende in Fanny, in haar discipline, gedrevenheid, perfectionisme, routines – ze heeft zelfs havermoutvlokken mee van thuis die ze minutieus afweegt. Motiverend om te zien: hé, niet alleen ik beleef zo mijn sport.’

Voor een vierde plaats in Tokio train ik hier geen vier, vijf uur per dag. Maar daar zwijg ik liever over. Focus op the process!’ Emma Plasschaert

Een ander gemeenschappelijk punt: een topsporter als vriend. (Fanny is samen met Victor Campenaerts, Plasschaert met de Australische zeiler Matt Wearn, nvdr). Twee kerels die openlijk hun grote ambities durven uit te spreken. Op Matts website staat letterlijk: ‘Mission: to win gold in Tokyo 2020’, terwijl Victor eerder al zei dat hij daarop kickt. Jullie zijn echter voorzichtiger.

Emma Plasschaert: ‘Ja, mannen willen wat meer…’

Fanny Lecluyse: ‘Stoer doen.’ ( lacht)

Plasschaert: ‘Haantjesgedrag, hé. ( lacht) Al heeft dat, in Matts geval, ook te maken met zijn nationaliteit. In Australië heerst zo’n topsportcultuur dat niemand er zelfs van opkijkt als een sporter zegt: ‘ I’m going for gold!’ In een interview zullen journalisten dat er nooit uit lichten. In België zou het, wegens een beperkter aantal medaillekandidaten, al de titel worden.

‘En haal je dan ‘slechts’ brons, dan rekenen ze je er zelfs op af. Die druk wil ik me besparen. Ook omdat je in het zeilen zelf niet alles in de hand hebt, zoals wel in een zwembad, met steevast dezelfde omstandigheden. Daar kan je in topconditie met grotere zekerheid openlijk voorspellen: ‘Ik ga een medaille pakken.’

‘Wat niet betekent dat ik niet op het allerhoogste mik, hé. Voor een vierde plaats in Tokio train ik hier geen vier, vijf uur per dag. Maar daar zwijg ik liever over. Focus op the process!’

Fanny, jij schrijft je ambities vooral neer, zei je coach ons.

Lecluyse: ‘Al langer dan vandaag hoor. In 2015, zes weken voor het EK klein bad, mailde ik hem de tekst van het Belgische volkslied, met de boodschap: ‘Zo kan je al wat oefenen!’ ( lacht) Ik was er immers van overtuigd dat ik Europees kampioen zou worden, en wérd het ook. Zoals ik ook in 2018, in aanloop naar het WK kortebaan, op een kaartje neerpende: ‘Ik ga voor het podium!’ En brons pakte. Ik weet dus dat als ik iets in mijn hoofd heb, ik het ook kan bewijzen.’

Aan je zwemtas hangt zelfs een sleutelhanger met als opschrift: ‘Geloof in jezelf/Je bent de beste’.

Lecluyse: ‘Gekregen van mijn mama. En Victor heeft dat zelfbewustzijn nog extra benadrukt: ‘Heb geen schrik om je doelen uit te spreken!’ Maar in groot bad heb ik nog geen medaille behaald, dus ga ik dat nu niet luidop verkondigen. Eerst focussen op mijn trainingen, dan op de olympische finále – mijn hoofddoel. Wat daarin gebeurt, zien we wel.’

Jij gaat naar je derde Olympische Spelen, Emma naar haar eerste. Geef haar eens advies, als iemand die, vooral in 2012, de verlammende invloed van dat mega-event en van de hoge verwachtingen ervaren heeft.

Lecluyse: ‘Ik weet nog hoe Michel Louwagie, de voorzitter van de Belgische zwembond, in maart van dat jaar op tv zei: ‘We verwachten een finale van Fanny, misschien een medaille.’ Ik begon te wenen, want ik zat op dat moment slecht in mijn vel: de trainingen verliepen stroef, ik had voor de eerste keer herexamens… Maar dat wist Louwagie niet. Zijn uitspraken gaven zó veel druk voor die Spelen…

‘Daarom is mijn advies – iets wat ik zelf, mede dankzij Victor, nu meer dan ooit probeer -: geniet ervan Emma! Besef hoeveel geluk je hebt dat je mag doen wat je graag doet, dat jij kan waarmaken waar miljoenen mensen van dromen, deelnemen aan het grootste sportevent ter wereld. Doe het bovenal voor jezélf, omdat jíj het wil, denk niet aan wat de buitenwereld verlangt. En besef ook, als het dan toch zou tegenvallen, dat dat niet het einde van de wereld is. Dat het échte geluk ligt in jouw leven naast de sport, in je relatie met Matt. Zoals ik dat ook ervaar met Victor. Tegelijkertijd een rustgevend én motiverend gevoel.’

Plasschaert: ‘Matt en ik denken en praten er ook zo over, Fanny. Je moet alles in zijn perspectief zetten. Er zijn zó veel mensen in de wereld met veel grotere problemen. Als je dan beseft hoe geprivilegieerd je als topsporter bent, in ons geval zelfs kunt delen met een vriend die dezelfde dromen koestert, waarom dan stressen?

‘Bovendien weet ik dat ik voorbereid ben op alle mogelijke scenario’s. Ik heb al met zo veel mensen, onder meer met Evi Van Acker, over hun olympische ervaringen gesproken, dat het lijkt alsof ik het zelf ook al eens meegemaakt heb.’

Opvallend, de rust die jullie nu uitstralen voor zo’n belangrijk jaar.

Plasschaert: ‘Ik heb meer rust gevonden, zowel fysiek als mentaal, sinds ik mijn studie ( industrieel ingenieur aan de UGent, nvdr) on hold gezet heb, tot Tokio. Meer dan vroeger krijg ik zo de tijd om met mijn coach te reflecteren op mijn trainingen en wedstrijden, te zoeken naar verbeterpunten. Een groot verschil.’

Lecluyse: ‘Ook ik ben verlost van veel zorgen sinds ik mijn diploma als lerares lager onderwijs beet heb. Ik wou dat, als perfectioniste, óók zo goed mogelijk doen, maar dat gaf me veel extra stress.

‘Met mijn sportpsychologe ( Eva Maenhoudt, nvdr) werk ik daarnaast ook proactief om tijdens toernooien stress te voorkomen. Via ademhalingstechnieken of een powernap, door te luisteren naar rustgevende natuurmuziek – Wind & Leaves bijvoorbeeld. Dan vergeet ik alles en val ik zo in slaap.’

Opgefokt Duracellkonijn

Een andere techniek in de sportpsychologie is visualisatie. Hebben jullie het je al ingebeeld: met een gouden medaille op het olympisch podium staan?

Plasschaert: ‘In samenspraak met mijn psycholoog ( Jef Brouwers, nvdr) pas ik die techniek wel toe, maar niet geprojecteerd op de Spelen. Wel op het hérbeleven van overwinningen, zoals het test event op het olympische zeilwater in Enoshima, afgelopen zomer. Daarnaast visualiseer ik vooral mijn techniek, mijn manoeuvres op het water. Ook hier dezelfde boodschap: focus op hóé je je doel wil verwezenlijken, niet op het doel op zich.’

Lecluyse: ‘Klopt. Dé sleutel om optimaal te presteren in Tokio is mijn techniek. Dus visualiseer ik vooral dat. Met mijn ogen dicht, chrono in de hand. Dan tel ik in mijn hoofd mijn aantal slagen, druk ik af per ingebeelde 50 meter en probeer ik zo precies mogelijk mijn toptijd op de 200 meter schoolslag ( 2’23”76, nvdr) te benaderen.’

Emma, je sprak net over hoe oncontroleerbare, externe factoren in het zeilen resultaatbepalend kunnen zijn. Hoe moeilijk is het om daar niet door gefrustreerd te raken?

Plasschaert: ‘Door te accepteren dat dat eigen is aan deze sport, door er zelfs een zekere rust in te vinden. Te beseffen ook dat inspelen op plots wisselende windrichtingen en stromingen zelfs een van de redenen is waarom ik zeilen zo boeiend vind. Al is pure pech – iemand die tegen jou vaart, juryboten die alles in de war sturen, een boei die loskomt – wel moeilijker te aanvaarden.

‘Dus werk ik met mijn coach nu veel op mijn aanpassingsvermogen, op technisch, tactisch en mentaal vlak. Door te focussen op wat ik zíé, niet op wat ik vermoed dat er zál gebeuren. Dat vergt, zes dagen lang, veel concentratie en alertheid.’

Lecluyse: ‘Zwemmen is op dat vlak ook totaal anders: op twee of drie dagen moet ik in drie keer ruim twee minuten er alles uithalen, volledig opgepompt zijn. Eén fout is vaak fataal, wat de druk verhoogt. Terwijl Emma in die zes dagen nog een fout rechtzetten. Moeilijk te bepalen dus wat dan de eerlijkste of mentaal lastigste sport is.’

Plasschaert: ‘Een verschil: als je in het zeilen vanaf de eerste dag als een opgefokt Duracellkonijn tekeer gaat, vallen je batterijen na drie dagen plat. Dus is het zaak om je ontspannings-/stressniveau een week lang juist te doseren, zodat je maximaal kunt présteren. Niet simpel om dat gevoel te vatten, maar ik krijg het steeds meer onder de knie.’

Zei jouw coach, Mark Littlejohn, ons: ‘Emma moet over enkele jaren haar sport zo, op alle domeinen, hélemaal beheersen. Becoming a master in sailing. ‘ Meer dan medailles moet dát volgens hem je einddoel worden.

Plasschaert: ‘Ik heb daar lang over nagedacht, nadat hij dat opgeworpen had. Maar het klopt wel. En het geeft me perspectief ná Tokio, richting Parijs 2024, misschien zelfs Los Angeles 2028. Om me blijven te perfectioneren, tot ik effectief die master word. En dan zullen de resultaten vanzelf volgen.’

Op de Spelen zeil je op exact dezelfde dagen als je vriend Matt, actief in de Laserklasse. Zoals jij, Fanny, jouw reeksen van de 200 meter schoolslag zwemt de avond nadat Victor ’s middags zijn tijdrit afgelegd heeft – áls hij geselecteerd wordt. In welke mate kan dat een voordeel zijn? Of een afleiding?

Lecluyse: ‘Mijn ‘probleem’ is dat ik méér gespannen ben dan Victor, zoals de dag van zijn werelduurrecordpoging. Mijn coach zag het al ’s morgens bij de training, hoe gestresseerd ik was. Op het WK tijdrijden ging het al beter, maar toen Victor viel, begon ik me toch weer te enerveren. Energievretend en dus niet aangewezen als je dezelfde dag ook moet presteren. Ik zou dus beter niet kijken. Anderzijds zou het jammer zijn mocht Victor een olympische medaille behalen en ik het niet zie. Daar zijn we nog niet uit: hoe we dat het best aanpakken, áls hij naar Tokio mag gaan.’

Eind juli zat Victor in een diepe put, oververmoeid na een druk voorjaar. Dat heeft jou niet belemmerd om op het WK de finale te bereiken.

Lecluyse: ‘Omdat ik van niets wist! Toen ik met Victor belde tijdens zijn ploegstage, zei hij zelfs dat het goed ging, alleen wat vermoeid was. Maar achteraf las ik in de krant dat hij de stage had onderbroken, geen EK zou rijden. Ik heb hem dat niet kwalijk genomen omdat we dat al langer hadden afgesproken: als een van ons tweeën zich slecht voelt, vertellen we dat niet aan elkaar als de ander een belangrijke wedstrijd moet afwerken.’

Plasschaert: ‘Voor de Spelen zullen Matt en ik met onze coaches ook zo’n ‘protocol’ uitwerken. Over wanneer we elkaar voor, tijdens en na de races zien. Over wat we wel niet of niet tegen elkaar zeggen. Stel dat er bijvoorbeeld thuis iets ernstigs gebeurt met een familielid, wat doen we? Hoe brengen we het aan? Zo willen we klaar zijn voor elke, eventueel onverwachte, situatie.

‘Als we dat precies afspreken, is zo’n samenvallende competitie alleen maar een voordeel. Stel dat Matt op weg is naar goud, dan zal mij dat extra motiveren om hetzelfde te doen. Grijpt hij naast een medaille, zal ik denken: ik ga voor ons beiden die medaille proberen te behalen. En presteren we alle twee slecht, dan kunnen we elkaar steunen. Niet te onderschatten hoor, in een hypercompetitieve omgeving waar er nul vriendschap heerst. Dan even met je vriend praten kan wonderen doen.

‘Een beetje ambetant wordt het wel als een van ons tweeën effectief goud pakt en de andere ontgoocheld achterblijft. Zoals op het WK 2018: ik werd eerste, Matt heel nipt tweede, waardoor hij de Spelen dreigde te missen. Dat heeft een tijd geduurd eer hij over die teleurstelling kon praten.’

Dus zit er op 2 augustus 2020 maar één ding op: béíden olympisch kampioen worden.

Plasschaert: ‘Ssst, daar praten we niet over.’ ( lacht)

Fanny Lecluyse en Emma Plasschaert tijdens de olympische stage in Belek in december.
Fanny Lecluyse en Emma Plasschaert tijdens de olympische stage in Belek in december.© belgaimage – eric lalmand

Door de pijngrens

Emma, volgens jouw coach, is een jouw grootste kwaliteiten: ‘To deliver at the moment she has to deliver’. Er staan dus op de cruciale momenten. Hoe lukt je dat?

Plasschaert: ‘Zeilen is vaak een mentaal spel, nog meer dan puur fysiek. Diep vanbinnen moet je de kracht kunnen oproepen om door de pijngrens te gaan. Ondanks compleet verzuurde bovenbenen tien, vijftien minuten lang die neerwaartse druk op mijn boot blíjven zetten, zodat ik nét dat tikkeltje sneller ga en mijn tegenstanders kan kraken. Dat lukt me nu beter dan vroeger, omdat ik dat ook simuleer tijdens de fysieke trainingen, ook meer zelfvertrouwen heb en meer een killer ben geworden. Al kun je die laatste vijf procent pas echt in een race aanspreken. Zoiets moet je ook opbouwen, reserveren voor de belangrijkste afspraken, het WK of de Spelen.’

Is dat anders in het zwemmen, Fanny?

Lecluyse: ‘Toch wel. Ik zie in sommige zware trainingen zelfs meer af dan in een wedstrijd. In vergelijking met setjes van driekwartier stelt een race van goed twee minuten relatief gezien weinig voor. Toen ik in de halve finale van het voorbije WK mijn Belgisch record zwom, voelde ik me – mede door de vreugde – zelfs niet eens kapot. Die topvorm bereik je echter alleen door zo hard te trainen, de pijn vooral dán te omarmen. Mijn coach mag de zwaarste ‘setjes’ op mijn schema zetten, ik weet dat ik voor een medaille moet afzien.’

Wordt dat fysieke aspect in het zeilen onderschat, Emma?

Plasschaert: ‘Ja, omdat mensen ons soms bezig zien bij windstil weer, met een hartslag van slechts 100 per minuut, wanneer vooral techniek en strategie telt. Maar vanaf drie à vier beaufort is het sjette geven. Dan stapelt het melkzuur zich op, schiet mijn hartslag omhoog tot pieken van 185, met gemiddeldes van 170. In zulke omstandigheden zes dagen zeilen, twee uur per dag… Bijzonder lastig, al excelleer ik, als een van de fysiek sterkste zeilsters, dan wel het meest – zo werd ik ook wereldkampioen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content