Komend weekend bezoekt Laurent Ciman met Club Brugge zijn ex-club Charleroi. Zijn aanpassing bij blauw-zwart verloopt niet rimpelloos. Een analyse, met stemmen uit Charleroi.

Geen Laurent Ciman afgelopen woensdag op het scheidsrechtersblad van Club Brugge voor de thuiswedstrijd tegen Zulte Waregem, geen Ciman zaterdag tegen Kortrijk.

Na een paar woelige weken met fouten, boegeroep in de tribune en striemende kritiek, greep trainer Jacky Mathijssen in. Hij gunde zijn verdediger wat rust en nam hem in bescherming.

Een goeie zet van Mathijssen: 2008 wás al een woelig jaar voor Ciman. Eerst raakte hij bij Charleroi zijn basisplaats kwijt, vervolgens kreeg hij in Peking een klap toen bondscoach Jean-François de Sart op de rechtsachter de voorkeur gaf aan Sepp De Roover. Tegen China weigerde hij zelfs in te vallen. Uiteindelijk speelde hij in Peking slechts tien minuten: tegen Nigeria, match waarin hij ook scoorde. “Toen ik terugkeerde, zeiden mijn vader en mijn manager dat ik ginder slecht gereageerd had. In China was ik gewoon gefrustreerd. Ik had zo veel van de Spelen verwacht.”

Aan de onverwachte transfer naar Brugge die hij voor zijn vertrek naar de Spelen afsloot, trok hij zich op. Daar zou hij zich herpakken. Drie weken geleden nog vertelde Ciman in zijn nieuwe woonplaats Edingen (tussen Brugge en Charleroi, waar zijn vriendin werkt) nog hoe blij hij was met zijn overstap, maar ook hoe verbaasd hij was dat Club net in de gegeven omstandigheden tussen 600.000 en 700.000 euro voor hem neertelde na een minder geslaagd jaar: “Op basis van het afgelopen seizoen was het bizar dat ik bij Club kon tekenen.”

Ciman vertelde hoe goed hij opgevangen werd bij Club. Jonathan Blondel, die hij kende van bij de nationale beloften, loodste hem op de eerste dag binnen en stelde hem aan iedereen voor. ” Stijnen stuurde me meteen een sms’je om me welkom te heten. Alles verliep direct goed. Gek, want ik sprak geen woord Nederlands. Ik volg wel lessen, maar ik kan nog geen gesprek voeren.”

Brugge beviel hem meer dan Anderlecht of Standard, voegde hij er aan toe: “Omwille van de Vlaamse mentaliteit. François Sterchele had het daar ook over toen hij naar Germinal Beerschot vertrokken was. Anderlecht is meer gemediatiseerd en de concurrentie is er vlijmscherp. Bij Standard net hetzelfde. Bij Club is er ook concurrentie, maar het is er rustig. De werkomstandigheden zijn fantastisch. Alleen het ver-wachtingspatroon ligt hier anders. Met het 1-1-gelijkspel op KV Mechelen was hier niemand tevreden. Bij Charleroi hadden we dat een goed resultaat gevonden.”

Een paar weken later mocht dat positieve verhaal herschreven worden. In één week ging Ciman in drie opeenvolgende wedstrijden onderuit. De kritiek was niet min: de nieuwe rechtsachter was dé zwakke schakel en werd al bijgeschreven in de categorie ’te licht voor de top’.

Te hard aangepakt

In Charleroi vindt hoofdscout Raymond Mommens dat Ciman in de Vlaamse pers ongemeen hard werd aangepakt. “Hij heeft fouten gemaakt, maar hoe hij afgebroken werd, dat verdient hij niet. Hij is de stiel aan het leren. Laurent krijgt nu klappen, maar mentaal is hij sterk. Hij zal dit wel overleven, maar hij heeft tijd nodig om zich in te werken op die nieuwe positie. Ik moet het proces van Brugge niet maken, maar je inwerken bij een nieuwe club op een positie die niet je beste is, met een bepaald type speler voor je, lijkt me niet gemakkelijk. Vargas is een goeie voetballer, maar met pakweg Gert Verheyen voor zich was het voor Laurent wel anders geweest om zich in te passen als rechtsback. Positief is dat Jacky Mathijssen hem goed kent. Club is voor hem een ideale vereniging, met zijn mentaliteit past hij daar wel. Als Laurent naar een topclub in België moest gaan, dan liefst Club Brugge. Ik denk wel dat Laurent de kwaliteiten heeft om bij Club Brugge te spelen, maar ík zie hem liever als centrale verdediger, spelend op de man.”

Mommens kent Ciman sinds die op zijn twaalfde van Couillet bij Charleroi belandde. Op zijn veertiende verhuisde Ciman op eigen verzoek naar Olympic Charleroi. “Dat gebeurt nog wel eens dat jongens een stap terug willen zetten. Het mocht ook van Charleroi. Laat ons eerlijk zijn: op die leeftijd was Laurent niet de grote vedette, wel iemand die op karakter teerde, gedreven was, maar technisch niet de meest vaardige. Bij Olympic hebben we hem herontdekt op zijn zeventiende en hem teruggehaald, omdat we centraal achterin wat problemen hadden. Hij heeft zich hier goed ontwikkeld, was praktisch onmiddellijk titularis.

“Laurent moet je wél af en toe eens tegen het hoofd slaan omdat hij zijn kop tussen de schouders laat hangen en dan van die losse bewegingen durft te maken. Concentratieverlies, heet dat. We hebben veel aan die jongen gewerkt omdat hij ook veel kwaliteiten heeft.”

“De meeste matchen speelde hij bij ons centraal in de verdediging, behalve wanneer Frank Defays uitviel en hij ons als rechtsback depanneerde. In de jeugd is hij gevormd als centrale verdediger. Laurent is heel sterk op de man, heeft een goed kopspel, is agressief in de duels. Maar aan verschillende aspecten die nodig zijn op zijn nieuwe positie moet nog geschaafd worden. Zijn positiespel kan beter, het uitverdedigen ook: dat zijn gebreken die hij bij ons al had. Dat wéét hij ook. Het is voor hem extra moeilijk om nu ineens bij een topclub gedropt te worden op een plaats die niet zijn beste is, maar waar veel meer van hem verwacht wordt. Het is allemaal snel gegaan voor die jongen.”

Bal in tribune

Opvallend is dat Club Ciman weghaalde na zijn minst goeie seizoen: bij Charleroi kwam hij vorig jaar 24 keer op het veld, maar was hij op het einde geen onbetwiste titularis meer. Kort voor de winterstop verhuisde hij door de blessure van rechtsachter Frank Defays van het centrum van de verdediging naar de rechterflank. In februari zette trainer Thierry Siquet hem op de bank. De laatste wedstrijden van het seizoen stond hij weer op zijn vertrouwde plaats centraal achterin, maar toen Club zich meldde, reageerde hij opgelucht. “Ik had het gevoel dat mijn tijd gekomen was om weg te gaan. Ik boekte geen vooruitgang meer en ik kon mijn hoofd niet vrijmaken om me te concentreren. Er was ook niemand die me eens een schouderklopje gaf. Met trainer Thierry Siquet kwam ik niet goed overeen. Onze karakters verschillen heel erg. Het klikte totaal niet tussen ons en ik kon moeilijk met hem in de clinch gaan, want ik respecteerde hem zeer omwille van zijn mooie carrière als speler. Hij had voortdurend kritiek op mijn gedrag. Aanvankelijk dacht ik dat het voor mijn eigen goed was – hij had ervaring en ik luisterde – maar op den duur had ik er mijn buik van vol dat hij altijd op mijn kap zat. Ik wist niet hoe ik hem dat moest zeggen en dus zweeg ik liever. Vanaf dat moment haakte ik ook af bij de groep, ik stond erbuiten. Ik begreep ook niet waarom hij mij naar de rechterkant schoof, en niet iemand anders.”

Nochtans zette ook Jacky Mathijssen hem bij Club direct op rechts. Ciman: “Bij Charleroi kwam die positiewissel eerder over als een straf, een manier om met mijn voeten te spelen. Bij Club hadden ze me eerlijk verteld dat ze me gekocht hadden om Brian Priske te vervangen en de ploeg vooral defensief iets bij te brengen. Om aan te vallen hebben we op de flank al spelers genoeg, daar hoef ik me minder om te bekommeren. Het maakte ook een verschil dat ik altijd een goede band had met Mathijssen. Hij kan het vertrouwen van spelers en van een groep opkrikken.”

De opmerking dat hij centraal beter uit de verf komt, ontkent Ciman niet. “Misschien bén ik centraal ook beter. (aarzelt) Maar als de trainer me nuttig acht op rechts, is dat omdat hij vindt dat ik er de kwaliteiten voor heb, wat anderen ook mogen denken.”

Hij moet, beseft hij wel, af en toe zijn imago van dolle hond bijsturen. “Dat klopt. Ik moet mijn temperament in bedwang proberen houden.” En leren omschakelen van verdediging naar aanval. “Vroeger was dat mijn zwak punt, maar ik werk eraan en geef al minder slechte passes. Ook al keil ik nog altijd liever een bal in de tribune dan een onnodig risico te nemen.”

Neus tegen neus

Thierry Siquet, vorige week onder vuur als trainer van Charleroi, had er in die omstandigheden weinig behoefte aan om over Laurent Ciman te praten: “Ik heb op dit moment andere dingen aan mijn hoofd. Laat ons zeggen dat Ciman op dit moment niet één van mijn prioriteiten is.”

Assistent-coach Mario Notaro vraagt zich af of het verwachtingspatroon bij Club niet erg hoog ligt wat flankverdedigers betreft. “Misschien wil men dat iedereen speelt zoals De Cock en zijn voorgangers. Laurent is veeleer een verdedigend type. Maar hij is fysiek sterk genoeg om op termijn ook meer aanvallend te spelen. Hij heeft een heel hard schot en een uitstekende voorzet, plus voldoende fysiek om de hele tijd op en neer te gaan. Qua snelheid en duelkracht kan hij de strijd aan met om het even welke aanvaller in België. Het verschil met veel andere spelers is dat hij regelmaat mist, stabiliteit in zijn prestaties. Sommigen spelen een heel seizoen op hetzelfde niveau. Laurent durft van het ene extreme in het andere vervallen: hij wisselt fantastische matchen af met barslechte. Daarom valt hij makkelijker op, in positieve maar ook in negatieve zin. Je moet zijn prestaties evalueren over langere tijd. De competitie is nog niet halfweg. Men oordeelt vaak te snel.”

Charleroikapitein Frank Defays geeft toe dat Ciman niet altijd de makkelijkste was. “We stonden op het veld wel eens vaker neus tegen neus. Dat is zijn karakter. Hij accepteert niet meteen alles wat je tegen hem zegt. Naast het veld is Laurent een aardige jongen, op het veld reageert hij anders. Bij ons was hij omringd door ervaren verdedigers: niet alleen ik, ook Badou Kéréen Bertrand Laquait. Ik denk niet dat de schouders van Jeroen Simaeys al breed genoeg zijn om Laurent te sturen: ze zijn beiden even jong. Misschien dat iemand als Stijnen daar beter voor gewapend is.”

Volgens Defays moet Laurent Ciman eerst in zijn eigen hoofd een knop omdraaien. “Hij heeft het er moeilijk mee om op rechts te spelen. Het probleem is dat hij vandaag nog niet beseft wat hij kan en wat hij niet kan. Laurent heeft alle nodige kwaliteiten in zich. Hij moet de komende jaren de beste rechtsback van België worden. Omdat hij snel is, hard in de duels, met een goed kopspel. Bij balverlies moet zijn positiespel nog beter, maar het voornaamste probleem zit in zijn hoofd. Hij maakt zichzelf wijs dat die positie van rechtsback hem niet ligt. Hoe vaak is hij me, wanneer ik geblesseerd of geschorst was, niet komen vragen: ‘Wanneer ben je weer fit?’ Dan kon hij namelijk weer centraal spelen. Je kunt je dan afvragen: waarom ga je dan naar Club als die je vragen als rechtsback? Maar ik snap hem wel. Als Club Brugge me morgen een voorstel doet en eraan toe voegt dat ik linksback moet spelen, teken ik ook.”

Defays bevestigt wat Mommens en Notaro al aangaven: Ciman heeft hoogtes en laagtes. “Hij mist regelmaat. Zichzelf overtuigen, is niet zijn sterkste punt. Wanneer het met hem bergaf ging, verdween hij helemaal uit beeld. Zoals vorig jaar. Daar moet hij aan werken. Het is een jongen die zich soms onvoldoende in vraag stelt en dat op andere momenten dan weer te veel doet.”

Als ex-kapitein wil Defays Ciman graag nog wat raad geven: “Wat hij nu niet moet doen, is tilt slaan en zichzelf naar beneden halen. Hij moet nu dubbel zo hard werken en twee keer minder praten. Het is niet aan Club om zich aan te passen aan Laurent, hij moet zich aanpassen aan Club.” S

door geert foutré en stéphane van de velde – beelden: belga

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content