Een rijbewijs heeft hij niet, een contract bij Manchester United wel. Daar stelde Sir Alex Ferguson hem al in één competitiematch op. In Japan debuteerde hij met glans als Rode Duivel. Zijn naam: Ritchie De Laet. ‘Ik wou onderwaterlasser worden.’

R itchie De Laet slentert over de Grote Markt van Lier. Pas twintig is hij en nu al zit hij bij een van de grootste clubs ter wereld. Maar in België klampt niemand hem aan. Geen kat hier die weet wie hij is. En dus begint hij zijn verhaal bij het begin: “Ik startte mijn voetbalcarrière bij KSK Hoboken, in de spits. ‘Sjot de bal maar naar voren’, zei de trainer aan mijn ploegmaats, ‘Ritchie loopt er wel achter.’

“Op mijn dertiende ging ik naar KV Mechelen. Ik weet nog hoe ik op de achterbank van de auto mijn huiswerk zat te maken terwijl ik rap een boterham at. Als pa thuiskwam van zijn werk, was er vaak maar een halfuur om van Hoboken naar Mechelen te rijden. In druk verkeer. Dikwijls kwam ik te laat, soms mocht ik daarom niet spelen. En dus joeg ik pa telkens op. Het kon zo niet verder. Je hebt een ongeluk voor je het weet. Na een jaar keerde ik terug naar Hoboken.

“Rond mijn vijftiende speelde ik bij KFC Wilrijk, als centrale middenvelder. Vervolgens sloeg ik een lichting over en belandde ik op mijn zestiende bij de reserven van Antwerp, waar ik verdediger werd. Dat ben ik nog steeds. Maar ik stond dus al zowat overal op het veld. Nog even en ik ben keeper.” ( lacht)

Zit het voetbal in de familie?

Ritchie De Laet: “Pa sjotte ook altijd, hij schopte het tot in de vierde klasse. In het weekend gingen mijn oudste zus en ik met hem mee. Terwijl hij speelde of pintjes pakte in de kantine, voetbalden wij. Shana is nu vijftien en zit bij de Antwerp Girls.

“Als ik pa vroeger zag spelen, wist ik wel van wie ik mijn talent had. En mijn karaktertje: niet zwijgen tegen de scheidsrechter en medespelers.”

Hoe deed je het op school?

“Dat was niks voor mij. Om halve dagen te kunnen trainen, ging ik naar het deeltijds onderwijs. Ik volgde de richting lassen. Ik wou onderwaterlasser worden, om lekken te dichten bij boten. Mijn neef Yannick kwam daarmee af. Maar hij kreeg eens een klaplong en sindsdien was dat beroep geen optie meer voor hem. Ook ik liet die ambitie dan maar varen.

“In de klas deed ik onnozel. Ik stak weleens de broekspijp van een klasgenoots overall in brand, om dat vuurtje dan snel weer uit te kloppen. Toen al lachte ik constant.

“Bij Antwerp trok ik op met de Antwerpenaren: Alain Van Mieghem, Kevin Baert … Als er op Topradio een vette schijf gedraaid werd, dansten wij in de kleedkamer.”

Kerst met slechte vrienden

Warren Joyce werd hoofdtrainer bij Antwerp. Hij dropte je op je zeventiende eens in de A-ploeg, in het najaar van 2006.

“Tegen Hamme. Als rechtsmidden. Dat ging redelijk goed. Daarna duurde het tot de laatste match van de reguliere competitie vooraleer ik nog eens speelde. Misschien was het een tactiek: me weer een tijd niet opstellen zodat ik niks meer had om tegen mijn vrienden te vertellen. Als de trainer je na die ene keer niet meer in de basis zet, vraag je je af of je iets verkeerd gedaan hebt en redeneer je dat je opnieuw harder zult moeten trainen.

“Van je vijftiende tot je achttiende, dat zijn de moeilijkste jaren. Als je die doorkomt zonder kleerscheuren, is het lastigste voorbij.”

Beleefde jij een zware puberteit?

“Nee. Het was simpel: ik mocht van pa gewoon niet uitgaan. Toen sloeg ik weleens met de deur en riep ik: ‘Ik mag hier nooit iets!’ Nu moet ik hem bedanken. Maar eigenlijk had ik er ook niet zo’n grote behoefte aan.”

Je werd bij Antwerp wel eens een maand geschorst nadat resten van cannabis in je urine gevonden waren.

“Ik had toen iets stoms gedaan: een joint gerookt op een kerstfeestje. Ik heb mijn straf uitgezeten.

“In het deeltijds onderwijs heb je niet veel serieuze gasten rond je. Het zal me nooit meer overkomen. Ik was teleurgesteld in mezelf.”

Lonkte het slechte pad?

“Ja. Gelukkig kende ik in die periode net mijn vriendin. Zij maakte mijn carrière tot nog toe.”

In de eindronde van het seizoen 2006/07 speelde je veel.

Mohammed Cissé moest naar de Afrika Cup. Daardoor viel er centraal achterin een gat. Ik speelde vijf matchen. Nadien vroeg Kirk Hilton, een ploeggenoot, of Engeland me iets zei. Het tempo en de strijd uit de Premier League spraken me al aan van jongs af. Kirks manager had de laatste thuiswedstrijd bijgewoond en mij opgemerkt. Hij is nu al twee jaar ook mijn makelaar. Via hem kon ik naar Stoke City.”

Slingerende vrachtwagen

Begon je aan dat avontuur in de Engelse tweede klasse met een klein hartje? Je was pas achttien.

“Nee. Je moet ooit eens op eigen benen staan. Maar ze staken me daar in een gastgezin. Niet mijn dada. Je bent jong en wil iets van jezelf. Die mensen waren vriendelijk, maar het bleven vreemden. Overdag was ik met voetbal bezig en voelde ik me gelukkig. ’s Avonds zat ik daar maar wat te zitten, alleen op mijn kamertje. Toen dacht ik: was dit wel een goed idee? En: zou ik uitgeleend kunnen worden aan een Belgische ploeg?”

Belde je vaak naar huis?

Amai. Ik ben mijn rekening nog aan het afbetalen. ( lacht) In België waren mijn vriendin en ik altijd samen geweest. Ineens zat ik zo ver weg. Drie lange maanden.”

Smeekte je haar om ook naar Engeland te verhuizen?

“We hadden van in het begin afgesproken dat zij zou komen als ze haar rijbewijs had. Toen ze er was, ging het trainen ineens weer een stuk beter. We vonden ook een huisje.

“Maar vrij snel hadden we een auto-ongeluk. Een vrachtwagen kwam aangeslingerd, ramde ons en reed door. We waren niet gewond, maar de rechterkant van onze wagen was kapot. Dat bracht ons in nauwe schoentjes. Omdat we bij onze huizenjacht niet direct onze zin gevonden hadden, waren we bij een redelijk dure woning uitgekomen. We hadden alles uitgerekend, het zou lukken. Maar dat ongeval trok een streep door onze rekening. Ineens speelden we vrij veel geld kwijt, net toen we onze meubels aan het kopen waren. Ik hoor het ons nog zeggen: ‘Nu moeten we oppassen en kunnen we even geen nieuwe stoelen halen.’

“We hadden een tijd geen auto, moesten met de taxi naar de winkel. Dat kost ook geld. In de supermarkt kenden we nog niet alles wat in de rekken lag, we probeerden soms iets nieuws qua eten, betaalden daar dan drie pond voor, maar merkten ’s avonds al na één hap dat we het niet lustten … Alweer weggegooid geld. Kleine dingetjes, maar als je het optelde …

“Er waren ook problemen met de autoverzekering. We moesten alles uitdokteren, het sleepte aan …

“Onbewust presteerde ik minder goed op het veld. Tijdens de training piekerde ik: hoe raken we vanavond nog in de winkel? En: ik moet nog naar de verzekeringsmaatschappij bellen. En: waar vind ik straks een taxi?”

Dacht je toen: was ik maar bij mama gebleven?

“Er komt toch een moment dat je zulke dingen zelf moet oplossen. Liever vroeg, zodat je er je lessen uit kan trekken, dan laat, als je denkt dat je alles weet.”

Tackelende trainer

Vanaf wanneer vielen de zaken in hun plooi?

“Stoke werd tweede en promoveerde naar de Premier League. Omdat ik enkele keren op de bank had mogen zitten, kreeg ik een deel van de premie. In de beker had ik een paar keer mogen spelen, daardoor verzamelde ik ook enkele winstpremies.

“Toen we dat geld op onze rekening zagen, wisten we dat we daar niet zot mee moesten doen. We zetten het opzij voor mocht er weer iets gebeuren.”

Op het sportieve vlak kwam je nooit echt aan de bak bij Stoke.

“Eerst zei de trainer me wat ik moest doen en wat niet. Ineens stopte dat. Als iemand in de defensie afhaakte, stelde hij mij niet op, maar trok hij liever een ander weg van zijn vertrouwde positie.

“Intussen werd in België gezegd dat het niet lukte voor mij, dat ik niet goed genoeg was … Ik begon aan mezelf te twijfelen, vroeg me af: ben ik wel de voetballer die ze hier denken dat ik ben? En: hoor ik in deze omgeving wel thuis? Mijn vorm ging naar beneden.”

Je werd uitgeleend aan vijfdeklasser Wrexham. Maar toen zat het weer tegen.

“Alleen de eerste drie dagen trainde ik er. Ik kreeg lichamelijke problemen. Vanaf toen zei de trainer daar: zie gewoon dat je er staat voor de matchen. Enkel ’s vrijdags kwam ik nog op het oefenveld, om te zien wie de vrijtrappen zou nemen en hoe we zouden voetballen. Vóór elke aftrap nam ik pijnstillers. Je wil op zo’n moment gewoon spelen.

“Na drie matchen onderging ik een herniaoperatie. Ik belandde weer bij Stoke en dacht: het is hier goed geweest. Ik vroeg mijn manager om een Belgische club te zoeken. Hij antwoordde: ‘Je kunt misschien naar Manchester.'”

Had je contact gehouden met Warren Joyce, die daar intussen trainer was geworden bij de reserven? Of gebeurde het dankzij de Manchesterscout die je opmerkte bij Wrexham?

“Beide. Die laatste schreef mijn naam op, Warren drukte wat door. Ik belde nog vaak met hem. Bijvoorbeeld toen het lastig was bij Stoke, om te vragen hoe ik moest reageren.”

Met wat spreek jij Joyce zo aan, denk je?

“Als Warren meespeelt op training, vliegt hij er ook serieus in. Hij tackelt zijn eigen spelers.”

Zie je hem als een vriend?

“Misschien wel. Ik kan hem nu moeilijk mijn beste maat noemen, hij is mijn trainer. Maar soms belt hij me om elf uur ’s avonds nog, na een match, om me op dingen te wijzen, zaken die hij ook in de kleedkamer kan zeggen. Nu gaf hij me stiekem een oefening mee die we in de voorbereiding zullen doen. ‘Zorg dat je dat goed kunt, dan zit je al safe.'”

Hier werd meewarig gedaan over je transfer.

“Ik ging weleens kijken op het internet, omdat ik me afvroeg wat België dacht. Dan las ik: ‘Zo’n goede was dat niet bij Antwerp.’ Of: ‘Dat is er een die binnenkort weer afzakt.’ Maar de helft van de mensen die zeiden dat ik niet goed genoeg was voor Manchester, had mij nog nooit zien voetballen.

“Ook ik vroeg me af: hoe speelde ik dit klaar? Maar ik kon bij Manchester alleen maar winnen. Als ik niet goed genoeg was, stond het toch maar mooi op mijn cv. Met zo een vermelding gaan veel poorten open.”

‘Morning Tintin’

Je belandde bij de reserven maar trainde soms mee met de A-ploeg.

“Als ze een man te kort hadden om een matchke te spelen, was ik de eerste die mocht doorschuiven.”

Hoe voelde jij je tussen die vedetten?

“Toen ik in het begin door de fitnesszaal moest terwijl zij daar zaten, nam ik weleens een lange omweg. Ferguson durfde ik niet aan te kijken. Maar als je daar zes maanden later nog zo staat, dwing je nooit respect af.

“Nu is het alsof ik er al jaren speel. Kom ik binnen, dan zegt pakweg RioFerdinand: ‘ Morning Ritch.’ Of: ‘ Morning Tintin.’ Na een tijdje loop je gewoon tussen hen. En plots trap je een balletje met CristianoRonaldo, Darren Fletcher en WayneRooney. Speciaal. Maar die mannen hebben ook maar twee armen en twee benen, die sjotten ook maar tegen hetzelfde stuk leer als jij. Ze basketten, pingpongen en vertellen een mopje zoals een ander.”

Op 24 mei liet Ferguson zijn sterren rusten met het oog op de Champions Leaguefinale en zette hij jou aan de aftrap van de laatste competitiematch van het seizoen, tegen Hull City. Je zei vooraf: ‘Deze negentig minuten maken of kraken me.’

“Als ik het in die match niet behoorlijk gedaan zou hebben, zou iedereen nu denken dat Engeland niks voor mij is. Omdat ik tijdens die wedstrijd wel goed presteerde, vragen mensen nu waarom bij Manchester gebeurt wat bij Stoke uitbleef en wordt het probleem niet bij mij gezocht maar bij Stoke.”

Als dat besef je vóór die match overvalt, verlamt dat je dan niet?

“In het begin wel. Maar ik had kei-ervaren spelers naast me. Toen ik onnodig een hoekschop weggaf, tikte Fletcher op mijn rug. ‘Goed gedaan’, zei hij. Ik groeide, ook al wist ik perfect dat ik niet het best mogelijke gedaan had in die situatie.

“Na de rust durfde ik meer, omdat Ferguson me was komen feliciteren en gevraagd had om te bewijzen dat het niet bij die ene helft zou blijven.”

Na 79 minuten werd je gewisseld.

“Ferguson applaudisseerde en zei dat ik het niet veel beter had kunnen doen.”

Manchester won met 0-1. De volgende dag stonden in de Engelse kranten lovende woorden over jou.

“En ik wist toen dat mensen in Stoke dezelfde krant aan het lezen waren als ik. Hopelijk staan ze daar nu nog aan die trainer te vragen hoe het mogelijk is dat ze mij lieten gaan.”

Droomfabriek

Twee dagen later mocht je naar de Kirin Cup. Naar verluidt fonkelde je er tijdens je debuut bij de Rode Duivels.

“Tegen Chili speelde ik als linksback en durfde ik meer dan tegen Hull, omdat ik die match net achter de rug had.

“Hopelijk selecteert Frank Vercauteren me weer als België tegen Tsjechië speelt ( vriendschappelijk, op 12 augustus, nvdr).”

Klopt het dat het tv-programma ‘De Droomfabriek’ in je kindertijd ooit eens een brief van jou ontving waarin stond dat je eens wou meedoen met de Rode Duivels?

“Ja, maar mijn wens is toen niet ingewilligd.

“De nationale ploeg staat voor mij nog altijd een trapje hoger dan Manchester United. Voor je land mogen spelen, ik vind dat een eer.”

Hoe zie jij je toekomst nu?

“In de eerste ploeg van Manchester staan mannen die de Champions League al wonnen. Die zet je niet zomaar opzij. Ik moet wachten op mijn kans, iemands blessure bijvoorbeeld.

“Krijg ik geen vaste plaats bij de A-ploeg, dan wil ik zo snel mogelijk uitgeleend worden. Als ik bij een Championshipploeg ( Engelse tweede klasse, nvdr) veertig matchen kan spelen, heb ik een geslaagd seizoen.”

Je staart je niet blind op een basisplek bij Manchester?

“Als je er eerst van uitgaat dat iets niet zal lukken en het gebeurt toch, dan is dat fantastisch. Blijft het uit, dan komt de schok niet zo hard aan. Met die ingesteldheid leef ik.”

Was het een portie geluk die je daar bracht waar je nu bent, vind je?

“Manchester is geen liefdadigheidsinstelling en Warren haalde me niet uit naastenliefde. Hij nam een risico. Als ik het niet goed had gedaan, zou de club eens raar gekeken hebben als hij de volgende keer met een naam afkwam.

“Maar iedereen heeft wat geluk nodig. De juiste pass op het juiste moment met de juiste persoon in de tribune en je carrière is misschien gemaakt.”

door kristof de ryck – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content