Emotionele Gentse zesdaagse voor wedstrijddirecteur Christophe Sercu: ‘Ik denk nog elk uur aan mijn vader’

© koen bauters
Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Vanaf vanavond/dinsdagavond is Christophe Sercu alleen wedstrijddirecteur van de Gentse zesdaagse. Hij treedt daarmee definitief in de voetsporen van zijn zes maanden geleden overleden vader.

Vrijdagavond wordt er in de Gentse zesdaagse een Memorial Patrick Sercu gereden, een ploegkoers over één uur. Het is een eerbetoon aan de man die verweven was met het Gentse Kuipke. Als renner, als wedstrijddirecteur en als medeorganisator. Patrick Sercu gaf die passie al lang geleden door aan zijn enige zoon Christophe. Die staat deze week in zijn plaats langs de ovalen baan om als wedstrijddirecteur vanuit de wedstrijdtoren de gebeurtenissen te volgen. Zoals dat eigenlijk de afgelopen twee jaar het geval was toen de gezondheid van zijn vader achteruitging.

Eigenlijk hebben we pa stukje bij stukje moeten afgeven.’ – Christophe Sercu

Christophe Sercu (49) is een nuchtere West-Vlaming. Ook als manager van Sport Vlaanderen-Baloise voelt hij niet de behoefte om zich te profileren. Het zou botsen met zijn karakter. Hij overtuigt liever door zijn werkkracht en engagement. Maar voor een verhaal over zijn vader maakt hij graag tijd. Christophe praat ingetogen en sereen over de moeilijke maanden die achter hem liggen. Zonder opgezwollen dramatiek, maar recht uit het hart, met een grote, oprechte en haast ontroerende liefde voor zijn vader.

Tekenen van achteruitgang

‘Natuurlijk is het heel ingrijpend als je je vader ziet aftakelen. Hij had het psychologisch heel moeilijk om dat proces te aanvaarden. Het afhankelijk zijn van anderen, dat kon hij moeilijk plaatsen. Eigenlijk hebben we hem stukje bij stukje moeten afgeven. Je zag het al een paar jaar voor zijn dood dat er bij hem momenten van verwardheid ontstonden. Stelselmatig is het achteruitgegaan. Hij vertoonde signalen van Parkinson, een ziekte die in heel veel verschillende gradaties bestaat. Sommige periodes bleef hij stabiel, dan ging het weer bergaf. Tot hij op een gegeven moment ’s nachts niet meer alleen thuis kon blijven en naar een verzorgingshuis moest. Dat is een ingrijpende stap die niemand graag zet, hoe goed ze zich daar ook over hem ontfermden en hoe vaak we hem nog gingen halen om overdag naar huis te komen.

‘De laatste twee jaar voor zijn dood is mijn vader niet meer naar de Gentse zesdaagse geweest. Daarvoor was zijn gezondheid te slecht. Ik heb zijn rol toen overgenomen, net zoals ik er voordien eigenlijk al bij betrokken was. Uiteindelijk maakten wij deel uit van de organisatie. Dat betekent dat we veel gesprekken voerden en zochten naar manieren om het allemaal nog boeiender te maken. Dat is iets wat ik heel erg mis. Als ik ook denk hoeveel uren we in de auto zaten als we naar een zesdaagse in het buitenland reden, dat waren voor mij de mooiste momenten. De laatste twee jaar vroeg hij me wel hoe het in de zesdaagse ging, maar eigenlijk was dat meer uit beleefdheid dan uit pure interesse. Dat is normaal: als je ziek bent, dan ben je alleen daarop gefixeerd. Al de rest telt niet meer.

‘Mijn pa heeft de Gentse zesdaagse aan ander gezicht gegeven. Hij stelde als wedstrijddirecteur een compact en zeer gevarieerd programma samen dat slechts één enkele keer onderbroken werd door het optreden van een artiest. Bij hem primeerde het sportieve. Hij was veeleisend voor de renners, maar nog harder voor zichzelf. Zo was hij ook als renner. Hij was op de piste de beste en wilde dat ook tonen. Zonder wie dan ook te vernederen. Dat lag niet in zijn aard. Hij was heel trots op zijn prestaties, maar liep daar nooit mee te koop. In de tekst op het bidprentje hebben we over zijn bescheidenheid en rechtschapenheid geschreven. Omdat dit hem zo typeert.’

Een lieve man

‘Veel in het leven van mijn vader stond in het teken van de piste. Als renner vierde hij een keer of tien Nieuwjaar in de zesdaagse van Keulen die van het oude in het nieuwe jaar rolde, samen met mijn moeder ging ik daar altijd naartoe. En als ik eraan terugdenk dat we ieder jaar op tweede kerstdag naar Dortmund gingen voor de traditionele meeting daar, 350 kilometer op en neer, dat was fantastisch. Hetgeen ik altijd heel erg heb geapprecieerd, is dat hij me alle ruimte gaf om me te ontwikkelen, om mijn weg in het leven uit te tekenen. Hij legde je niets op. Maar als je hem iets vroeg, dan gaf hij je natuurlijk raad. Het is misschien raar om dat zo te zeggen, maar mijn pa was echt een lieve man.

‘Van zijn periode als renner herinner ik me niet zo heel veel. Ik wist wel dat hij de eigenschappen had om het als pistier te maken: snelheid, uithouding en doorzicht. Zijn laatste zesdaagse reed hij in 1983 in Milaan. Ik was toen dertien jaar. Na afloop legde hij zijn arm om mijn schouder en stapte de wielerbaan uit. Dat is een moment dat ik nooit zal vergeten. Door hem ben ik ook in het zesdaagsenwereldje gerold. Ik heb zelfs één jaar in Bremen gewoond, waar we ook in het organisatiecomité van de zesdaagse zaten. Een mooie stad, ik ging toen altijd naar de voetbalwedstrijden van Werder Bremen kijken.

‘In Duitsland heb ik gezien hoe belangrijk het vipgebeuren werd. Ik durf te zeggen dat het door mij is dat vips ook in de Gentse zesdaagse een plaats kregen. Eerst in een heel bescheiden tent, samen met mijn vrouw organiseerde ik dat. Je kon er toen alleen iets drinken. Het jaar daarop voorzagen we al eten en uiteindelijk groeide dat zo dat we daar zelf niet meer voor konden instaan en een evenementenbureau moesten inhuren. Het werd een belangrijke, noodzakelijke bron van inkomsten. Terwijl de vroegere directeur van het Gentse Kuipke, André Dhont, daar aanvankelijk absoluut geen voorstander van was. En dan druk ik me nog zacht uit. Maar voor mij is dit heel belangrijk geweest. Het was in deze viptent dat ik Noël Demeulenaere ontmoette die toen een aantal ploegen onder zijn vleugels had. Hij vroeg me of het me niet interesseerde om bij hem in het management aan de slag te gaan. Dat sprak me wel aan. Ik heb economie gestudeerd, en dat leek me een ideale combinatie met mijn interesse voor de sport.’

Christophe Sercu: 'We proberen nu de Lotto Zesdaagse Vlaanderen-Gent in de geest van mijn vader verder te zetten.
Christophe Sercu: ‘We proberen nu de Lotto Zesdaagse Vlaanderen-Gent in de geest van mijn vader verder te zetten.© koen bauters

Twee persoonlijkheden

‘De dood van mijn moeder, vijftien jaar geleden, is voor mijn vader een keerpunt geweest. Toen is er emotioneel iets gebroken. Niet dat hij daar een trauma aan overhield, maar hij droeg dat verdriet wel met zich mee. Mijn ouders waren twee persoonlijkheden, echt een fantastisch koppel. En plots woon je alleen in een veel te groot huis. Het is toen dat we besloten om van woonst te wisselen. Ik woonde met mijn vrouw en dochter op een appartement in Izegem, we waren aan het kijken om te bouwen. Toen stelde mijn vader voor dat we in zijn huis zouden trekken en hij in het appartement, het was amper 500 meter naar zijn huis.

‘Het is opvallend dat we met veel van de vrienden van mijn ouders ook een goede vriendschapsband hebben. Eddy Merckx bijvoorbeeld. Of vroeger Peter Post. Hij had met veel renners een goeie band. Met Klaus Bugdahl bijvoorbeeld, zijn eerste vaste ploegmaat die hem in het wereldje van de zesdaagsen inwijdde. Hij had daar regelmatig telefonisch contact mee. En sinds zijn overlijden heeft Bugdahl, die intussen 85 jaar is, me al een paar keer gebeld om te vragen hoe het met me gaat. Dat zegt toch veel. Die bezorgdheid had mijn vader ook. Hij stond voor iedereen klaar, ongeacht welke rang of stand. Hij zag alleen het goede in de mensen.’

Uiteindelijk was zijn gezondheidstoestand zo slecht dat de dood een verlossing was.’ – Christophe Sercu

Twaalf Belgen

‘We proberen nu de Lotto Zesdaagse Vlaanderen-Gent in zijn geest verder te zetten. Natuurlijk is ook dit wereldje geëvolueerd, in die zin dat de kosten steeds hoger worden. Er moeten nu bijvoorbeeld geaccrediteerde veiligheidsmensen zijn en als je goeie renners wil aantrekken. In wezen kan je als organisatie amper groeien want je kan niet uitbreiden. De capaciteit van het Kuipke is met 5000 zitplaatsen beperkt, het mag dan nog iedere avond uitverkocht zijn, het is niet zoals in Berlijn waar 10.000 man binnen kan en de inkomsten een stuk hoger liggen. Maar ondanks de toename in de kosten willen we de prijs voor de tickets democratisch houden. Het moet een volksgebeuren blijven. En we komen ieder jaar natuurlijk rond. Maar het is niet gemakkelijk.

‘We zijn echt wel tevreden over het deelnemersveld dat dit jaar van start is gegaan. Mark Cavendish was heel gemotiveerd om te komen en hij is in conditie, ik zag dat in de zesdaagse van Londen. Met Iljo Keisse gaat hij een heel aantrekkelijke ploeg vormen. En dan zijn er de Duitse wereldkampioenen, Roger Kluge en Theo Reinhardt, Kenny De Ketele met Robbe Ghys, Jasper De Buyst met Tosh Van der Sande, net zoals vorig jaar. Er staan in totaal toch twaalf Belgen aan de start, precies de helft van het deelnemersveld. Dat is ooit anders geweest. Sommigen denken dat het niveau vroeger veel hoger lag. Dat vind ik niet. In de breedte is het nu veel evenwichtiger. Dat komt het spektakel ten goede. En de vele Belgen trekken natuurlijk ook aan. Dat is iets wat mijn vader altijd jammer heeft gevonden: dat veel jonge renners nooit op de piste reden en het dan later, als prof, niet meer durfden. Terwijl daar toch de basis van de wielersport ligt. Maar er is wat dat betreft toch een kentering aan de gang.’

Goeie herinneringen

‘Natuurlijk zijn er door de jaren veel momenten die me bijbleven. Zoals de overwinning van Bradley Wiggins een paar jaar geleden met Mark Cavendish. Ik heb zelden een renner gezien die het gebeuren zo domineerde. Zes dagen lang. Wiggins was een fantastische renner, met veel charisma, hij gaf de Gentse zesdaagse dat jaar een wereldwijde uitstraling. Maar er waren ook tragische ogenblikken. De dood van Isaac Gálvez in 2006 bijvoorbeeld, na een valpartij, tijdens de tweede ploegkoers van de avond. Dat laat je nooit meer echt los, dat blijft aan de ribben plakken. Nog altijd gaat dat door mijn hoofd als de tweede koppelrit op zaterdagavond begint.

‘Ik denk nog ieder uur aan mijn vader. Dat komt natuurlijk omdat ik in het wielermilieu zit en daar geregeld word op aangesproken. Als je bepaalde dingen ziet, dan komen er herinneringen boven en je ontmoet veel mensen die hem hebben gekend. Dat zal tijdens de Gentse zesdaagse ongetwijfeld weer zo zijn. Mocht ik bijvoorbeeld in een bank werken, dan zou dat allicht allemaal heel anders zijn.

‘Ik was erbij toen mijn vader stierf. Ik zal niet zeggen dat dit de pijn verzacht, maar ergens gaf me dat toch een gevoel van rust. En uiteindelijk was zijn gezondheidstoestand zo slecht dat de dood een verlossing was. Dat moet je aanvaarden. En verder leven met de goeie herinneringen.’

Een normaal jaar

Christophe Sercu, die het organisatorisch vermogen en het plichtsbewuste van zijn vader erfde, is manager van Sport Vlaanderen- Baloise, de ploeg van de overheid waarin jonge renners voor het grote werk worden klaargestoomd. Hoewel er in 2019 maar twee wedstrijden werden gewonnen, is hij gematigd tevreden over het seizoen. ‘Het was voor ons een normaal jaar’, zegt hij. ‘Alleen herinneren mensen zich vaak die twee opeenvolgende seizoenen waarin we enkele mooie koersen wonnen en met Preben Van Hecke Belgisch kampioen werden. In feite waren dat abnormale jaren. Als je ziet dat er nu weer vier renners van ons team hogerop klimmen naar een andere ploeg, dan betekent dat toch dat we goed werk leveren.’

Sport Vlaanderen-Baloise wil een kweekvijver voor jong talent blijven. ‘Wel is het zo dat jonge renners nu gemakkelijker een stap naar een ploeg uit de WorldTour zetten’, zegt Christophe Sercu. ‘Van de andere kant nemen wij soms renners die anderen niet willen en die later toch hogerop geraken. Zoals Victor Campenaerts bijvoorbeeld. Wij zullen altijd een opleidingsploeg blijven. Wij werken op lange termijn in een wereld die beheerst wordt door de korte termijn. Wij zijn nu 26 jaar bezig. Als je nagaat dat er sponsors zijn die heel deze periode al bij ons zijn, dat is een baken van stabiliteit. De sponsor die er het laatste bijkwam is ook al twaalf jaar aan de ploeg verbonden. En met Walter Planckaert werken wij ook al lang met dezelfde ploegleider. Walter is de geknipte man voor deze functie. Hij weet wanneer het er los mag aan toegaan en wanneer er gewerkt moet worden. Eigenlijk vullen wij elkaar goed aan. Al moet ik zeggen dat het er door de evolutie van de wielersport niet eenvoudiger op werd. Door de complexiteit van de regelgeving en de steeds zwaardere vereisten. Daar kruipt steeds meer tijd in. Terwijl ik liever meer naar de koers zou gaan of meer bij de renners zou zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content